24 400 XVI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 1996

nr. 61
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 december 1995

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 8 november 1995 algemeen overleg gevoerd met Staatssecretaris Terpstra van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over bezuinigingen welzijnsbeleid (23 900-XVI, nr. 63 en VWS-95–765).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Essers (VVD) constateerde dat de brief van 16 oktober jl. over de ombuigingen in het welzijnsbeleid en de brief van 2 november jl. niet gelijkluidend zijn. Bij maatregel C is het PIW weggevallen. Zij was ongerust over een lager totaal aan inboekingen in de eerste jaarschijf dan in de brief van 16 oktober. Voor een goede afweging bij de begrotingsbehandeling vroeg zij om verduidelijking.

De heer Schutte (GPV) meende dat men budgetkortingen moet bezien in een lange-termijnkader om de duidelijkheid te bevorderen, vanuit de erkenning dat de overheid het als haar taak ziet de bekostiging te continueren. Met betrekking tot de zinsnede «gelet op de voorziening» vroeg hij of de drempel voor het gebruik van de voorziening zodanig wordt dat de regeling niet meer aan de doelstelling kan beantwoorden. Over het algemene criterium van de publieke betekenis van werk voor de samenleving als geheel sprak hij zijn twijfel uit, gelet op de brief van 19 april 1995, waarin een opsomming is gegeven van verschillende voorzieningen. Moet een deel van de bekostiging daarvan door de overheid worden gecontinueerd? Hij neigde ertoe dat dit niet noodzakelijk is.

Hij wees verder op de discussie over de positie van het gezin in de samenleving en bepleitte, de Nederlandse gezinsraad daarbij te betrekken. Het IPP plaatste hij tegen de achtergrond van de M50-discussie waar het gaat om het jongerenwerk, dat binnen het IPP dreigt onder te sneeuwen. Is dat bij de instelling van het IPP, als vervanging van M50-activiteiten, de bedoeling geweest?

De heer Fermina (D66) herinnerde aan overleg tussen de staatssecretarissen over de Stichting omroep allochtonen. Zijn de resultaten daarvan

bekend? Wordt de STOA nog opgenomen of zijn andere afspraken gemaakt?

Hij herhaalde zijn bezorgdheid over mogelijke bezuinigingen op de Stichting nationaal jeugdfonds, onderdeel Jantje Beton, waarvan de staatssecretaris meende dat deze activiteiten zich voor projectfinanciering zouden lenen. Welke zekerheid bestaat daarover? De activiteiten van Jantje Beton zijn bedoeld voor alle jongeren in de samenleving. Zijn de voorgenomen bezuinigingen op de Duits-Nederlandse verhouding in relatie met jeugd en jongeren in overeenstemming met recente afspraken?

Vervolgens stond hij stil bij de Stichting de Ombudsman, waarover ook met staatssecretaris Nuis gesproken zou worden. Welke afspraken zijn daarbij gemaakt? Met betrekking tot het samenwerkingsverband van de organisaties maatschappelijke activering ondersteunde hij de voorgestane samenwerking met overige instellingen op dit gebied. Is hierover met de NIZW gesproken? Welk deel van de organisaties die thans deel uitmaken van de SOM kunnen naar de NIZW overgaan?

Hij constateerde dat de doelgroep van ISS wordt geconfronteerd met een korting op de bijdrage van VWS van f 300 000, terwijl het Ministerie van Justitie een korting van f 200 000 heeft toegepast. Kan deze groep hiermee blijven functioneren? Waarom is het Ministerie van VWS van mening dat wel subsidie moet worden verleend, terwijl Justitie tot afbouw overgaat?

De heer Fermina vervolgde dat met Arachne afspraken zijn gemaakt over een evaluatie. Waarom zet men voor deze organisatie in op 1996, terwijl de voor 1996 geplande evaluatie nog niet heeft plaatsgevonden?

Tenslotte sloot hij zich aan bij de vraag of De Rode Hoed en De Balie nog door VWS gesubsidieerd moeten worden. De jongerenactiviteiten van het IPP krijgen wel blijvende steun. Hij gaf aan moeite te hebben met de bezuinigingen, waarvoor men een andere zou moeten vinden door het oormerken van de gelden. Hij benadrukte het belang van de activiteiten voor ouderen. Kan er inzicht worden gegeven in eventuele problemen daarbij als gevolg van de bezuinigingen? Tenslotte sprak hij de mening uit dat de werkzaamheden van het Nederlands gesprekscentrum niet in het pakket passen.

De heer Lilipaly (PvdA) riep in herinnering dat de PvdA-fractie in februari jl. akkoord is gegaan met de welzijnsnota, zij het zonder de omvang van de bedragen als heilig te beschouwen. Hij kondigde aan, bij de begrotingsbehandeling Welzijn en Sport een inhoudelijke visie te zullen geven op het beleid. Vervolgens sloot hij zich aan bij de opmerkingen van de heer Fermina over Stichting de ombudsman. Wat betekent de opmerking van de Staatssecretaris van OCW dat er in 1996 ruimte voor de STOA is voor de periode daarna? Kan er uit P&O-gelden geput worden?

Bij de ouderenbonden is er sprake van een samenwerkingsorgaan dat bij eerdere bezuinigingsvoorstellen al is gekort. Met het wegvallen van de Raad voor het ouderenbeleid zal een gat vallen. In hoeverre acht de staatssecretaris deze bonden in staat voldoende activiteiten te blijven ontplooien? De bezuiniging zal per 1 januari 1998 ingaan. Is het niet verstandig, komend jaar te bezien of er dekking voor de voorgenomen korting is?

De heer Lilipaly constateerde dat het IPP als bundeling van vijf organisaties een functie vervult voor specifieke doelgroepen: jongeren, migranten, vrouwen en uitkeringsgerechtigden. De staatssecretaris heeft toegezegd de komende jaren gelden te reserveren uit het budget projecten en onderzoek. Wat is erop tegen het IPP te laten weten dat 25% van de subsidie besteed moet worden aan projecten? Wat is de uitkomst van het overleg van de staatssecretaris over overbrenging van het onderdeel politieke participatie naar Binnenlandse Zaken nadat de korting heeft plaatsgevonden? Ten aanzien van de SOM en Jantje Beton sloot de heer Lilipaly zich aan bij de heer Fermina. Is de hoogte al bekend van de te verwachten wachtgelden en onvermijdbare kosten? Is de staatssecretaris bereid de Kamer daarover schriftelijk te informeren?

Hij achtte het begrijpelijk dat instellingen die met kortingen worden geconfronteerd een beroep doen op het projectengeld. In hoeverre bestaan hiertoe mogelijkheden, of zijn er beperkingen voor bepaalde instellingen, zoals het Nivon, ATD Vierde Wereld, het homo-emancipatiebeleid of het maatschappelijk activeringswerk? Kan de staatssecretaris uitleggen hoe subsidiebeëindiging aan de laatste instelling zich verhoudt tot de nog uit te brengen Armoedenota? Kunnen en zullen andere instellingen deze activiteiten overnemen?

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) benadrukte dat de financiën voor de STOA niet voor de jaren na 1996 zijn geregeld, terwijl die organisatie momenteel problemen heeft met het vinden van dekking voor de onvermijdbare kosten van f 50 000 uit de overdracht aan het Ministerie van OCW. Op welke wijze kan het kabinet hieraan tegemoet komen? Zal de STOA in de toekomst welzijnsprojecten blijven uitvoeren en kan zij daarvoor een beroep op het Ministerie van VWS doen?

Zij constateerde dat De Rode Draad veel werk krijgt door het vergunningenstelsel en zou een overgangsregeling op prijs stellen. De argumentatie voor de Werkende jongeren organisatie dat dit vakbondswerk betreft kon zij enigszins delen, zij het dat de vakbonden onvoldoende aandacht geven aan werk voor jongeren.

Voorts sloot zij zich aan bij de opmerkingen over Arachne. Zij wilde de evaluatie afwachten alvorens men tot bezuinigingen komt. Omtrent het homo-emancipatiebeleid, met name het COC, pleitte zij voor het temporiseren van de bezuinigingen. Het 50-jarig bestaan volgend jaar achtte zij een goed moment voor fondsenwerving, waarvoor zij het COC de kans wilde geven voordat de overheidssubsidie terugloopt.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma sloot zich aan bij de vragen over het IPP. De fusie in 1994 heeft veel opgeleverd; in 1992 heeft een korting van 25% plaatsgevonden. Moet men de nieuwe organisatie die in 1994 uit de fusie is ontstaan niet enige rust geven? De ouderenbonden zullen door de toenemende vergrijzing en de nieuwe groepen in de toekomst veel werk krijgen. Zij vroeg om heroverweging van de voorgestelde maatregelen.

Ten aanzien van ATD Vierde Wereld sloot zij zich aan bij de heer Lilipaly. Waarom is de NVJ-werkgroep Migranten en media niet overgegaan naar OCW? Hoe is het gesprek met staatssecretaris Nuis hierover verlopen? Zij achtte het verder gaan met deze groep belangrijk.

De heer Van Dijke (RPF) merkte op dat bezuinigingen altijd pijn doen, zeker bij welzijnsorganisaties waarin veel vrijwilligers actief zijn. Deze bezuinigingsvoorstellen zijn allereerst een uitvloeisel van de bezuinigings- taakstelling, waaraan ook de staatssecretaris zich heeft te houden.

Hij meende dat de overheidsbijdrage aan topsport in schril contrast staat met de bezuinigingen op welzijnsorganisaties, als uitvloeisel van de prioriteitennota en de welzijnsnota «Naar eigen vermogen». Naar zijn mening geldt bij de invulling daarvan een zekere willekeur, al kan men het de staatssecretaris niet kwalijk nemen dat zij keuzes maakt. Hij ondersteunde de opmerkingen van de heer Schutte over de criteria. Ook hem was het niet duidelijk waarom bepaalde bezuinigingsvoornemens waren teruggedraaid.

De heer Van Dijke stond vervolgens stil bij de bezuinigingen op de ouderenorganisaties. Hij onderstreepte de in de Welzijnsnota genoemde kerntaak van VWS op welzijnsgebied, in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, de participatie te bevorderen en rekening te houden met de vergrijzing. Is het logisch de ouderenorganisaties te korten, nu er programma's zijn opgesteld ter bevordering van ouderenparticipatie? Wel meende hij dat deze organisaties zoveel mogelijk in hun eigen behoeften moeten voorzien. Problematischer achtte hij het dat de staatssecretaris hen kort om een verdergaande samenwerking af te dwingen, en de subsidiëring zo als breekijzer gebruikt voor verandering. Bij organisaties op levensbeschouwelijke grondslag ligt dit zeer gevoelig. De overheid dient zeer zorgvuldig met levensbeschouwelijke pluriformiteit om te gaan, ondanks het feit dat samenwerking mogelijk is. Identiteit is een ordeningsprincipe, dat gehandhaafd moet worden.

Met betrekking tot de Vereniging vluchtelingenwerk Nederland constateerde hij dat de Welzijnsnota aandacht geeft aan de opvang van nieuwkomers. Ligt bezuinigen op de VVN tegen deze achtergrond voor de hand? De heer Van Dijke constateerde dat het onduidelijk is onder welk ministerie de politieke jongerenorganisaties zullen vallen en wees op het pleidooi van zijn fractie, hen bij Binnenlandse Zaken onder te brengen omdat zij niet aan politiek gevoelige uitgangspunten van het welzijnsbeleid getoetst moeten worden. Hij voelde zich in deze mening gesterkt door de brief van de jongerenorganisaties die onverwachts geconfronteerd zijn met het feit dat per 1 januari 1995 slechts leden jonger dan 25 jaar voor subsidiëring meetellen. Heeft de staatssecretaris clementie met politici van de toekomst? Zullen de politieke jongerenorganisaties onder Binnenlandse Zaken gaan ressorteren? Ten aanzien van De Rode Hoed en De Balie sloot hij zich aan bij eerdere sprekers.

De heer Leerkes (Unie 55+) merkte op dat aan het eind van deze eeuw de vergrijzing van de bevolking een van de markantste problemen zal zijn, dat na de eeuwwisseling nog zal toenemen. Met het voornemen tot subsidievermindering voor ouderenorganisaties had hij daarom grote moeite. Hij vroeg de staatssecretaris met klem op dit punt tot een heroverweging te komen.

De heer Esselink (CDA) constateerde dat de rijksoverheid over de herstructurering van de landelijke infrastructuur afspraken heeft gemaakt met de organisaties, waarin met een nieuw kabinet verandering kan komen. Wat zijn de wachtgeldverplichtingen voor het komend jaar tengevolge van deze operatie? Ten aanzien van de politieke jongerenorganisaties sloot hij zich aan bij de heer Van Dijke. Hij meende dat deze organisaties nog dit jaar zouden overgaan naar Binnenlandse Zaken en bepleitte daarvoor zonodig nadere regels, aangezien op deze organisaties de welzijnscriteria niet van toepassing verklaard zouden moeten worden. Met de STOA heeft de rijksoverheid een historische band. Hoe zal het Ministerie van OCW hiermee na 1996 omgaan? Is het ook wel verstandig de zwakke groep ATD Vierde Wereld een kleine rijkssteun te geven? Is bij de Euregio vanwege de gelijkheid tussen Duitsland en Nederland overwogen de provincies te vragen de subsidie over te nemen? Nu bestaat er onevenwichtigheid tussen Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen enerzijds en provincies en Rijk anderzijds.

De heer Esselink constateerde dat de subsidie aan Stichting De Ombudsman in een aantal stappen wordt beëindigd, waardoor de band wordt verbroken, terwijl meermalen kamerbreed is uitgesproken dat vele projecten voor rekening en risico van de omroeporganisaties moeten worden uitgevoerd. Niettemin wordt De Ombudsman tot de landelijke infrastructuur gerekend, als het laagdrempelige aanspreekpunt voor tienduizenden Nederlanders. Hij merkte op dat niet te begrijpen, gezien de criteria van de nota, al wilde hij deze band niet definitief verbreken en liet hij de mate van subsidiëring in het midden.

Hij sloot zich vervolgens aan bij de opmerkingen over EXIS, De Rode Draad en de Mr. de Graaf Stichting en beklemtoonde dat op dit beleidsonderdeel ondersteuning hard nodig is. In het geval van Arachne, ontstaan uit een door het Rijk afgedwongen bundeling, zag hij geen reden tot een bezuinigingstaakstelling voor de afgesproken evaluatie. Hij meende dat dit neigt naar onbehoorlijk bestuur. Welke afspraken heeft de staatssecretaris hierover met minister Melkert gemaakt en hoe staat het met de overgang naar DCE?

De heer Esselink sloot zich aan bij de gemaakte opmerkingen over het IPP, De Rode Hoed, De Balie, de ouderenbonden en de VVN. Hij memoreerde dat het maatschappelijk activeringswerk door het Rijk tot een bundeling is gebracht, met 25% korting, om de geringe professionele capaciteit op centraal niveau te behouden en duizenden vrijwilligers te begeleiden. Waarom worden op grond van de criteria van de nota de bezuinigingen daar gezocht?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris beklemtoonde dat ook zij heeft geworsteld met deze materie, omdat van haar verlangd wordt knopen door te hakken binnen de taakstelling uit het regeerakkoord. Vervolgens was zij geconfronteerd met acute problemen bij de jeugdhulpverlening. Zij beaamde dat de vergrijzing een prominente uitdaging voor de komende jaren wordt, al ligt de absolute politieke prioriteit bij oplossing van een deel van de jeugdproblematiek. Daarvoor heeft het kabinet 50 mln. extra ter beschikking gesteld, mits zij op haar begroting hieraan ook absolute prioriteit zou geven, hetgeen is gebeurd door herallocatie van begrotingsgelden ten bedrage van 20 mln. Voor de jeugdhulpverlening heeft zij een extra bijdrage beschikbaar gesteld van 4,7 mln. voor 1996, 6,4 mln. voor 1997 en 7,6 mln. voor 1998, hetgeen na 1999 20 mln. wordt. Uiteindelijk moet een bezuiniging van 52,4 mln. worden ingevuld, waarvan zijn uitgesloten uitgaven ingevolge de Wet op de jeugdhulpverlening en aan verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen. Binnen het resterende welzijnsbudget voor 1998 van 626,5 mln. moet men een bezuinigingstaakstelling realiseren van circa 6,5%. Daarbij is overigens geen sprake van willekeur.

Zij vervolgde dat de landelijke infrastructuur moet aansluiten bij de kerntaken van VWS, met toetsing van de bijdragen aan onderzoek, informatievoorziening, werkontwikkeling, opleiding, beroepskwalificatie en overlegvormen. In projecten en onderzoek komen de thema's werk, zelfstandigheid, participatie, preventie en kwaliteit aan de orde, evenals sport als sociaal cement voor bijvoorbeeld allochtonen, mensen die buiten de boot dreigen te vallen. Alle subsidies van VWS zijn getoetst aan de criteria, waarbij de drempel voor de doelgroepen niet te hoog mocht worden. Keuzes waren onvermijdelijk indien men zowel de zwakke groepen als de te bereiken doelgroepen moest ontzien. Na de toetsing zijn de instellingen en de Kamer in april jl. geïnformeerd en is met subsidiënten gesproken, hetgeen in een aantal gevallen heeft geleid tot het terugdraaien van aangekondigde bezuinigingen, onder meer op grond van eerdere juridisch toetsbare afspraken. De staatssecretaris achtte het nakomen daarvan een zaak van behoorlijk bestuur. Vanwege ongewenste consequenties van de bezuinigingstaakstelling is hier en daar naar verzachting gezocht, terwijl deze taakstelling in andere gevallen is herbevestigd. Op 25 juni jl. zijn de instellingen en de Kamer op de hoogte gebracht van de definitieve besluitvorming.

Zij antwoordde de heer Schutte dat de instellingen erop moeten kunnen rekenen dat de voorgestelde maatregelen ook worden uitgevoerd. Bij onvoorziene ontwikkelingen is men niet gehouden aan het onmogelijke. Eerdere afspraken over clustering betroffen vooral het samengaan van organisaties en het delen van infrastructuur, waarmee de indertijd opgelegde bezuiniging deels kon worden opgevangen. De taakstelling dient gehaald te worden. Bij het niet honoreren van bezuinigingen waarbij vraagtekens zijn geplaatst zou er weinig overblijven. De eerste cijferlijst bevatte enige reserve, terwijl in de begroting de exacte bedragen zijn vermeld en derhalve afrondingsverschillen vervallen. Mevrouw Essers (VVD) merkte bij interruptie op dat dit in de begroting niet zichtbaar is en dat de Kamer over de exacte cijfers moet kunnen beschikken, met name voor 1996 als overgangsjaar. De staatssecretaris wees erop dat men, bij een totaal aan inboekingen per 1 januari 1999 van f 33 761 000, moet uitkomen op f 33 400 000. Er is dan ook sprake van een kleine reserve. In de brief van 2 november jl. zijn de cijfers vermeld.

Zij antwoordde de heer Van Dijke dat de eenmalige toevoeging aan het fonds topsport voortkomt uit een onderuitputting in 1994 tengevolge van niet gedane uitgaven tijdens de lange kabinetsformatie. De ouderenbonden en de sport waren uitgezonderd van de bezuinigingen in de eerste ronde. Bij de extra taakstelling voor jeugdhulpverlening is besloten de sport en, op termijn, de ouderenbonden hieraan ook te laten bijdragen. Op het totale bedrag dat hiertoe in 1998 van de ouderenbonden wordt gevraagd, betekent dit minder dan f 1 per lid. Bij de taken van de ouderenbonden is sprake van het inhalen van een achterstand in belangenbehartiging, die doorloopt tot en met 1996. Zij achtte het alleszins redelijk, door meer samenwerking op een algemene noemer de subsidiekorting te laten opbrengen, waarbij het beslist niet de bedoeling is aan de identiteit te tornen. De heer Van Dijke (RPF) erkende bij interruptie dat er een groot probleem is bij de jeugdhulpverlening en dat de sport daarbij niet buitenspel kan blijven, maar bepleitte bezuinigingen op landelijke organisaties veeleer dan op sportactiviteiten, waardoor de preventieve werking voor de jeugd zou worden getroffen. De staatssecretaris memoreerde dat dit dilemma voor haar de reden was geweest, de sport buiten de eerste bezuinigingsronde te laten en wees op overleg met het NOC en de NSF over de wijze waarop men de bezuinigingen kan opvangen, hetgeen in eerste instantie de sportorganisaties zelf regardeert. Ook projecten zoals naschoolse opvang met sportactiviteiten of multifunctioneel gebruik van sportaccommodaties na schooltijd en in de weekeinden kunnen hierbij aan de orde komen, zoals vermeld in de nota «Naar eigen vermogen». Zij bestreed het misverstand dat de sport veel subsidies krijgt, terwijl andere instanties moeten bezuinigen.

De vragen over de toekomst van de politieke jongerenorganisaties kon zij niet beantwoorden omdat daarover nog niet is beslist. De optie van onderbrenging bij Binnenlandse Zaken is nog aanwezig. Voorlopig zullen deze organisaties niet worden gekort, al wordt alleen subsidie verstrekt voor leden tot 25 jaar, waarmee de organisaties in de onderhandelingen akkoord zijn gegaan. Deze regeling was overigens ook in de oude regeling opgenomen. De staatssecretaris bevestigde ernaar te streven dat het volledige geraamde bedrag bij een eventuele overgang naar Binnenlandse Zaken beschikbaar blijft.

Zij meende dat Vluchtelingenwerk Nederland vanwege de financiële positie en de werkwijze ondanks de korting haar taak volledig kan uitvoeren. Met betrekking tot de NVJ-werkgroep migranten en minderheden achtte zij een apart potje om journalisten ertoe te brengen aandacht te besteden aan de multiculturele samenleving onjuist. De inspanningen van deze werkgroep op het terrein van positieve actie, onder meer bij training en opleiding, beschouwde zij als een normaal onderdeel van het beleid van de Ministeries van Onderwijs en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien de NVJ hierin tekortschiet, moet het Rijk dit niet overnemen maar zorgen voor maatschappelijke druk, waardoor men doet wat men moet doen.

Inzake de wachtgeldverplichtingen wees zij op de afspraak binnen het kabinet dat alle onvermijdbare kosten, inclusief wachtgelden, die voortvloeien uit de taakstelling van het regeerakkoord, ten laste van het budget van de Minister van Financiën komen. De omvang van de wachtgelden is nog niet in te schatten maar is afhankelijk van de maatregelen, die thans in kaart worden gebracht. Subsidievermindering behoeft overigens niet altijd tot onvermijdbare kosten te leiden. Subsidiebeëindiging leidt daar wel toe, tenzij de activiteiten anders worden gefinancierd. Daarom is voor sommige bezuinigingen een temporisering opgenomen, zodat men maatregelen kan nemen om de gevolgen ervan op te vangen.

De staatssecretaris stond vervolgens stil bij de maatschappelijke activering. Bij toetsing van deze subsidie bleken de activiteiten van de SOM niet te behoren tot de rijkstaken van het welzijnsbeleid maar veeleer uitvoerend werk te betreffen. De nieuwe regelgeving biedt geen titel voor subsidieverlening. De algemene instellingen voor maatschappelijke activering moeten gestimuleerd worden om vooral meer aandacht te besteden aan levensbeschouwelijke aspecten. Daarvoor zal de staatssecretaris zich sterk maken. Bij de samenwerkende organisaties voor maatschappelijke activering gaat het om het mobiliseren van leden, hetgeen uitvoerend werk betekent. De heer Esselink (CDA) wees er bij interruptie op dat het uitvoerende werk juist geschiedt op provinciaal en lokaal niveau, terwijl het hier gaat om de landelijke ondersteuning, waarbij drie jaar geleden een bundeling tot stand is gekomen. De staatssecretaris zegde toe voor de begrotingsbehandeling het verweerschrift van het ministerie op het beroep van de SOM aan de Kamer toe te zenden.

Zij begreep dat ingeval de taakstellingen niet gehaald worden, ook de PvdA-fractie alternatieve voorstellen zal doen. De pijn van het regeerakkoord kan niet voor twee partijen gelden, terwijl de derde zich daaraan niet stoort. De staatssecretaris bevestigde dat de voorlopige Raad voor het Ouderenbeleid wordt opgeheven en wordt vervangen door de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling. Zij wees er voorts op dat voor alle organisaties binnen de criteria geldt dat bepaalde bezuinigingen wel zijn ingeboekt, maar dat zij vanuit projectgelden bijdragen kunnen verkrijgen. Zo worden garanties verleend aan ATD Vierde Wereld, waarvoor op rijksniveau geen grond is voor subsidie. Zij acht deze activiteiten niettemin dermate belangrijk dat zij voor 1996 en 1997 100% projectsubsidie garandeert voor projecten binnen de kaders, en voor 1998 50%. De organisatie heeft dus twee jaar de tijd om te bepalen waarin zij kan worden ingebed.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma antwoordde zij dat de Staatssecretaris van Onderwijs voor STOA-projecten middelen heeft gereserveerd uit de mediamiddelen, omdat de Mediawet subsidiëring van welzijnsaspecten vanuit de mediagelden niet toelaat. De STOA moet zich veel meer op media-activiteiten gaan richten.

Met betrekking tot de Stichting de ombudsman merkte de staatssecretaris op dat zij heeft besloten de subsidie in 1996 voor eenderde en in 1997 voor tweederde te korten, en deze in 1998 te beëindigen. Deze activiteiten moeten worden ingebed in de omroepen. Het welzijnswerk dat daarnaast verricht wordt, vloeit voort uit het mediawerk. Deze gefaseerde afbouw van de subsidie beschouwde zij als een goed compromis.

De heer Esselink (CDA) wees erop dat de Kamer niet wenst dat deze stichting afhankelijk wordt van de omroep en daarom waarde hecht aan een onafhankelijke geldstroom vanuit het welzijnsbeleid. Hij hoorde daartegen geen nieuwe argumenten van de staatssecretaris.

De staatssecretaris antwoordde dat zij hiervoor geen titel heeft, aangezien het uitvoerend werk betreft, dat niet is opgenomen in de AMvB bij de Welzijnswet.

Activiteiten die niet passen in landelijke criteria en bovendien het werk van andere organisaties overlappen, zoals de gemeentelijke sociale diensten, het algemeen maatschappelijk werk en de Nationale ombudsman, komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

De staatssecretaris onderkende dat juist nu voor de Rode Draad veel werk aan de winkel is, dat ligt op het terrein van Justitie. Vanaf 1 januari 1996 wordt de subsidie gekort, die per 1 januari 1998 definitief wordt beëindigd. Met betrekking tot Arachne weersprak zij dat de voorgestelde maatregelen en het niet afwachten van de evaluatie zouden neigen naar onbehoorlijk bestuur. De afspraak Arachne tot 1 januari 1997 te subsidiëren wordt nagekomen en de evaluatie wordt afgewacht, met als compromis dat het Ministerie van VWS vanaf 1997 tot de tweede evaluatie f 150 000 zal verstrekken. Het Ministerie van Sociale Zaken zal de subsidiëring voortzetten vanuit het emancipatiebeleid. De heer Esselink (CDA) meende bij interruptie dat deze overdracht, uitgaande van een redelijke uitkomst van de evaluatie, betekent dat f 964 000 moet worden overgedragen, terwijl nu wordt voorgesteld f 150 000 te verstrekken. De staatssecretaris benadrukte dat zij vasthoudt aan de VWS-subsidie- termijn voor Arachne van vijf jaar en dat voor de overgang naar Sociale Zaken een substantieel bedrag extra wordt verstrekt. Als zij f 964 000 zou moeten bijdragen, moet de Kamer maar aangeven ten laste waarvan dit moet komen.

Zij ging vervolgens in op het temporiseren van de bezuinigingen op het COC. In gesprekken met het homo-cluster is aangegeven dat men per 1 januari 1997 meer aan fondsenwerving dient te gaan doen. De regeling met het COC achtte zij aanvaardbaar, mede gezien de situatie in de afgelopen jaren voor andere clusters. Met betrekking tot de Euregio benadrukte zij het cruciale belang van goede betrekkingen met Duitsland, aangezien 80% van alle subsidies voor uitwisseling van jongeren daarheen gaat. De Euregio's vallen niet meer binnen de criteria van VWS en de subsidiëring ervan zouden provincies en gemeenten moeten overnemen, hetgeen ook al enigszins gebeurt. Hierover heeft diverse malen overleg met de provincies plaatsgevonden. Beëindiging van de VWS-subsidie behoeft overigens niet te betekenen dat het werk ophoudt. Zij meende dat bij de subsidiëring van één Euregio sprake is van willekeur en stelde, de ingeslagen weg te willen vervolgen.

Zij onderkende het belang van het IPP-jongerenwerk en van de M50-activiteiten. Om die reden zal pas in 1998 de subsidie voor 50% worden gegarandeerd, terwijl in 1996 en 1997 weliswaar een korting plaatsvindt, maar met een aanvulling voor de projecten van de subsidie tot 100%. De plaats van het jongerenwerk binnen het IPP is onderwerp van bespreking en de Kamer wordt over de resultaten daarvan geïnformeerd. Voor de Stichting jeugdfonds/Jantje Beton is op projectbasis subsidieverstrekking zeker, omdat deze activiteiten passen in het jeugdbeleid.

De staatssecretaris constateerde dat vraagtekens zijn gezet bij de subsidieverlening aan De Rode Hoed en De Balie, die volgens de criteria een belangrijke platform- en signaalfunctie hebben. Een budgetkorting van 25% is hier doorgevoerd, omdat de activiteiten voor een groter deel door de deelnemers en bezoekers kunnen worden opgebracht, terwijl er wellicht ook derde geldstromen zijn. Gelet op toezeggingen van het ministerie dat projecten tot 1997 gecontinueerd zouden worden, kan de korting per 1 januari 1998 worden toegepast. Voor het Nederlands gesprekscentrum geldt ongeveer hetzelfde, zij het dat de korting daar wel per 1 januari 1996 kan worden doorgevoerd. Dit centrum heeft als vrijwilligersorganisatie op hoog niveau de functie van een forum en behoort tot de landelijke infrastructuur, waarbij ideologisch geladen thema's aan de orde komen zonder polarisatie en zonder voortijdige publiciteit.

Beraadslaging in tweede termijn

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) informeerde of de STOA structureel is overgegaan naar het Ministerie van OCW. Zij begreep dat de evaluatie van Arachne wordt afgewacht en dat in 1997 f 150 000 aan subsidie zal worden verleend. Hoe hard is het dat het Ministerie van Sociale Zaken Arachne overneemt?

De heer Lilipaly (PvdA) vond het prettig te vernemen dat de wachtgelden en onvermijdbare kosten voor rekening van de Minister van Financiën komen. Hij vroeg om een indicatie van de omvang van de hiermee gemoeide bedragen. Aangegeven is dat een en ander via P&O-gelden worden opgevangen, die echter bedoeld zijn als sturingsapparaat voor de overheid. Hij vroeg tenslotte om een duidelijk overzicht van de voor de komende jaren vrij besteedbare bedragen.

De heer Fermina (D66) herinnerde aan zijn vraag naar de motivatie om de subsidie aan ISS nog niet af te bouwen, gelet op het feit dat het aandeel van het Ministerie van Justitie wel is afgebouwd.

De heer Schutte (GPV) verzocht de staatssecretaris zijn vraag over de positie en functie van de Nederlandse gezinsraad te betrekken bij de uitwerking van de gezinsnotitie.

Mevrouw Essers (VVD) vroeg waar het PIW in de voorstellen is gebleven.

De heer Van der Vlies (SGP) merkte op wegens verhindering tijdens de eerste termijn bij de begrotingsbehandeling op enkele zaken te zullen terugkomen.

De heer Leerkes (Unie 55+) vroeg de staatssecretaris om een reactie op de opvatting bij brief van 10 oktober jl. van de ouderenbonden dat de niet mis te verstane politieke signalen van ouderen onvoldoende worden begrepen wanneer de Kamer akkoord zou gaan met de voorgestelde korting op de subsidieregeling.

De staatssecretaris wees erop dat PIW in 1996 is vermeld op de lijst van organisaties waarop niet wordt bezuinigd, conform de afspraak daarover. De positie en de functie van de Nederlandse gezinsraad komen aan de orde in de nota Leefeenheden. Deze term doet meer recht aan de differentiatie van samenlevingsverbanden dan de term «gezin», die men als een inperking van die differentiatie kan aanmerken.

Zij merkte op dat ten aanzien van ISS in eerste instantie was aangegeven dat de subsidie geheel zou worden beëindigd omdat ook het Ministerie van Justitie zijn bijdrage zou intrekken. Er was dan geen levensvatbaarheid meer voor het ISS. Na overleg bleek Justitie bereid tot een rechtstreekse bijdrage aan ISS op verrichtingenbasis tot het maximum van de huidige bijdrage. Op grond hiervan heeft zij besloten de subsidie voort te zetten om een goede voortgang van ISS mogelijk te maken.

De staatssecretaris sprak de bereidheid uit, de Kamer de brief te sturen over de financiële consequenties van wachtgelden en onvermijdbare kosten aan de deelnemers aan het tripartite overleg Welzijnssector. De uiteindelijke hoogte van deze kosten is afhankelijk van de onderhandelingen en de invulling van de maatregelen. Met betrekking tot de P&O-gelden kenschetste zij het dilemma met «you cannot have the cake and eat it», omdat men de taakstelling dient te halen en het geld voor verzachting van de pijn ergens vandaan moet komen. Voor 1996 is er geen vrij besteedbaar bedrag. Als voorgestelde bezuinigingen geschrapt zouden worden, dient men alternatieve dekking aan te geven. De welzijnsbegroting is tot op het bot uitgekleed, om aan de extra taakstelling voor de jeugdhulpverlening te kunnen voldoen.

Met betrekking tot Arachne wees zij op gemaakte afspraken over overname door minister Melkert. De heer Esselink (CDA) merkte bij interruptie op dat minister Melkert had toegezegd zijn deel voort te zetten, hetgeen iets anders is dan het overnemen van het VWS-deel. De staatssecretaris adviseerde de heer Esselink dit aan minister Melkert te vragen. Het voortbestaan van Arachne wordt gegarandeerd; op dit moment is niet aan te geven of het niveau niet zal veranderen. Zij deed de toezegging, in een gezamenlijke brief met minister Melkert hierover helderheid te verschaffen en schriftelijk een toelichting op de situatie van de STOA te geven.

Tenslotte verduidelijkte zij dat de begrotingsposten voor 1996 zijn afgerond op bedragen van f 1 000. Men moet dan ook de bedragen uit de brief van 2 november jl. hanteren als amendering op de begroting voor 1996.

De voorzitter van de vaste commissie,

Van Nieuwenhoven

De griffier van de vaste commissie,

Van der Windt


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD)

Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), Passtoors (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Cornielje (VVD)

Naar boven