24 445
Mest- en ammoniakbeleid

26 729
Integrale aanpak Mestproblematiek

nr. 63
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 juli 2001

De vaste commissies voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 en voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 21 juni 2001 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

de brief van de minister van LNV d.d. 16 mei 2001 inzake de berekening van het landelijk mestoverschot (24 445, 26 729, nr. 62);

de brief waarom is gevraagd tijdens de regeling van werkzaamheden inzake dit onderwerp door de heer Meijer.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Waalkens (PvdA) constateert, gelet op het verwachte mestoverschot van 8 miljoen kg fosfaat voor 2003, dat het bedrijfsleven goed anticipeert op de diverse regelingen, al blijft een aantal variabelen onzeker. Die zijn slechts in te schatten. Het mestoverschot blijft echter bestaan. Hetzelfde geldt voor de stikstofbelasting. Dat blijft een fors probleem. Het beleid moet daarom onverkort worden voortgezet, want er moet ook worden voldaan aan de Europese Nitraatrichtlijn. Er moet evenwicht op de mestmarkt komen, ook met het oog op de fraudegevoeligheid van het systeem. Onevenwichtigheden moeten door saneringsmaatregelen zoveel mogelijk worden weggenomen, ook als die harde consequenties hebben. De flankerende maatregelen rondom de sanering zijn in dat kader ook van belang.

De fosfaatbelasting uit dierlijke mest moet ook bij de beoordeling van de milieubelasting worden meegenomen, want fosfaat stuurt de meststromen. De nitraatbelasting, uit kunstmest en dierlijke mest, wordt al wel meegenomen. Bij het voldoen aan de Nitraatrichtlijn – daarmee is de ammoniakbelasting ook teruggedrongen – is een verlaging van de fosfaatbelasting echter goed bruikbaar, ook met het oog op de milieubelasting. In dat kader wordt in het NMP-4 gesproken over sterkere reductiedoelen terzake. Het stelsel van mestafzetcontracten (MAC's) is nodig om te kunnen voldoen aan de Nitraatrichtlijn. Hoe staat het wat dat betreft met het derogatieverzoek aan Brussel?

Wat wordt er gedaan om de tekenbereidheid van de akkerbouwers te optimaliseren? De heer Waalkens is het eens met de aanbeveling om ook voor de provincies regionale gegevens en resultaten van het mestoverschot te verzamelen. Hij maakt zich zorgen over de positie van het Bureau heffingen, in relatie tot het Minas (mineralenaangiftesysteem).

De heer Meijer (CDA) stelt vast, gelet op de huidige ontwikkelingen, dat het verwachte mestoverschot voor 2003 vrij stevig overeind staat. Er is eerder sprake van een dalende dan een stijgende tendens. Dat is echter geen reden de klok stil te zetten. De sector verdient een compliment voor de geleverde inspanningen, ook financieel, want er is grote vooruitgang geboekt bij het terugdringen van het mineralenoverschot en de emissies en het kan nog beter. In plaats van zijn waardering uit te spreken voor de geleverde inspanningen laat de minister van LNV echter via de media weten dat hij geen reden ziet een discussie met de Kamer aan te gaan over de tot dusverre genomen maatregelen, waarbij is uitgegaan van een overschot van 21,5 miljoen kg stikstofoverschot. De heer Meijer constateert dat de diagnose van destijds, op basis waarvan deze maatregelen zijn genomen, verkeerd is gesteld, want inmiddels is gebleken dat de patiënt door middel van therapeutische behandelingen weer gezond en vitaal kan worden gemaakt. Het voortschrijdend inzicht op dit punt moet worden vertaald in beleid. Uiteraard moet worden voortgegaan op de ingeslagen weg, maar onzekerheden of onduidelijkheden moeten zoveel mogelijk worden weggenomen, zodat de perspectieven nog beter in zicht komen.

De heer Meijer pleit voor een nader onderzoek naar de relatie tussen fosfaat en stikstof, ook gelet op de nitraatbelasting en de ammoniakemissie. Dat is ook een mooie gelegenheid de motie-Meijer, waarin wordt gevraagd om een betere wetenschappelijke onderbouwing van de nitraatbelasting in Nederland, uit te voeren. Als het reële fosfaatgehalte in organische mest lager is dan tot op heden is aangenomen, dan geldt dat ook voor het stikstofgehalte in mest. Daarom moet dit rapport ook naar Brussel worden gestuurd, ter onderbouwing van het derogatieverzoek.

De jongste gegevens hebben ook gevolgen voor de extensivering van de landbouw en het terugdringen van emissies. De uitspraak van het kabinet over de aangenomen motie over het terugdringen van de zone van 500 naar 250 meter voor zeer kwetsbare natuurgebieden speelt er ook een rol bij, net als de uitvoering van de Reconstructiewet. Hoe staat het daarmee?

Wat vindt de minister van een eventuele aanpassing van de mestnormen na 2003? De herberekening van het mestoverschot begin volgend jaar kan daarvoor maatgevend zijn. Op basis daarvan kan er een discussie volgen over de normen na 2003, want het valt momenteel wel mee met de gevoeligheden die in het rapport worden aangegeven. De acceptatie van mest door akkerbouwers ontwikkelt zich gunstig. Het afsluiten van MAC's verloopt goed. De vermindering van het aantal dieren zet gestaag door. Dat versnelt het evenwicht op de mestmarkt, net als de stijging van de mestexport in korrelvorm en de realisatie van mestverbrandingsinstallaties. Hoe wil de minister het sluiten van loze MAC's voorkomen? Het verschil tussen forfaitaire normen en reële productiehoeveelheden blijkt groter dan gedacht, maar ondernemers worden toch gedwongen tegen hoge kosten MAC's af te sluiten. Dat leidt tot enorme kapitaalvernietiging. Bijstelling van de forfaitaire normen zou wat dat betreft redelijk zijn. Is de minister bereid, omdat de Minas-verliesnormen het meest beperkend voor de sectoren zijn, om voor meer ruimte binnen die normen te zorgen? Dan zou de akkerbouw organische mest gemakkelijker kunnen toepassen.

De heer Ter Veer (D66) vindt dat er tijdens de twee paarse kabinetten goede voortgang is gemaakt met het oplossen van het mestoverschotprobleem. Het wachten is nu op de aanneming door de Eerste Kamer van de Wet mestafzetcontracten en de Reconstructiewet, want die vormen het sluitstuk van de aanpak van het mestprobleem.

Het verwachte mestoverschot voor 2003 is naar beneden bijgesteld, maar het blijft een educated guess, want het effect van de genoemde variabelen kan slechts worden geschat. Er is ook onzekerheid over de gunstige effecten van mestverwerking. Is de mestverbrandingsinstallatie in Apeldoorn al bedrijfsgereed? Hoe staat het met de mestbewerking enverwerking in de diverse conglomeraties varkenshouderij? De uitkomst van dit alles heeft gevolgen voor het uiteindelijke mestoverschot voor 2003.

De Hoge Raad moet zich nog uitspreken over de Wet herstructurering varkenshouderij. Dan is duidelijk wat het primaat van de politiek vermag en wat wel of niet mag. Misschien mag er meer, er mag in ieder geval niet minder. De wet zou ook een grotere operationaliteit kunnen krijgen. Dat kan leiden tot een verdere inkrimping van de veestapel en dus tot een verdere verlaging van het mestoverschot. In dat kader zou er kunnen worden gewacht met het effectief laten worden van de volgende opkooptranche. Het kabinet moet doorgaan met het ingezette beleid, want het mestoverschot komt in ieder geval uit op 3 miljoen kg fosfaat. Dat is nog heel veel.

De heer Van der Vlies (SGP) is, naar aanleiding van de positieve verwachtingen in het rapport, benieuwd naar de beleidsconclusies over de lopende zaken. Wat vinden de bewindslieden van de beleidsaanpassingen voor de nabije toekomst? Deze zijn al voorzien, aan de hand van allerlei testmomenten. De boeren hebben zich veel inspanningen getroost. Ze hebben veel investeringen gedaan. Nu het er gunstiger uitziet, gaat het niet aan dat ze daar niets van merken. Het derogatieverzoek heeft nu ook meer perspectief. Hoe staat het daarmee?

Mestverwerking moet grootschalig en regionaal plaatsvinden, ook op bedrijfsniveau. Daar waar dat deugdelijk kan, op basis van een vergunning, moet dat worden gestimuleerd, want ook dat leidt tot een reductie van het mestoverschot. Per 1 januari jl. is een fraudebestendig bemonsteringsysteem verplicht, via de potten en de zakken. De potten zijn echter nog steeds niet fraudebestendig. Wat is de stand van zaken wat dit betreft? Vorig jaar is afgesproken dat, in het geval van bedrijfsovernames van vader op kind, de mestnummers niet hoeven te worden veranderd. Dit blijkt in de praktijk nog steeds niet geregeld te zijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) neemt met veel genoegen kennis van het fors naar beneden bijgestelde mestoverschot voor 2003, maar waarom zijn de cijfers nu pas bekend gemaakt? Als dat eerder was gebeurd, dan had de Kamer die bij de behandeling van de mestwetten kunnen gebruiken. Hoe komt het dat het ministerie bijna een jaar nodig heeft gehad voor iets dat landbouwjournalisten een tijdje terug «op de achterkant van een sigarendoos» hebben berekend? Er wordt uiteraard uitgegaan van een aantal aannames, maar wil dat zeggen dat de cijfers nog kunnen wijzigen? Als dat het geval is, dan kan er pas sprake zijn van goed overleg over het mestbeleid als het plaatje helemaal helder is.

Wat is de relatie tussen stikstof, nitraat en fosfaat, nationaal en Europees gezien? Hoe staat het met het derogatieverzoek? Wat betekenen de Brusselse nitraatnormen voor de resultaten van het rapport en het nationale mestbeleid? Hoe staat het met de regionale component van het mestoverschot? Wordt daar onderzoek naar gedaan? Gaat de minister zich sterk maken voor mestverbranding?

De minister houdt vast aan de ingezette lijn, maar door MAC's kan er ruimschoots worden voldaan aan de Brusselse voorwaarden met betrekking tot de nitraatnorm. Dat wil zeggen dat het grootste knelpunt daarmee is opgelost en dat er wat betreft fosfaat sprake is van een eigen wensenlijstje. Fosfaatmestoverschot heeft echter vooral te maken met het Minas en bestaat dus eigenlijk alleen op papier. Gegeven de vaste verhouding tussen stikstof en fosfaat in mest kun je echter concluderen, doordat er kan worden voldaan aan de nitraatnormeis, dat daarmee ook het fosfaatbeleid is gedekt. Waarom houdt de minister dan toch vast aan de fosfaatcomponent in het Minas? Dat kan alleen maar te maken hebben met het nationale milieubeleid, want Brussel vraagt daar niet om. Bij de behandeling van de mestwetgeving benadrukte de minister echter vooral de Europese component. Een helder beeld van de Europese verplichtingen en de nationale wenselijkheden is heel belangrijk.

De MAC's en het Minas vormen tezamen een dubbel slot op de deur, maar de VVD-fractie vindt één slot ruimschoots voldoende. Zij is een groot voorstander van de ruimte-voor-ruimteregeling. Daar moeten de middelen voor worden ingezet. Aan het opkopen van overschotten op papier heb je niets. MAC's sluiten echter naadloos aan op de Europese nitraatrichtlijn. Dat moet de leidraad zijn. De minister wil het ingezette beleid met kracht voortzetten, maar de boeren hebben inmiddels veel inspanningen gepleegd en veel investeringen gedaan. In het verleden heeft de minister toegezegd dat hij, wanneer het mestoverschot zou meevallen, bereid is een aantal normen aan te passen, ook in relatie tot eventuele loze mestcontracten. Doet de minister die toezegging gestand?

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) is zeer te spreken over de herberekening op basis van MAC's en het Minas, al blijft er sprake van onzekerheden. Maatregelen die op bedrijfsniveau ogenschijnlijk beperkt effect hebben, blijken landelijk zeer forse effecten te hebben. Het lagere fosfaatoverschot van 8 miljoen kg is veroorzaakt door de lagere fosfaatproductie op dierniveau. Op basis van de ontwikkelde systematiek moeten de cijfers jaarlijks worden geactualiseerd.

De combinatie van het Minas en MAC's zorgt voor complexe wetgeving. De cijfers uit deze combinatie roepen nieuwe vragen op. Mede daarom vroeg zijn fractie bij de behandeling van het wetsvoorstel over MAC's of de stapeling van het Minas, MAC's en de dierrechten verantwoord en nodig was. De spanning hiertussen komt tot uiting in het gestelde dat MAC's en het Minas niet geheel sporen. Daardoor kan het nodig zijn loze contracten te sluiten voor een virtueel mestoverschot. Daardoor wordt echter onnodig beslag gelegd op de plaatsingsruimte. Dat kan op regionaal niveau tot problemen leiden. Kan er wat dat betreft niet voor een vrijstelling worden gezorgd? De mestplaatsingsruimte en de mestproductiecapaciteit zijn bepaald aan de hand van een groot aantal factoren. De dierenaantallen hangen in de melkveehouderij nauw samen met de melkproductie per koe. Hoe ver willen de bewindslieden daarmee gaan? Wat is een aanvaardbare melkproductie? Komen er op een bepaald moment wat dat betreft geen ethische grenzen in beeld? Wat vindt de regering ervan dat het areaal van de hobbyboeren waarschijnlijk niet beschikbaar komt in de omvang van 150 000 ha? Een eventueel in te voeren ruimteheffing kan een positief effect hebben, want daardoor blijft er in de toekomst meer agrarische grond beschikbaar. Wordt er rekening gehouden met een eventuele importstroom, bijvoorbeeld in de grensstreek?

Het systeem is gefocust op dierlijke mest. Daarom moet er meer helderheid komen over de positie van kunstmest. Fosfaatkunstmest telt niet mee bij de bepaling van de fosfaatverliezen, maar toch moet dit beter in beeld worden gebracht. Er is nog een plaatsingsruimte van 32 miljoen kg stikstof, uitgaand van MAC's. Er zouden dus meer dieren kunnen worden gehouden. Dat kan echter niet de bedoeling zijn, want in het NMP-4 wordt gesproken over een halvering van de dierstapel. Is het wel verstandig de dierrechten in 2005 af te schaffen? Op basis van de plaatsingsruimte is er nog een fosfaatruimte van 13 miljoen kg stikstof. Op basis van het Minas is er sprake van een overschot van 8 miljoen kg fosfaat. MAC's zijn minder beperkend voor de mestafzet in Nederland dan het Minas. Wat voegt de ingewikkelde systematiek van MAC's toe aan dat van het Minas? Het Minas geeft de werkelijkheid beter weer. Het stelsel van MAC's zou daarom beter uitsluitend als rekenmodel kunnen worden gehanteerd om te bezien in hoeverre er wordt voldaan aan de Nitraatrichtlijn van Europa.

Mevrouw Vos (GroenLinks) is het met de regering eens dat de resultaten van het rapport aanleiding zijn het ingezette beleid met kracht voort te zetten, want de huidige milieudoelstellingen zijn aan de krappe kant. Eigenlijk moeten de milieunormen worden aangescherpt. Kijkend naar de normen die haar fractie op dit punt stelt, vindt zij het huidige mestbeleid niet voldoende. Mevrouw Vos heeft zorgen over de doelstelling voor de droge zandgronden. Zowel het nitraatverlies als de grootte van het areaal is te krap berekend. Als het derogatieverzoek niet wordt gehonoreerd, dan moet er een scherper mestbeleid op het gebied van nitraat worden gevoerd.

Is de tekenbereidheid van akkerbouwers als het gaat om MAC's niet te optimistisch ingeschat? Klopt het dat de 140 000 ha van hobbyboeren is meegerekend bij het tellen van gronden? Worden die optimaal gebruikt bij het afsluiten van MAC's? Zou de inzet voor exportmogelijkheden niet kunnen tegenvallen? Ook de mestverbranding zou lager kunnen uitpakken. Hoe hard zijn de cijfers op dit punt? Haar fractie sluit niet uit dat de verwachte 8 miljoen kg fors hoger uitpakt. Er is in ieder geval geen reden het beleid te versoepelen. Fosfaatkunstmest wordt nog steeds niet meegenomen in de Minas-berekening, maar wordt het geen tijd om dat wel te doen? Ook mevrouw Vos maakt zich zorgen over de handhaving van de dierrechten. Deze raken buiten beeld, maar heb je dit slot niet nodig om een groei van de veestapel te voorkomen? Wanneer komt er meer nieuws over de Wet herstructurering varkenshouderij? Als er toch een bepaalde vorm van generieke korting mag worden toegepast, overweegt de regering die dan? Wordt er al aan gedacht een eventuele tweede opkooptranche heel gericht in te zetten in de zones rond natuurgebieden?

Het antwoord van de regering

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onderstreept het nut van het rapport, maar de betekenis ervan is beperkt. Hoe je het ook wendt of keert, er is nog steeds sprake van een veel te groot mestoverschot, zowel qua stikstof als qua fosfaat. Het stikstofoverschot voor 2003 wordt geraamd op 21 miljoen kg, met een bandbreedte van 3 tot 13 miljoen kg fosfaat. Kijk je naar de correlatie daartussen, tezamen met de forse onzekerheden, dan kun je slechts concluderen dat het beleid moet worden voortgezet.

Het derogatieverzoek wordt naar verwachting eind dit jaar afgehandeld door de Europese Commissie, maar dan moet het MAC's-wetsvoorstel wel door de Eerste Kamer zijn aangenomen. Er bestaat onzekerheid over de acceptatie bij de akkerbouwers van MAC's, maar interviews wijzen uit dat de acceptatiegraad hoger is dan eerder werd aangenomen. Ook bij de mestverwerking is er sprake van onzekerheid, bijvoorbeeld over het functioneren van de installaties en de verbranding, maar het kabinet is daar positief over. Het rapport zal naar Brussel worden gestuurd.

Het mestoverschot staat los van het doorgaan van MAC's en het Minas. Ook al is er geen overschot, met het oog op de geloofwaardigheid van het systeem blijft het belangrijk dat het instrumentarium van MAC's en het Minas blijven bestaan. In het forfaitaire systeem van MAC's wordt, voordat het productieproces begint, aangegeven waar de boer op rekent. Met behulp van het Minas kan aan het eind van het jaar, niet forfaitair, maar individueel, worden afgerekend op de totale hoeveelheid uitscheiding, aan de hand van datgene wat van tevoren is gecontracteerd. Er is destijds via het Minas inderdaad begonnen op een ander spoor dan het Europese, maar achteraf werkt de combinatie heel goed. Nederland zal in Europees verband worden afgerekend op de houdbaarheid van deze combinatie. Daarmee blijft de geloofwaardigheid van het Nederlandse mestbeleid in belangrijke mate overeind. Er is wat betreft stikstof en fosfaat sprake van een bepaalde correlatie. Je kunt het nitraatprobleem niet oplossen door alleen naar de stikstofkant te kijken. Fosfaat moet ook worden meegenomen.

De dierrechten worden per 1 januari 2005 afgeschaft, want die hebben zo langzamerhand genoeg ellende veroorzaakt. Het instrument van de dierrechten heeft de laatste jaren niet geleid tot een vermindering van het aantal dieren. Integendeel, ondanks de pluimveerechten is er de laatste jaren in die sector sprake geweest van een flinke groei. De hobbyboeren mogen nu zelfs 250 kippen in plaats van 100 kippen houden. Het systeem van MAC's is overigens bedoeld om de hoeveelheid mest binnen aanvaardbare grenzen te houden. De minister is ervan overtuigd, ook door het gestelde in het rapport van de commissie-Wijffels, dat er waarschijnlijk naar een kleinere veestapel wordt toegegaan, als gevolg van het beleid op een aantal terreinen. Het mestprobleem is een aspect van duurzame landbouw, maar niet het enige. Als het systeem op orde is, als het mestoverschot weg is, dan moet er tot verdere vereenvoudiging worden gekomen, tot regelgeving die minder knellend is, zonder dat de beleidsdoelstelling wordt losgelaten. Overreglementering moet worden voorkomen. Een belangrijk thema van de komende LNV-begroting is de reglementering op landbouwgebied. Er is nog steeds sprake van een groot aantal ongewenstheden wat dat betreft. De handhavingproblematiek heeft ook alles te maken met de wijze waarop er met de regels wordt omgegaan. Er moeten niet te veel regels zijn, maar ze moeten wel handhaafbaar zijn. Momenteel zijn er te veel regels die te weinig worden gehandhaafd. Het is nog niet duidelijk wat dit voor het Minas betekent. Volgend jaar wordt bekeken of de normen kunnen worden aangepast.

De minister is niet van zins te speculeren op de uitspraak van de Hoge Raad over de Wet herstructurering varkenshouderij. Hij wacht die uitspraak af. Daarna wordt bekeken hoe daarmee wordt omgegaan. De minister wacht echter niet met de tweede opkoopregeling, want er is nog steeds sprake van een overschot. Daarover vindt vanmiddag al overleg plaats, ook gelet op de ruimte-voor-ruimteregeling.

De minister maakt zich permanent zorgen over de fraude in de sector. Die moet worden bestreden. Er zijn twee bedrijven in deze sector werkzaam. Het is van groot belang dat zij hun werkzaamheden fraudebestendig kunnen doorzetten, ook ter voorkoming van een monopolie. Het bemonsteringsysteem, via potten en zakken, is daarom heel belangrijk. Problemen op dat punt moeten worden voorkomen. Er is geen sprake van een dubbel slot, maar van een effectief slot. Er wordt aan de voorkant gewerkt met MAC's, aan de achterkant met het Minas. Ook met betrekking tot het areaal is er nog sprake van onzekerheid. De minister hoopt dat het areaal beschikbaar komt, zodat hobbyboeren ook meedoen.

De vraag over de mestnummers wordt schriftelijk beantwoord. Er wordt een onderzoek gedaan hoe het zit met de regionale mestoverschotten. Wat betreft loze MAC's verwijst de minister naar de regeling die hiervoor in de wetgeving is getroffen. Hij taxeert dat het om een beperkt aantal bedrijven gaat, maar er moet voor een forfaitaire benadering worden gekozen. Mede in verband met de fraudeproblematiek zegt de minister toe dat deze kwestie bij de evaluatie in 2002 wordt meegenomen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer onderschrijft het gestelde dat het rapport een uitstekende analyse bevat, maar ook hij wijst op de grote onzekerheden. Het blijft dus een meting. Daar komt bij dat er sprake blijft van een mestoverschot, deels veroorzaakt door het beleid, deels door verwacht gedrag. De boeren hebben de laatste tijd veel inspanningen gericht. Er is sprake van een ander voedingsgedrag. Het aantal dieren gaat omlaag. De productiviteit gaat omhoog. De mestverwerking, via contracten en verbrandingsinstallaties, heeft ook kans van slagen. Een specifieke schatting van een en ander, uitgaand van een bepaalde veronderstelling, kan politiek gezien negatieve consequenties hebben, met name in Brussel. De minister is echter bereid tot een regulier beleid op dit punt te komen. Hij ziet dat als onderdeel van de monitoring, in de vorm van een jaarlijkse herschatting, op basis van de gekozen methodiek. Dit rapport heeft inderdaad tijd gekost, vooral omdat er tot een juiste methodiek moest worden gekomen. Nu daarover overeenstemming bestaat, gaat een jaarlijkse herhaling van een en ander veel sneller. Dan wordt op een gegeven moment ook een bepaalde trend in de verwachtingen zichtbaar. Dat voortschrijdend inzicht is beleidsmatig heel nuttig. De kosten hiervan wegen niet op tegen de opbrengsten, ook gelet op het handhaven van een gemeenschappelijke consensus en een vertrouwensrelatie daarover. Een en ander moet wel betrekking hebben op diverse veronderstellingen, schattingen en cijfers.

Nederland heeft een groot fosfaatprobleem. Er is sprake van een zeer groot areaal aan fosfaatverzadigde gronden. De uitspoeling daarvan naar het water brengt problemen met zich voor de biodiversiteit. Dat staat ook in het NMP-4. Op langere termijn is er een redelijk scherp beleid voor geformuleerd, uitgaand van de noodzaak fosfaatkunstmest terug te brengen in de regelgeving. Ook met het oog daarop is het zicht op een bepaalde trend van groot belang. Dan is er ook sneller overeenstemming over een bepaald beleid op dit punt. Dat toekomstige beleid is nu nog niet noodzakelijk, vanwege de vaste relatie tussen fosfaat en stikstof in de verhouding 1:2,5. Zo lang die relatie bestaat, is er vanwege het gerichte beleid voor stikstof ook sprake van een gericht beleid voor fosfaat. De daling van stikstof heeft een positief effect op de groei van het fosfaatprobleem, maar niet op het probleem als zodanig. Ook met het oog daarop is een structurele meting en schatting van groot belang. Als er te zijner tijd wordt gekomen tot een toegespitst fosfaatbeleid, dat is heel nuttig te weten om hoeveel gronden het gaat en hoe het staat met de mate van uitspoeling en de consequenties daarvan voor de biodiversiteit. In het NMP-4 staat voorts dat, om de huidige milieudoelen voor de landbouw in 2010 te halen, er op korte termijn moet worden gekomen tot een aanpassing van het beleid op dit punt, inclusief het generieke beleid voor onder meer fosfaat en het gebiedsgerichte beleid voor fosfaat. De minister acht het ook wenselijk de groei van het fosfaatprobleem te kwantificeren met behulp van schattingen en metingen. Dan wordt ook duidelijk waar het om gaat. Het lijkt hem handig de wetenschappelijke instellingen die dit rapport hebben opgesteld, te vragen ook die studie te verrichten.

Vanwege de mestproblematiek moet een overmaat aan regelgeving worden voorkomen, want dat is voor de sector uitermate bezwarend. Daarom worden de dierrechten in 2005 afgeschaft. Om allerlei andere redenen, bijvoorbeeld met het oog op het dierenwelzijn, wordt so wie so een vermindering van het totale aantal dieren verwacht. Dat is ook wenselijk, gelet op het mestvraagstuk. Daar is het systeem van de dierrechten niet voor nodig, want daar zijn MAC's en het Minas voor bedoeld. Die zorgen voor regulering op dat punt. Als de teruggang van het aantal dieren niet plaatsvindt, dan moet daar nieuw beleid voor worden geformuleerd. De randvoorwaarden zijn geformuleerd, vanuit bepaalde invalshoeken. Als je die kunt handhaven, zonder een volumebeleid voor het aantal dieren, dan is het goed.

Wat betreft de mestverwerking en -verbranding verwijst de minister naar de brief van 12 juni jl. Die brief ging vergezeld van het rapport van de regionale inspectie milieuhygiëne oost. Daarin staat dat de stand van zaken positief kan worden beoordeeld. De verlening van milieuvergunningen levert doorgaans niet veel problemen op. Voor tweederde van de initiatieven geldt hetzelfde voor de verlening van de bouwvergunning. Er zijn wel problemen met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan, maar dat is een zaak van de medeoverheden, de provincies en de gemeenten. De minister ziet geen noodzaak daarin zelf actief te worden. Om de procedures te verkorten, zou de toepassing van artikel 19 van de WRO kunnen worden overwogen. De minister heeft al gewezen op de mogelijkheid deze kwestie aan de orde te stellen in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling. Met behulp daarvan kunnen verbrandingsinstallaties worden opgezet op plekken waar stallen verdwijnen. Ook dan is er overigens sprake van een probleem met het bestemmingsplan. De minister zegt toe dat hij deze kwestie vanmiddag ook aan de orde zal stellen in het overleg met de medeoverheden. Er wordt overigens niet verwacht dat er al voor 2003 sprake is van een omvangrijke bijdrage aan de vermindering van het mestoverschot op dit punt, want de mestverbranding zal pas in de loop van 2003 operationeel zijn.

De minister is in de brief van 12 juni jl. ook ingegaan op de vergunningverlening voor grootschalige pluimveeverbranding. Het gaat om twee grote verbrandingsinstallaties, een bij Apeldoorn en een bij Moerdijk. Voor de installatie bij Moerdijk is een milieuvergunning afgegeven door de provincie. Er loopt nog een beroep, maar er is geen schorsingsverzoek gedaan. Er kan dus worden gebouwd. Voor de installatie bij Apeldoorn ligt dat anders. Daar is sprake van vijftien ontvankelijke bezwaren. Diverse milieuorganisaties, onder andere de stichting Natuur en milieu, hebben aangegeven principieel tegen het verbranden van pluimveemest te zijn. Zij stellen dat de fabricage en het vervoer van diervoeders en het houden van dieren samen meer energie kosten dan het verbranden van pluimveemest. Dat is juist, maar die constatering is slechts van belang als je dit vraagstuk benadert vanuit CO2- en duurzame-energieoverwegingen. Benader je de kwestie op basis van de vraag hoe je afval verwerkt, dan doet dat argument niet terzake. Je kunt het ene milieuprobleem oplossen door het andere te formuleren, maar dan kom je er nooit uit. Op een gegeven ogenblik moet je consequent zijn. Het probleem wordt aangepakt, maar de overlegpartners moeten ook bereid zijn prioriteiten te stellen. De minister zal deze kwestie op de voet blijven volgen. Pluimveemestverbranding moet overigens aan alle milieueisen voldoen. Dat geldt ook voor de specifieke installaties. De minister verwacht dat het mestoverschot in de loop van 2003 op die manier met meer dan 10 miljoen kg fosfaat kan worden verminderd, maar dit moet wel goed worden gemonitord. Leidt dat tot de constatering dat er ergens sprake is van een probleem, dan zal de minister dat aan de Kamer melden.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) constateert dat de minister van VROM heeft toegezegd de Kamer jaarlijks een rapportage te sturen over de exacte cijfers over de overschotten fosfaat en stikstof. Voorts worden diverse vragen meegenomen naar het overleg met de provincies en gemeenten van vanmiddag.

De voorzitter van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Ter Veer

De voorzitter van de vaste commissie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Th. A. M. Meijer

De griffier van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Th.A.M. Meijer (CDA), voorzitter, Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Mosterd (CDA), Ten Hoopen (CDA), Depla (PvdA).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Stellingwerf (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Lente (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Crone (PvdA), Giskes (D66), M.B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PvdA), Hindriks (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Leers (CDA), De Boer (PvdA).

Naar boven