24 441
Aanpassing van een aantal wetten in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Aanpassingswet privatisering ABP)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 31 oktober 1995

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig beantwoord zal hebben, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de noodzaak van dit wetsvoorstel. Ofschoon het onderhavige wetsvoorstel rechtstreeks voortvloeit uit het wetsvoorstel privatisering ABP (kamerstukken II 1994/1995, 24 205, nrs. 1–3) en het wetsvoorstel Kaderregeling Vut (kamerstukken II 1994/1995, 24 217, nrs. 1–3) vragen deze leden op een aantal punten toch nog een nadere toelichting dan wel verduidelijking.

4.8 Artikel X, onderdeel G

Het is de leden van de CDA-fractie niet geheel duidelijk waarom de verwijzing exclusief is toegespitst naar die overheidswerknemers die in de sector Defensie werkzaam zijn. Is het niet zo dat de argumentatie van de mogelijke sectorale invulling van de VUT-regeling ook voor andere groepen van overheidswerknemers tot de mogelijkheden behoort?

4.13 Artikel XIV

De privatisering van het ABP heeft tot gevolg dat de Stichting Pensioenfonds ABP voor de toepassing van de Wet GBA een «derde» wordt als bedoeld in artikel 99 van die wet. Dat heeft (op termijn) consequenties voor de financiering van het GBA-netwerk. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het nieuwe financieringsmodel van het GBA-netwerk is te verwachten? Wat zijn (globaal) de financiële consequenties voor de Stichting ABP?

7.4 Artikel XXI, onderdeel H, N en MM

Na de privatiseringsdatum ABP zal de positie van de gepensioneerde met twee overheidspensioenen geen andere meer zijn dan die van de rechthebbende op een pensioen in de overheidssfeer en in de private sector. De leden van de CDA-fractie vragen of hierbij ook rekening is gehouden met het feit dat sommige militairen deels als militair deels als burger pensioen hebben opgebouwd, daardoor in een aantal gevallen meer dan 40 dienstjaren hebben opgebouwd, en daardoor meer gekort worden anderen die niet in een dergelijke positie verkeren? Deze leden willen hieromtrent graag nader worden geïnformeerd.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V.A.M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven