24 481
Wijziging van de Rampenwet en andere wetten in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de Rampenwet tot zware ongevallen en de regeling van enige andere onderwerpen

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 september 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel XVI wordt «artikel 1a» vervangen door: artikel 1a, onder 1°,.

B

Onder vernummering van artikel XIX tot artikel XXII worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, die als volgt luiden:

ARTIKEL XIX

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet wordt het rampenplan, bedoeld in artikel 3 van de Rampenwet, aangepast aan artikel I, onder G, onderdeel 2, van deze wet.

ARTIKEL XX

Artikel 9, tweede lid, van de Archiefwet 1995 komt als volgt te luiden:

2. Onze Minister-President kan regels stellen op grond waarvan in geval van buitengewone omstandigheden kan worden afgeweken van hetgeen in deze wet is bepaald met betrekking tot de vernietiging van archiefbescheiden.

ARTIKEL XXI

A

Indien deze wet eerder in werking treedt dan de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, komt artikel XXIV van die wet als volgt te luiden:

ARTIKEL XXIV

De artikelen 59 en 60 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen komen als volgt te luiden:

Artikel 59

1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 60 in werking worden gesteld.

2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij het in het eerste lid bedoelde besluit in werking gestelde bepaling.

3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.

4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.

5. Het in het eerste, derde en vierde lid bedoelde besluit wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.

6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Artikel 60

Onze Minister van Defensie is bevoegd, voor zover militaire belangen zulks vorderen, van de krachtens deze wet uitgevaardigde regelen en voorschriften af te wijken, dan wel deze voor zolang dat nodig is buiten werking te stellen en zelf ter zake een tijdelijke regeling te geven.

B

Indien deze wet later in werking treedt dan de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, wordt de Wet vervoer gevaarlijke stoffen als volgt gewijzigd:

1. Artikel 59 vervalt.

2. De artikelen 60 en 61 worden vernummerd tot 59 en 60.

3. Artikel 61 komt als volgt te luiden:

Artikel 61

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, paragrafen, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

C

Indien deze wet eerder in werking treedt dan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, wordt in artikel 10 van die wet «artikel 61» vervangen door: artikel 60.

D

Indien deze wet later in werking treedt dan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, worden in de bij die wet behorende lijsten A en B de woorden «van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen: artikel 61» vervangen door: van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen: artikel 60.

Toelichting

In het voorgestelde artikel XVI worden de artikelen 2c, eerste lid, en 11b, tweede lid, van de Rampenwet – voor zover de overtreding van het bij of krachtens deze artikelen bepaalde is aangeduid als strafbaar feit – ingevoegd in de alfabetische rangschikking van artikel 1a van de Wet op de economische delicten. Abusievelijk is achter artikel 1a «onder 1°» weggelaten. Bij onderdeel A van deze nota van wijziging wordt deze omissie hersteld.

In de wet van 16 september 1993 tot wijziging van de Rampenwet inzake informatieverschaffing en afstemming van rampen- en rampbestrijdingsplannen alsmede opneming van de planverplichtingen op het terrein van de rampenbestrijding in de bijlage bij de nieuwe Gemeentewet en de nieuwe Provinciewet (Stb. 1993, 503) is in artikel IV, eerste lid, onder meer bepaald dat uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van die wet de raden van de gemeenten ervoor zorgen dat hun rampenplan regels bevat met betrekking tot de informatieverschaffing als bedoeld in het nieuwe onderdeel f van artikel 4, eerste lid, van de Rampenwet.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld dat een rampenplan ook een plan in hoofdlijnen dient te bevatten over de wijze waarop de gemeente de schadelijke gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval beperkt. Daarbij is echter niet, zoals bij de wet van 16 september 1993, een overgangstermijn opgenomen waarbinnen de gemeenteraden aan deze verplichting moeten voldoen. Artikel XIX voorziet alsnog in een dergelijke termijn (zie onderdeel B van deze nota van wijziging).

Van deze gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om, eveneens in onderdeel B van deze nota van wijziging, enige fouten van zuiver technische aard te herstellen die na de totstandkoming van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden aan het licht zijn getreden.

In artikel XLVIII van de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is abusievelijk het – overigens niet bestaande – tweede lid van artikel 10 van de Archiefwet 1995 gewijzigd in plaats van artikel 9, tweede lid. Deze vergissing wordt in artikel XX hersteld.

De in artikel XXIV van genoemde invoeringswet opgenomen artikelen 60 en 61 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen zijn nadien vernummerd tot de artikelen 59 en 60. Artikel XXI, onderdelen A en B, is nodig om ervoor te zorgen dat de noodwettelijke bepalingen op de juiste plaats komen te staan.

De onderdelen C en D van artikel XXI strekken ertoe dat de bij de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden behorende bijlagen A en B worden aangepast aan deze vernummering, zodat daarin naar het juiste artikel van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt verwezen.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven