nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 februari 1996
In het nota-overleg van 13 november 1995 over het Meerjarenprogramma Infrastructuur
en Transport 1996–2000 en het Tweede Tactisch Pakket spoorweginfrastructuur
is door het lid Van 't Riet een motie ingediend over inpassing van het
spoor in de gemeente Delft (24 407, nr. 8).
Bij de stemmingen op 30 november 1995 is deze motie door de Kamer aanvaard.
In de motie wordt de regering verzocht te komen met een integraal onderzoek
naar een duurzame inpassing van het spoor in de gemeente Delft en deze aan
de Kamer voor te leggen.
Naar aanleiding van deze motie deel ik u het volgende mede.
Aan de motie geef ik uitvoering. Naar de spoorproblematiek in Delft is
een onderzoek gaande. Het onderzoek valt uiteen in een aantal deelonderzoeken.
Een onderzoek naar de capaciteitsbehoefte met betrekking tot de spoorweginfrastructuur
in Delft is afgerond. Een onderzoek in verband met de milieu-aspecten, met
name geluidsoverlast, van de spoorweginfrastructuur in Delft is nog niet afgerond.
Alle deelonderzoeken zullen in zijn totaliteit moeten worden beoordeeld en
zullen met elkaar een integraal onderzoek vormen.
Naar verwachting zal het integrale onderzoek in het voorjaar 1996 gereed
zijn. Zodra het onderzoek is afgerond, zullen de bevindingen van het onderzoek
aan u worden voorgelegd.
Daarnaast is tijdens de behandeling van het MIT en het TTP ook een motie
ingediend door het lid Van Heemst over de overplanning van uitvoeringsgerede
projecten (24 403, nr. 3). Op dit moment wordt binnen mijn ministerie
hoge prioriteit gegeven aan de bestrijding van de onderuitputting. In dit
kader wordt ook het opbouwen van een voldoende werkvoorraad meegenomen. Helaas
moet ik echter constateren dat het door de Kamer aangenomen amendement van
de heer Hofstra over de beperking van de subsidiekorting op onder andere VVN
via het perso- neelsartikel (24 400 XII, nr. 31), de uitvoering
van de motie van Heemst er niet eenvoudiger opmaakt.
Tenslotte heeft de heer Hofstra c.s. tijdens de begrotingsbehandeling
nog een motie ingediend over de exploitatie bijdrage Openbaar Vervoer voor
1996, 1997 en 1998 (24 400 XII, nr. 34). Zoals u weet is voor wat betreft
1996 al aan deze motie tegemoet gekomen. Over de inpassing van de effecten
van het niet doorgaan van de ombuiging 1996 in de jaren 1997 en 1998 wil ik
een inspanningsverplichting aangaan. Een garantie dat in deze jaren de genoemde
bedragen ook daadwerkelijk gevonden kunnen worden, kan ik echter thans nog
niet geven.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink