24 439
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met loondoorbetaling door de werkgever bij ziekte van de werknemer (Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte)

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 maart 1996

Bij brief van 22 februari 1996 (zie bijlage) verzoekt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer mij een nadere uitwerking te doen toekomen van de tijdens de Eerste Kamerbehandeling van de Wulbz gedane toezeggingen. Voorts verzoekt deze commissie in te gaan op andere vragen die tijdens die behandeling niet beantwoord konden worden.

Vooropgesteld zij dat met de maatregelen vervat in de wetten Amber en Bia een veel omvattend pakket van flankerende maatregelen bij de wijzigingen op het terrein van de ziekte en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is geboden. In aanvulling daarop worden op dit moment de hierna genoemde maatregelen onderzocht en uitgewerkt.

Voor wat betreft de diverse toezeggingen deel ik u mee dat de ambtelijke uitwerking daarvan ter hand is genomen. De meeste onderwerpen zijn overigens nog in een voorbereidend stadium. Deze brief moet dan ook worden beschouwd als een tussenstand van de in gang gezette projecten.

Tijdens de mondelinge behandeling heb ik toegezegd met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg te zullen treden over de problematiek van de tweedeling in de zorg, teneinde na te gaan of er zich op dit terrein, in relatie tot de wet Wulbz, problemen voordoen. De stand van zaken bij deze toezegging is als volgt. Bij de behandeling van de Wulbz is naar voren gebracht dat werkgevers en verzekeraars zouden kunnen gaan zoeken naar mogelijkheden om werknemers versneld een behandeling in de gezondheidszorg te laten ondergaan teneinde hen weer snel te reïntegreren. Dergelijke initiatieven mogen in geen geval leiden tot een verslechtering in de toegang tot de zorg voor andere wachtenden op een medische behandeling. De KNMG heeft een conferentie belegd met alle betrokken partijen (werkgevers, werknemers, patiëntenorganisaties, artsenorganisaties en verzekeraars) om te komen tot een referentiekader voor initiatieven gericht op het beperken van de wachttijden in de zorg. Daarin komen de partijen spelregels overeen over wat wel en niet kan met betrekking tot dergelijke initiatieven. Dit referentiekader wordt thans besproken in de achterbannen van de betrokken maatschappelijke organisaties. De KNMG zal het referentiekader begin april aan de Minister van VWS aanbieden, waarna het kabinet een standpunt zal innemen. De Kamer zal beide stukken dan ontvangen.

Een tweede toezegging betrof een nader bezien van de mogelijkheid voor bedrijven om eigen-risicodrager te worden voor de vangnetvoorziening. Deze mogelijkheid wordt thans onderzocht. Op korte termijn verwacht ik hierover meer helderheid te kunnen verschaffen.

Een derde punt dat aan de orde was betrof de problematiek van WAO'ers die een eigen onderneming voeren (het probleem van mevrouw Miltenburg). Gevraagd werd of verlenging van het recht op uitkering een oplossing kon zijn voor WAO'ers die een eigen bedrijf beginnen. Uit ambtelijk onderzoek is gebleken dat de problemen waaraan in de Kamer-behandeling werd gerefereerd als opgelost moeten worden beschouwd. Op de situatie van mevrouw Miltenburg is namelijk de Wet Amber van toepassing. In de artt. 32a AAW en 43a WAO is geregeld dat gevallen waarin de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingetrokken, en binnen 5 jaar na het moment van intrekking sprake is van toeneming van de arbeidsongeschiktheid, de uitkering na een wachttijd van 4 weken weer opnieuw kan worden toegekend. Voorwaarde is wel dat de toename van de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als ter zake waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten. De betreffende wetsartikelen zijn op 29 december 1995 in werking getreden (zie Staatsblad 689 van 28 december 1995). Betrokkene is van deze conclusies in kennis gesteld.

Een ander aspect is de toezegging tot een nadere studie naar de mogelijkheid om aan werkgevers, die mensen in dienst nemen die bijvoorbeeld tot de WagW-doelgroep behoren of veel omzet genereren in de sfeer van de WSW, positieve impulsen te geven in de premiesfeer.

Voor wat betreft de toezeggingen met betrekking tot de aanpassing van de WagW is de stand van zaken als volgt. Het kabinet is tot de conclusie gekomen dat een systeem van premiekorting voor werkgevers die WagW'ers in dienst nemen technisch haalbaar is, en ook een bijdrage zal kunnen leveren aan de arbeidsmarktparticipatie van arbeidsgehandicapten. Deze maatregel past goed binnen de context van het al bestaand en met de wet Amber verder uitgebouwde flankerende beleid. Het kabinet is voornemens deze maatregel onderdeel te doen uitmaken van de Pemba-wetgeving. Dit betekent dat de mogelijkheid van premiekorting op korte termijn bij het parlement ingediend zal worden.

Bij het voorstel om premiekorting te geven aan bedrijven die omzet genereren bij WSW-bedrijven bestaan er verschillende modaliteiten, die nog nader zullen moeten worden uitgewerkt.

Een technisch punt waarover tijdens de mondelinge behandeling nog onduidelijkheid bestond is de vraag of het mogelijk is dat de werkgever een contract met een verzekeraar kan opzeggen, indien de vangnetvoorziening voor zijn werknemers van kracht zou worden. Het desbetreffende wetsartikel (87a ZW) geeft hierover geen uitsluitsel. In de Kamerdiscussie heb ik aangegeven dat een dergelijke opzeggingsmogelijkheid kan worden afgeleid uit het algemene verzekeringsrecht. Deze opvatting blijf ik onderschrijven, al wil ik toegeven dat het hier een juridische omweg betreft. Het zou zuiverder zijn als een opzeggingsmogelijkheid ook in de Ziektewet geregeld is. Ik ben dan ook voornemens de Ziektewet op dit punt te verduidelijken.

Ik vertrouw u met deze brief van dienst te zijn geweest.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

BIJLAGE

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

's-Gravenhage, 22 februari 1996

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar vergadering van 20 februari 1996 Uw brief van 12 februari jl. inzake tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel Wulbz gedane toezeggingen besproken.

Naar aanleiding hiervan moge ik U namens de commissie verzoeken haar uiterlijk vóór 15 maart 1996 een nadere uitwerking van de in deze brief vermelde voorstellen te doen toekomen.

In dit verband moge ik U tevens verzoeken uitgebreid in te gaan op de tijdens het algemeen overleg van 7 februari jl. gestelde vragen, welke vanwege tijdgebrek niet of niet genoegzaam beantwoord konden worden.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Pe

Naar boven