nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 10 januari 1996
De vaste commissie voor Justitie1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt
verslag uit te brengen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen
tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
het voornemen tot goedkeuring van de op 27 november 1992 tot stand gekomen
protocollen houdende wijziging van respectievelijk het Internationaal Verdrag
inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door
olie, 1969, en het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een
Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door
olie, 1971.
Deze leden kunnen in grote lijnen met die protocollen instemmen. Voordat
zij daartoe definitief besluiten, stellen zij enige vragen.
In eerste instantie vragen zij aandacht voor de aanscherping van het schadebegrip
op basis van artikel 2, derde lid van het protocol. Zij verzoeken de regering
uit te leggen door wie definitief de «redelijkheid» van de opgevoerde
kosten wordt beoordeeld. Tevens willen zij vernemen welke autoriteit zal controleren
of de voorgenomen maatregelen werkelijk worden genomen.
De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over de inhoudelijke beoordeling
van die criteria. Zij vragen bij voorbeeld wat de gang van zaken zal zijn
als zich een tankerongeval voordoet in het grensgebied van de 200-mijlszone
van verschillende verdragspartijen. Wie stelt in dit geval onvoorwaardelijk
vast of er voldoende mogelijkheid bestaat om het milieu werkelijk te herstellen?
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de terughoudende
opstelling van Italië met betrekking tot de protocollen. Naar zij begrijpen,
heeft Italië problemen met de veronderstelde beperking van de mogelijkheid
tot vergoeding van milieuschade. Deze leden hechten eraan meer over de argumenten
van Italië te vernemen. Heeft de regering die argumenten eveneens afgewogen?
Hoe luidt hun oordeel hierover?
Volledigheidshalve willen de leden van de VVD-fractie ook weten hoe een
eigenaar van een «combination carrier» kan bewijzen dat zich tijdens
een bepaalde reis van zijn schip geen olieresten meer aan boord bevinden.
Wie geeft de daarop betrekking hebbende documenten af?
Aan welke maatregelen wordt gedacht indien melding wordt gemaakt van maatregelen
om te voorkomen dat enige verontreiniging plaatsvindt? Wat wordt verstaan
onder «ieder feit dat ernstige en onmiddellijke dreiging van schade
door olieverontreiniging oplevert»?
De leden van de VVD-fractie hebben gesignaleerd dat onder het regime van
de beide verdragen bepaalde kwesties moeten worden opgelost aan de hand van
het nationale recht van de staat waar de schade wordt geleden. Zij willen
weten welke kwesties hier aan de orde zijn. Tevens hebben zij belangstelling
om te vernemen in hoeverre verschillende lidstaten tot verschillende uitkomsten
kunnen komen. Wat zijn de consequenties van die verschillen voor scheepseigenaren?
De leden van de VVD-fractie achten het opvallend dat de Verenigde Staten
zich in het verleden niet bereid hebben getoond om tot de protocollen van
1984 toe te treden. Hoe beoordeelt de regering de mogelijkheid dat de VS de
onderhavige protocollen van november 1992 wel accepteren? Zal de regering
rechtstreeks of indirect initiatieven nemen om de Verenigde Staten tot medewerking
te brengen? In dit verband vernemen de leden van de VVD-fractie gaarne eveneens
of «goedkope vlag landen» zoals Panama en Liberia tot de protocollen
zullen toetreden. Indien dat niet gebeurt, heeft dat dan invloed op de werking
van de protocollen en dus op de mogelijkheid van verhaal van de geleden schade?
De voorzitter van de commissie,
V. A. M. van der Burg
De griffier van de commissie,
De Gier
XNoot
1Samenstelling: Leden: V.A.M. van der Burg (CDA), voorzitter,
Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van
Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter,
M.M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA),
Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks),
J.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66),
Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries
(VVD), O.P.G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).
Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD),
Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van
Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA),
Vliegenthart (PvdA), Boogaard (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra
(VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA),
Apostolou (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD),
Weisglas (VVD), De Koning (D66).