nr. 62
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 22 januari 1996
Met deze brief informeer ik u over de behoefte aan gevechtsveld-
controle-radars bij de Koninklijke landmacht en de Koninklijke marine.
Het betreft de vervanging van de verouderde radars ZB 298, die door beide
krijgsmachtdelen inmiddels zijn afgestoten wegens tactische veroudering en
hoge onderhoudskosten.
Operationeel kader
Er zijn verschillende waarnemingssystemen in gebruik om te voorzien in
de informatie waaraan bij de uiteenlopende taken behoefte is. Zo worden voor
verkenningen op grote afstanden onder meer verkenningsvliegtuigen en Remote
Piloted Vehicles (RPV) ingezet. Voor de opsporing van vijandelijke mortieren
artilleriewapensystemen worden grondgebonden doelopsporingsradars ingezet
die uit gedetecteerde projectielbanen de lokatie van deze wapensystemen afleiden.
Voor de aansturing van eigen mortier- en artillerie-eenheden, die vuursteun
leveren aan eenheden in direct gevechtscontact, zijn in de voorste linie waarnemers
nodig die beschikken over systemen om snel en nauwkeurig doelinfor- matie
te verzamelen en de uitwerking van vuursteun te registreren. Hiervoor kunnen,
afhankelijk van het soort optreden, radars of camera-systemen worden gebruikt.
In deze laatste categorie valt het project waarnemingsopbouw, waarover ik
u op 20 december jl. heb geïnformeerd.
De beoogde gevechtsveldcontrole-radar wordt ingezet voor de algemene bewaking
van gebiedsdelen. De met het systeem verkregen informatie is nodig voor de
besluitvorming van de bataljonscommandant en is tevens voldoende nauwkeurig
om aanvullend gebruikt te kunnen worden als doelinformatie voor eigen artillerie
en mortieren.
Kwalitatieve behoefte
Het systeem moet personen, voertuigen en helikopters tot een afstand van
twintig kilometer kunnen detecteren en classificeren. Om het ook te kunnen
gebruiken voor vuurleiding van eigen artillerie en mortieren, moet het de
inslagen van deze wapensystemen kunnen waarnemen. Het systeem moet draagbaar
zijn, maar ook gebruikt kunnen worden vanuit voertuigen. De radar moet bovendien
zijn uitgerust met voorzieningen om electronische detectie door een tegenstander
zoveel mogelijk te voorkomen.
Kwantitatieve behoefte
Bij de Koninklijke landmacht worden de gevechtsveldcontrole-radars ingedeeld
bij de verkenningspelotons van de parate en mobilisabele manoeuvre-bataljons
(pantserinfanterie-, luchtmobiele, tank- en verkenningsbataljons). Per verkenningspeloton
worden twee systemen ingedeeld. Als algemene reserve wordt een percentage
van vijf gehanteerd. Voor opleidingsdoeleinden zullen drie systemen uit het
mobilisabele bestand worden gebruikt. De totale behoefte van de Koninklijke
landmacht is 74 systemen. Bij het Korps Mariniers worden de gevechts- veldcontrole-radars
ingedeeld bij de waarnemingsteams van de twee mortiercompagnieën. Elke
mortiercompagnie heeft drie waarnemingsteams. Voor opleidingsdoeleinden en
algemene reserve wordt één systeem aangehouden. Het Korps Mariniers
heeft dus behoefte aan zeven systemen. De totale projectomvang komt daarmee
op 81 systemen.
Samenwerking
De projectleiding van dit multi-service project berust bij de Koninklijke
landmacht.
Er zijn op dit moment geen concrete mogelijkheden voor internationale
samenwerking. Navo-partners hebben diverse radarsystemen in gebruik, maar
geen van hen overweegt een vergelijkbare aanschaf op korte termijn. Evenmin
zijn er lopende projecten waarbij kan worden aangesloten.
Alternatieven
Uit een globale verkenning van de markt is gebleken dat er geen systemen
zijn die volledig aan de gestelde eisen voldoen. Wel zijn er ontwikkelingen
gaande bij de grote internationale leveranciers in dit marktsegment. Ook de
Nederlandse firma Signaal heeft het voornemen een radar van deze categorie
te ontwikkelen. Signaal heeft inmiddels een ontwikkelingsvoorstel ingediend
bij de Commissie Ontwikkeling Defensiematerieel (Codema).
De radar die Signaal wil ontwikkelen, lijkt belangrijke voordelen te bieden.
Het concept van Signaal berust op een nieuwe technologie waarbij aanzienlijk
minder energie wordt uitgestraald dan bij de pulsradar die doorgaans voor
dit soort toepassingen wordt gebruikt. Bovendien lijkt een gunstiger afstandsbereik
haalbaar, omdat ook doelen op korte afstand kunnen worden waargenomen, wat
met een pulsradar niet mogelijk is. De ontwikkeling van Signaal kan dus resulteren
in een geavanceerde opsporingsradar met hoge prestaties, die bovendien moeilijk
te detecteren is. Gelet op de marktkansen van een dergelijk systeem en de
potentiële stimulans hiervan op de Nederlandse defensie-industrie, heeft
Codema recentelijk ingestemd met dit voorstel. Met het ontwikkelingsproject
is ongeveer f 15 miljoen gemoeid (excl BTW), waaraan de Ministeries
van Defensie en van Economische Zaken en de leverancier (conform de Codema-regeling)
elk een derde deel bijdragen.
Naast de ontwikkeling in Codema-verband worden in de vervolgfasen van
het project «gevechtsveldcontrole-radars» vanzelfspekend ook de
internationale ontwikkelingen gevolgd en mogelijke produktalternatieven onderzocht.
Financiële en personele consequenties
Voor de behoefte aan 81 systemen is in de plannen van de Koninklijke marine
en de Koninklijke landmacht ongeveer f 80 miljoen gereserveerd. Invoering
van de nieuwe gevechtsveldcontrole-radar zal niet leiden tot een behoefte
aan meer personeel.
Voortzetting van het project
Ik ben voornemens, eventueel na overleg met u, met de voorstudiefase van
het project te beginnen. Eind 1996 ontvangt u een rapportage over de uitkomsten
hiervan.
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling