24 466
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de totstandkoming van de Tweede Vereenvoudigingsrichtlijn-btw

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 november 1995

ARTIKEL I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

a. In onderdeel K.3 wordt de aldaar opgenomen Bijzondere bepaling vervangen door: Bijzondere bepaling

Op verzoek wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën aangewezen voor een bijzondere regeling ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld ter zake van de onder a bedoelde leveringen van accijnsgoederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn. Bij de uitslag van die minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns wordt de belasting geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de ter zake van de uitslag verschuldigde accijns en de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de minerale oliën met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag.

b. In onderdeel K.4 wordt de aldaar opgenomen bijzondere bepaling vervangen door: Bijzondere bepaling

Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b, wordt de belasting ter zake van de daaraan voorafgaande levering geheven naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot die goederen met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen wordt verstaan onder het beëindigen van de opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging brengt enkele wijzigingen aan in de in het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde nieuwe btw-regimes voor entrepots. Het gaat daarbij om het nieuwe regime met betrekking tot de leveringen van minerale oliën in een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën welke transacties veelal via een termijnmarkt plaatsvinden, en het nieuwe systeem voor bij ministeriële regeling aan te wijzen bulkgoederen die zich bevinden in een ander plaatsgebonden entrepot waarvan de transacties eveneens vaak via een termijnmarkt geschieden. Zoals ik ook in de nota naar aanleiding van het verslag heb benadrukt, komen beide nieuwe btw-regimes te staan naast de reeds bestaande btw-regimes als bedoeld in de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel II, onderdeel a, posten 7 en 8. Deze posten worden hierna aangeduid als tabel II, post a.7 en tabel II, post a.8. De Wet op de omzetbelasting 1968 duid ik hierna aan als de wet. In paragraaf 2.4. van de nota naar aanleiding van het verslag heb ik ook aangegeven dat ik via deze nota van wijziging de nieuwe btw-regimes iets zou aanpassen teneinde nog bestaande knelpunten en onduidelijkheden zo veel mogelijk weg te nemen. De hier bedoelde wijzigingen vloeien mede voort uit het overleg met het bedrijfsleven dat ter zake is gevoerd.

a. ARTIKEL I, onderdeel K.3

Onderdeel a wijzigt ARTIKEL I, onderdeel K.3, van het wetsvoorstel. Daarbij is de in dit artikelonderdeel opgenomen Bijzondere bepaling op tabel II, post a.7, voor de overzichtelijkheid geheel vervangen. De bijzondere bepaling regelde al in de aanvankelijk in dit wetsvoorstel voorgestelde opzet een bijzonder regime voor de heffing van de omzetbelasting ter zake van leveringen van minerale oliën die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats. Dit bijzonder regime dat komt te staan naast het bestaande systeem van tabel II, post a.7, is in deze nota van wijziging op enkele onderdelen aangepast.

In de nieuwe opzet van de Bijzondere bepaling wordt expliciet naar voren gebracht dat het bijzonder regime alleen van toepassing kan zijn met betrekking tot minerale oliën die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats die voor toepassing van dit regime is aangewezen. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats moet daartoe een verzoek doen bij de inspecteur. Met betrekking tot de wijze waarop het verzoek moet worden gedaan en de voorwaarden waaraan het moet voldoen, worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld.

In de nieuwe tekst van tabel II, post a.7, is ook aangegeven dat toepassing van het bijzonder regime meebrengt dat met betrekking tot de leveringen in de accijnsgoederenplaats voor de omzetbelasting geen verplichtingen meer bestaan. Zoals reeds is aangegeven in de memorie van toelichting was dit reeds de opzet van de eerder voorgestelde tekst van de Bijzondere bepaling. Dit wordt nu expliciet aangegeven.

Teneinde de heffing van de omzetbelasting zeker te stellen met betrekking tot minerale oliën die onder het nieuwe regime uit de accijnsgoederenplaats worden uitgeslagen in de zin van de Wet op de accijns, was in de eerder voorgestelde tekst bepaald dat bij uitslag de omzetbelasting wordt geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering dan wel de met de uitslag verband houdende levering. Teneinde de heffing bij uitslag meer eenduidig vast te leggen is in de nieuwe opzet van de Bijzondere bepaling bepaald dat bij uitslag steeds belasting wordt geheven ter zake van de aan de uitslag voorafgaande levering. Met betrekking tot de levering die voorafgaat aan de uitslag wordt in dit verband gedoeld op de levering aan degene die de goederen aan het opslagregime onttrekt, hetzij voor gebruik ten eigen bate, hetzij in het kader van een levering aan een afnemer die de goederen buiten het opslagregime afgeleverd wil hebben. De voorafgaande levering heeft dus altijd het kenmerk dat de goederen bij die levering nog binnen het opslagregime zijn gebleven.

De belasting ter zake van de aan de uitslag voorafgaande levering wordt, conform de eerder voorgestelde opzet, geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht. Door deze verlegging van de belastingheffing naar de afnemer zullen ondernemers die aanvankelijk goederen hebben kunnen leveren met toepassing van het tarief van nihil op de voet van deze post, niet achteraf zelf verplichtingen krijgen tegenover de fiscus wanneer aan de door hen geleverde goederen door de koper een andere bestemming wordt gegeven. Dit geldt ook met betrekking tot de zogenoemde listingverplichtingen wanneer de afnemer een intracommunautaire levering verricht. De afnemer moet dan deze verplichtingen vervullen.

Ten behoeve van een concurrentie-neutrale heffing van de omzetbelasting is in de Bijzondere bepaling op tabel II, post a.7 tevens bepaald dat de bij de uitslag van de minerale oliën verschuldigde accijns in de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting moet worden begrepen. Om dezelfde reden is dit ook voorgeschreven met betrekking tot de vergoeding voor diensten die aan de minerale oliën worden verricht na de voorafgaande levering, doch voor de uitslag van die goederen.

Met betrekking tot de minerale oliën die de accijnsgoederenplaats verlaten onder dekking van een accijnsgeleidedocument en die derhalve niet worden uitgeslagen in de zin van de Wet op de accijns, kan het bestaande regime van tabel II, post a.7, van toepassing blijven.

Voor de toepassing van de Bijzondere bepaling van tabel II, post a.7, zal bij algemene maatregel van bestuur op de grond van artikel 33a, tweede lid, van de wet worden bepaald dat een ondernemer aan wie een levering wordt verricht die voorafgaat aan de uitslag bedoeld in de Bijzondere bepaling, en die niet in Nederland woont of is gevestigd en die in Nederland geen vaste inrichting heeft, verplicht is ter zake van die levering en de daaropvolgende levering, een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning aan te stellen indien hij niet reeds een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning heeft aangesteld.

In de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, hierna de uitvoeringsbeschikking, zullen voorwaarden worden opgenomen waaraan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën moet voldoen als hij wil worden aangewezen voor de Bijzondere regeling van tabel II, onderdeel a, post 7. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op de door hem te voeren administratie. Daarnaast zal aldaar worden bepaald dat de vergunninghouder, wil hij van de bijzondere regeling gebruik kunnen maken, ervoor zorg moet dragen dat uit zijn accijnsgoederenplaats geen minerale oliën worden uitgeslagen waarbij de ondernemer die de belasting verschuldigd wordt over de aan de uitslag voorafgaande levering niet in Nederland woont of is gevestigd noch in Nederland een vaste inrichting heeft, tenzij die ondernemer ter zake van bedoelde levering en de daarop volgende levering een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning heeft aangewezen. Daarbij is het mogelijk dat de vergunninghouder zelf, na een daartoe gedaan verzoek, wordt aangesteld als fiscaal vertegenwoordiger met betrekking tot bedoelde transacties.

b. ARTIKEL I, onderdeel K.4

In tabel II, post a.8, is in het onderhavige voorstel van wet een bijzondere bepaling opgenomen die ertoe strekt een bijzonder heffingsregime op te zetten met betrekking tot bepaalde aangewezen bulkgoederen die zich bevinden in een plaatsgebonden entrepot, niet zijnde een accijnsgoederenplaats. Deze regeling vertoont veel overeenkomst met het bijzonder regime voor minerale oliën bedoeld in de Bijzondere bepaling van tabel II, post a.7.

De wijzigingen in de Bijzondere bepaling op tabel II, post a.8, hebben dezelfde strekking als de hiervoor aan de orde gestelde wijzigingen van de Bijzondere bepaling van tabel II, post a.7. Ik volsta daarom met een summiere toelichting op de via deze nota in tabel II, post a.8, aangebrachte wijzigingen.

De bijzondere regeling voor plaatsgebonden entrepots komt ook hier te staan naast de bestaande regeling voor niet-plaatsgebonden entrepots. Een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot kan op verzoek worden verleend, mits wordt voldaan aan de daartoe in de uitvoeringsbeschikking te stellen voorwaarden. Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in een plaatsgebonden entrepot wordt de belasting geheven over de aan die beëindiging voorafgaande opslag. De belasting zal daarbij worden geheven van de ondernemer aan wie de goederen zijn geleverd. Ook in deze Bijzondere bepaling is nu vastgesteld dat in de maatstaf van heffing voor de te belasten levering ook de vergoeding moet worden begrepen voor de diensten die aan de desbetreffende goederen zijn verricht met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, nadat die levering is verricht maar voordat de opslag van de goederen in het plaatsgebonden entrepot is beëindigd.

Met betrekking tot de toepassing van het tarief van nihil op leveringen van goederen in een plaatsgebonden entrepot zullen bij algemene maatregel van bestuur nadere voorwaarden worden gesteld. Tevens zal voor de toepassing van de Bijzondere bepaling op tabel II, post a.8, bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat een ondernemer aan wie een levering wordt verricht die voorafgaat aan de beëindiging van de opslag bedoeld in de Bijzondere bepaling, en die niet in Nederland woont of is gevestigd en in Nederland evenmin een vaste inrichting heeft, ter zake van die levering en de daaropvolgende levering, verplicht is een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning aan te stellen indien hij niet reeds een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning heeft aangesteld. Ook in deze gevallen kan de vergunninghouder van het plaatsgebonden entrepot optreden als fiscaal vertegenwoordiger ten behoeve van bedoelde ondernemer.

Met betrekking tot de voorwaarden waaraan de vergunninghouder voor een plaatsgebonden entrepot moet voldoen, zullen in de uitvoeringsbeschikking bepalingen worden opgenomen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven