24 423
Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op belastingen van rechtsverkeer (wijziging van enige fiscale wetten in het kader van lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 november 1995

Het wetsvoorstel wordt als volgt gewijzigd.

Artikel III onderdeel B, wordt vervangen door:

B. Aan artikel 15, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door een puntkomma, toegevoegd:

s. van landerijen – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – krachtens ruiling, voor zover de belasting is verschuldigd over een bedrag gelijk aan de – met overeenkomstige toepassing van artikel 11 bepaalde – waarde van de door de verkrijger afgestane landerijen welke zijn gelegen in dezelfde gemeente als de verkregen landerijen of in een aangrenzende gemeente;

t. van landerijen – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – bij hervestiging van het landbouwbedrijf van de verkrijger indien de afgestane landerijen door overheidsbeleid inzake de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden of de ruimtelijke ordening voortaan of waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zullen worden aangewend, voor zover de belasting is verschuldigd over een bedrag gelijk aan de – met overeenkomstige toepassing van artikel 11 bepaalde – waarde van die afgestane landerijen, in bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan te wijzen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de waarde van de afgestane landerijen bepaald zonder rekening te houden met de omstandigheid dat de grond voortaan of waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van het landbouwbedrijf zal worden aangewend.

Toelichting

De voorgestelde wijzigingen houden – behoudens het laten vervallen van de woorden «de verkrijging» in de onderdelen s en t – verband met de nadere besluitvorming over de invulling van het MKB-pakket voor de landbouw. Met het oog op de bevordering van de mobiliteit van landbouwbedrijven wordt het wenselijk geacht de in het wetsvoorstel opgenomen vrijstelling van overdrachtsbelasting bij verplaatsing van landbouwbedrijven vanuit de Ecologische Hoofd Structuur (EHS)-gebieden uit te breiden met verplaatsingen:

– vanuit gebieden die in het Structuurschema Groene Ruimte worden aangemerkt als gebieden voor de ontwikkeling van natuur en landschap, met name vanuit Strategische Groenprojecten (SGP's);

– vanuit lokaties waar in verband met de ruimtelijke ordening op termijn de landbouw niet meer kan worden uitgeoefend, met name vanuit VINEX-lokaties.

Aan de ontwikkeling van natuur en landschap in SGP's buiten de EHS, liggen dezelfde doelstellingen ten grondslag als aan de realisering van de EHS. Voor zover deze projecten (komen te) liggen binnen het EHS-gebied valt de verplaatsing van landbouwbedrijven reeds onder de in het wetsvoorstel opgenomen vrijstelling. De nota van wijziging breidt de vrijstelling uit tot verplaatsingen van landbouwbedrijven vanuit alle gebieden waarin de ontwikkeling van natuur en landschap als bedoeld in het Structuurschema Groene Ruimte gewenst is, derhalve ook vanuit natuur- en landschapsgebieden en SGP's die buiten de EHS (komen te) liggen. De SGP-projecten zijn gericht op het realiseren van grote groengebieden in de Randstad en in de grootste natuurontwikkelingsgebieden; zij zijn wat de natuur betreft van strategisch belang voor het welslagen van het beleid voor het landelijk gebied.

Met betrekking tot de uitbreiding van bedrijfsverplaatsingen vanuit VINEX-gebieden merk ik het volgende op. De verwachte vraag naar woningen en de daarbij behorende voorzieningen zal beslag leggen op ruimte, waarvoor land- en tuinbouwbedrijven zullen moeten wijken. Ook de versterking en de verbetering van de fysieke infrastructuur, onder meer aanleg van de Betuweroute, de HSL en uitbreiding van Schiphol, zal plaats opeisen van landbouwgrond. Voor land- en tuinbouwers die in verband daarmee het bedrijf (moeten) verplaatsen, vormt de heffing van overdrachtsbelasting een knelpunt. Het kabinet wil dit knelpunt wegnemen door in deze situatie een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor landerijen in te voeren.

De vrijstelling is beperkt tot de waarde van de landerijen die in het kader van de hervestiging worden verlaten. Als waarde geldt de waarde in het economische verkeer, waarbij de invloed op de waarde van de bestemmingswijziging buiten beschouwing wordt gelaten. Wat het laatste betreft is aangesloten bij de formulering uit artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Voor de formulering van de vrijstelling is voor de periode waarbinnen de bestemmingswijziging haar beslag moet krijgen eveneens aangesloten bij deze bepaling. Het gaat daarbij om grond die «voortaan of waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zal worden aangewend». Voor de onderhavige vrijstelling van overdrachtsbelasting kan bij deze algemene formulering worden aangesloten, zij het dat voor grond het in de overdrachtsbelasting gehanteerde begrip «landerijen» wordt gebezigd. Wel is een inperking aangebracht in die zin dat de bedrijfsverplaatsing een gevolg moet zijn van overheidsbeleid, bij voorbeeld de totstandkoming van een streekplan, een structuurplan, een voorbereidingsplan of bestemmingsplan in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of een (minnelijke) onteigening. Uit de rechtspraak over het begrip «waarschijnlijk binnenkort» blijkt dat de periode om nog van waarschijnlijk binnenkort te kunnen spreken korter dan zes jaren moet zijn. Onder landbouwbedrijf moet worden verstaan een bedrijf als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de vrijstelling van toepassing wordt, zullen nader worden aangegeven bij ministeriële regeling.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven