24 416
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Economische Zaken (Kaderwet EZ-subsidies)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 februari 1996

Het wetsvoorstel wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt in het tweede lid onderdeel c vervangen door:

c. delegatie van de bevoegdheid besluiten te nemen met betrekking tot de subsidie;

B

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel 4a ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Onze Minister publiceert ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van subsidies die:

a. worden verstrekt op basis van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3 of

b. worden verstrekt in incidentele gevallen voor meer dan vijf jaren.

C

Na artikel 4a wordt een nieuw artikel 4b ingevoegd, luidende:

Artikel 4b

1. Onze Minister kan met betrekking tot een subsidie, die niet op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3 wordt verstrekt, bij de subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling bepalen, dat een subsidie-ontvanger een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd is overeenkomstig artikel 4.2.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling, bedoeld in het eerste lid.

Toelichting

A

Onderdeel c maakt het mogelijk in een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling de bevoegdheid om besluiten te nemen te delegeren. Besluiten met betrekking tot een subsidie, die geregeld is in een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, worden echter niet alleen genomen op grond van die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, maar ook op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet EZ-subsidies. In verband daarmee is de redactie van onderdeel c aangepast.

B

De Algemene wet bestuursrecht bevat in artikel 4.2.1.4 een bepaling met betrekking tot het ten minste eenmaal per vijf jaar evalueren van subsidies die op een wettelijk voorschrift berusten, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Omdat ingevolge het onderhavige wetsvoorstel alle door de Minister van Economische Zaken te verlenen subsidies op een wettelijk voorschrift, de Kaderwet EZ-subsidies, zullen berusten, zal deze vijfjaarlijkse evaluatieplicht betrekking hebben op àlle EZ-subsidies, óók kleine, incidentele subsidies voor een enkel, kortdurend project. Het komt ons voor dat dit te ver zou gaan. De wenselijkheid van een periodieke evaluatie doet zich toch vooral voor bij subsidies die zijn vastgelegd in een algemene regeling en bij incidentele, langjarige subsidies. Daarom wordt voorgesteld de evaluatieplicht daartoe te beperken.

C

De Algemene wet bestuursrecht bevat in artikel 4.2.4.4 een facultatieve regeling, op grond waarvan subsidie-ontvangers aan het bestuursorgaan een vergoeding verschuldigd kunnen worden voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Het van toepassing verklaren van die regeling dient ingevolge onderdeel a van het eerste lid van artikel 4.2.4.4 te geschieden bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening. Omdat ingevolge het onderhavige wetsvoorstel alle door de Minister van Economische Zaken te verlenen subsidies op een wettelijk voorschrift, de Kaderwet EZ-subsidies, zullen berusten, is voor EZ-subsidies een wettelijk voorschrift nodig om artikel 4.2.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te kunnen verklaren. Het nieuwe artikel 4a voorziet hierin voor incidentele subsidies.

Het artikel is beperkt tot subsidies die niet op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3 worden verstrekt, omdat met betrekking tot subsidies die wel op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden verstrekt artikel 3, tweede lid, onder e, het reeds mogelijk maakt in zo'n algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling artikel 4.2.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren. De algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling is dan het wettelijk voorschrift als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid van artikel 4.2.4.4.

Overigens gaat het hier om een facultatieve bepaling. Het zal lang niet altijd redelijk – en ook niet doenlijk – zijn om gebruik te maken van de mogelijkheid die deze bepaling biedt. Ook hoeft niet altijd een volledige vergoeding te worden verlangd en kan worden volstaan met een gedeeltelijk vergoeding.

Indien met betrekking tot subsidies die op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden verstrekt wordt besloten een vergoeding wegens vermogensvorming te verlangen, zal – overeenkomstig artikel 4.2.4.4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht – de wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald geregeld worden in de betrokken algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling.

Bij de incidentele subsidies waarop artikel 4a betrekking heeft kan het, zoals uiteengezet in de toelichting bij artikel 4.2.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht, gaan om zeer verschillende gevallen. Dientengevolge kan voor die gevallen ten aanzien van de wijze waarop de hoogte van de subsidie wordt bepaald geen algemene regeling op het niveau van de wet worden getroffen. Daarom is in het tweede lid aangegeven, dat de wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidie- verlening is gegeven, in de beschikking tot subsidievaststelling.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Naar boven