24 457 (R 1552)
Aanpassing van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, met bijlagen 1, 2 en 3, alsmede wijziging van de Rijksoctrooiwet

nr. 10
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN

Ontvangen 23 november 1995

Het verslag van de Staten van de Nederlandse Antillen geeft mij, mede namens de Minister van Justitie, aanleiding tot de volgende opmerkingen.

De Staten vragen zich af of als gevolg van artikel I van het onderhavige voorstel van rijkswet artikel 104, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 niet kan vervallen. Ik wijs erop dat in artikel 104, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 een wijziging wordt aangebracht in artikel 17A, derde lid, van de Rijksctrooiwet. Artikel I van het onderhavige wetsvoorstel ziet op artikel 17A, zesde lid, van de Rijksoctrooiwet. Ik meen derhalve dat beide bepalingen naast elkaar betekenis hebben. Hieraan doet niet af dat in het laatste gedeelte van artikel 104, derde lid, van de Rijksoctrooiwet, abusievelijk een wijziging is opgenomen die niet op het derde lid van artikel 17A van de Rijksoctrooiwet betrekking moet hebben maar op het zesde lid van die bepaling. Dit laatste deel van de wijziging heeft geen doel getroffen. Het intrekken van dat gedeelte van die bepaling heeft echter geen zin omdat een wijzigingsbepaling is uitgewerkt op het moment van inwerkingtreding.

De Staten constateren dat er thans geen octrooigemachtigden op de Nederlandse Antillen zijn gevestigd. In dit verband vragen zij aandacht voor artikel 26 van de Rijksoctrooiwet 1995 alwaar wordt bepaald dat een aanvrager om octrooi die niet in het Koninkrijk woont, in Nederland domicilie dient te kiezen bij een op grond van de Rijksoctrooiwet ingeschreven gemachtigde. Ten aanzien van deze gemachtigden bepaalt het Octrooigemachtigden-reglement dat zij kantoor dienen te houden in het Koninkrijk. Volgens de Staten maakt artikel 26 het echter voor gemachtigden onaantrekkelijk om zich op de Nederlandse Antillen te vestigen. Ik heb er geen bezwaar tegen om artikel 26 zo aan te passen, dat een aanvrager die niet in het Koninkrijk woont ook domicilie kan kiezen bij een ingeschreven gemachtigde die niet in Nederland maar in een van de andere delen van het Koninkrijk gevestigd is. Ik verwijs naar de nota van wijziging.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Naar boven