24 400 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996

nr. 132
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 augustus 1996

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de nota reservistenbeleid (24 400 X, nr. 104).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 augustus 1996.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Op basis waarvan zijn 44 100 functies en voor de vulling daarvan 57 200 reservisten nodig om de parate component aan te vullen? Hoe snel en flexibel kan met deze aantallen opgetreden worden in buitengewone omstandigheden? (punt 10)

De 44 100 functies voor reservisten betreffen functies die deel uitmaken van de «oorlogsorganisatie» in het kader van de bondgenootschappelijke verdediging, waarvan de vulling niet kan geschieden door het reeds in de organisatie aanwezige beroepspersoneel. De omvang van de oorlogsorganisatie is overeenkomstig de in de Prioriteitennota aangekondigde structuur, inbegrepen de vijfde mobisabele brigade en het Korps Nationale Reserve van de Koninklijke landmacht. Voor de vulling van deze functies zijn 57 200 reservisten nodig. Dit grotere aantal is nodig omdat rekening moet worden gehouden met een aanvullingsreserve voor oorlogsverliezen en met een verminderde beschikbaarheid bij mobilisatie, het zogenaamde «mobilisatieopkomstverloop». Met deze aantallen kunnen de reserve-eenheden binnen de verschillende door de NAVO gestelde reactietijden worden gevuld.

2

Vier categorieën reservisten worden onderscheiden, (reguliere, actieve, actieve korps nationale reserve en afroepreservisten), de duur van de reserve-verplichting verschilt en de verplichtingen tot training en opleiding ook; steeds zal daarbij sprake zijn van een adequate vulling van de reservecomponent. Aan de hand waarvan, door wie, en met het oog waarop wordt dit bepaald? (punt 14–19)

De gewenste duur van reserveverplichtingen wordt aan de hand van behoefte en aanbod bepaald door de beheerders van het reserve-personeel bij de verschillende krijgsmachtdelen met het oog op de vulling van de reserve-eenheden.

3

Hoelang en hoe vaak nemen de te onderscheiden reservisten deel aan militaire trainingsactiviteiten/herhalingsoefeningen/opleidingen en wat dies meer zij?

18

Voor reguliere reservisten blijft de wettelijke verplichting om deel te nemen aan herhalingsoefeningen gehandhaafd. Hoe wordt die verplichting vorm gegeven? Welk budget is daarvoor voorzien?

De bestaande wettelijke bepalingen betreffende de verplichting om deel te nemen aan herhalingsoefeningen blijven gehandhaafd. Reguliere reservisten nemen echter, met uitzondering van enkele categorieën specialistisch personeel bij de Koninklijke luchtmacht, zoals luchtverkeersleiders, niet deel aan herhalingsoefeningen en trainingsactiviteiten aangezien dat gelet op de huidige reactietijden niet nodig is. Er is dan ook geen budget voorzien. Actieve reservisten en afroepreservisten nemen, afhankelijk van hun militaire ervaring en hun beoogde functie, ongeveer twee weken per jaar deel aan trainingsactiviteiten. Leden van het Korps Natres trainen ongeveer 100 tot 200 uur per jaar, voornamelijk in de avonduren en in het weekeinde.

4

Wie van de actieve reservisten komen in aanmerking voor het vervullen van zwaardere functies en kunnen carrière maken als reservist? (punt 17)

Actieve reservisten die voldoen aan functie-eisen wat betreft kennis en ervaringsopbouw en tevens bereid en beschikbaar zijn om aan voor hogere functies benodigde reservistentrainingen deel te nemen, kunnen in aanmerking komen voor het maken van carrière als reservist. Evenals beroepspersoneel, worden zij bevorderd wanneer hen een functie waaraan een hogere rang is verbonden, wordt toegewezen.

5

Hoe groot wordt de kans geacht dat de categorie afroepreservisten (medisch-technische specialisten) nu of later is te werven bij het bestaande reservepersoneel of in de burgermaatschappij? Staat men voor deze categorie te trappelen? (punt 19)

De kans dat aan een behoefte aan afroepreservisten kan worden voldaan, wordt reëel geacht, gelet op de gebleken bereidheid onder reservisten-arts om desnoods meerdere malen voor korte tijd te worden uitgezonden.

6

Alle categorieën kunnen zich op eigen initiatief voor deelname aan operaties melden. Hoe zal dat in de praktijk werken? Geldt hier wie het eerst komt wie het eerst maalt? Wat zijn hiervoor de criteria? (punt 20)

26

Is het denkbaar dat reservepersoneel op individuele basis wordt uitgezonden, bijvoorbeeld bij waarnemingsoperaties, ook buiten het NAVO-gebied?

31

Hoeveel reservisten denkt de regering nodig te hebben voor vrijwillige inzet bij vredesoperaties? Omvat het genoemde aantal van 3000 actieve reservisten tevens het contingent dat ingezet kan worden bij vredesoperaties? Zo ja, kan de regering dan specificeren hoeveel actieve reservisten nodig zijn voor respectievelijk buitengewone omstandigheden en vredesoperaties?

33

Kan de regering nader aangeven, waarom en hoe reservisten in voorkomend geval worden ingezet voor vredesoperaties? Welke schaarse specialismen kunnen niet structureel door actief dienenden worden vervuld (medici, tolken, ingenieurs)? Kunnen ook burgers zich aanmelden voor deelname aan vredesoperaties?

Het is inderdaad denkbaar dat reservepersoneel vrijwillig en op individuele basis wordt uitgezonden, ook buiten het NAVO-gebied. Reservisten die zich aanmelden, worden getest op algemene medische en psychische geschiktheid voor uitzending. Alleen degenen die geschikt zijn, worden geregistreerd als vrijwilliger.

In het incidentele geval dat behoefte zou bestaan aan deelname door reservisten aan een operatie wordt van degenen die zich vrijwillig hebben aangemeld degene uitgezonden die het best voldoet aan de functie-eisen. Bij de inzet van reservisten op vrijwillige basis voor een vredesoperatie moet gedacht worden aan enkele reservisten. Actieve reservisten hebben als zodanig geen verplichting tot deelname aan vredesoperaties. Het aantal van 3000 actieve reservisten heeft dan ook geen relatie met een eventuele beschikbaarheid voor vredesoperaties. De actieve reservisten volgen aanvullende opleiding en training voor de inzet onder buitengewone omstandigheden. Alleen afroepreservisten nemen een verplichting op zich tot eventuele inzet bij crisisbeheersingsoperaties.

Deelname van burgers aan vredesoperaties wordt niet overwogen.

7

Ook burgerpersoneel werkzaam bij Defensiebedrijven kan als reservist worden geworven gezien hun specialistische kennis. Op welk moment en hoe vaak zouden zij in dit geval militaire basisvaardigheden moeten oefenen? Hoe regelmatig moet er (on the job) geoefend en getraind worden? (punt 24)

Het werven van burgerpersoneel bij Defensie als reservist betreft een aanstelling in de categorie «actieve» reservisten met de daarbij behorende verplichting tot het oefenen van militaire basisvaardigheden. «Training on the job» zal – gelet op de ervaring opgedaan in de burgerfunctie – over het algemeen niet noodzakelijk zijn.

8

Hoe denkt de staatssecretaris in de behoefte aan reserve-officieren met een HBO-opleiding te voorzien? Hoe aantrekkelijk zal dit worden gemaakt en wat gebeurt er als dit niet lukt? (punt 25)

Voor zover niet reeds op reguliere wijze in de behoefte aan personeel met een HBO-opleiding wordt voorzien, geldt het in de Nota reservistenbeleid ten aanzien van academici vermelde mutatis mutandis voor HBO'ers. Er zijn geen bijzondere maatregelen voorzien.

9

Hoe actief is de reservist bij activiteiten van de krijgsmacht te betrekken? Zijn infobulletins, het zenden van defensiebladen en de activiteiten georganiseerd door de verenigingen voor reservepersoneel voldoende? (punt 27 en 28)

De commandanten van eenheden zijn verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten en het organiseren van activiteiten ter bevordering van de binding met de bij hun eenheid ingedeelde reservisten. Daarnaast worden regelmatig regionale of landelijke informatiebijeenkomsten georganiseerd. Overigens is het aan de reservisten zelf om te bepalen in welke mate zij actief bij de krijgsmacht betrokken wensen te zijn.

10

Waar is de informatie-achterstand over de herstructurering van de krijgsmacht ontstaan, en dientengevolge een niet vanzelfsprekende pro-krijgsmacht houding bij de werkgevers? (punt 34)

De ontwikkelingen betreffende de herstructurering van de krijgsmacht zijn in de afgelopen jaren ingrijpend en omvangrijk geweest. Dat heeft ook geleid tot misvattingen als zou de opschorting van de opkomstplicht ook het afschaffen van de mobilisabele component, van de dienstplicht als zodanig en van alle vormen van reservist-zijn inhouden.

11

Wat wordt het budget van het op te richten aparte bureau voor employer supportprogramma's? Wie gaan daarvan deel uitmaken? Heeft overleg plaatsgevonden met werkgevers- en werknemersorganisaties buiten defensie over de nu voorliggende voorstellen voor dit programma?

Het bureau voor employersupportprogramma's zal bestaan uit defensiepersoneel. Over taken, opdracht en budget vindt nog intern overleg plaats.

12

Los van de status als actieve reservist is het beleid van de regering gericht op het bevorderen en instandhouden van een hoge mate van betrokkenheid van de reservist bij de krijgsmacht. De reservist wordt zodoende zelfs een «ambassadeursfunctie» toegedicht. Hoe rijmt dit streven met de klachten van reservistenorganisaties dat de Nota reservistenbeleid te weinig uitgaat van betrokkenheid van de «oude reservist» bij het nieuwe reservistenbeleid?

Hoe moet/kan de reservist van de toekomst een brugfunctie/ambassadeurs-functie vervullen tussen maatschappij en krijgsmacht, mede in het licht van het feit dat dat ook in het verleden blijkbaar maar ten dele is gelukt? (punt 55)

De nota reservistenbeleid maakt geen onderscheid tussen «oude» en «nieuwe» reservisten in de mogelijkheden van betrokkenheid bij de krijgsmacht. Degenen die op grond van de dienstplicht tot het reservepersoneel behoren («oude» reservisten) kunnen, anders dan ten onrechte bij reservistenorganisaties wordt gedacht, op dezelfde voet opteren voor een «actief» reservist zijn als degenen die eerst beroepsmilitair zijn geweest («nieuwe» reservisten).

In het verleden werd de brugfunctie van reservisten niet als doel, maar als positief neveneffect van het dienstplichtstelsel beschouwd. In het nieuwe reservistenbeleid moet voor het eerst naar een actief bevorderen van deze brugfunctie worden gestreefd.

13

In het schema van de Prioriteitennota wordt uitgegaan van een hogere reservecomponent dan in voorliggende nota wordt beschreven. Hoe wordt het daar gehanteerde schema aangepast? Wat wordt de organieke indeling van de reservecomponent bij de KL? Hoeveel bataljons, met welke taken, in welk concept? Van welke hoeveelheid mobilisabel materieel wordt uitgegaan?

De in de nota reservistenbeleid genoemde reservecomponent wijkt niet significant af van de Prioriteitennota. Bij het Duits-Nederlandse legerkorps zijn 19 bataljons en 43 eenheden van compagniesgrootte met een reservestatus ingedeeld. Zij zijn bedoeld om, evenals de parate eenheden, gevechts- en ondersteunende taken uit te voeren bij inzet voor de bondgenootschappelijke verdediging. Het organieke materieel voor deze eenheden is aanwezig in de mobilisatiecomplexen of wordt in vredestijd gebruikt voor opleidingsdoeleinden.

Bij het Nationaal Commando worden 17 bataljons en 8 eenheden van compagniesgrootte ingedeeld voor taken op het gebied van bewaking en beveiliging, geneeskundige verzorging, vervoer en verkeer, rampenbestrijding en de logistieke ondersteuning van de eenheden van het legerkorps en luchtmobiele brigade die buiten de landsgrenzen zijn ingezet. Het materieel voor deze eenheden is deels opgelegd in mobilisatiecomplexen en wordt deels in buitengewone omstandigheden verkregen door vordering volgens de daarvoor geldende procedures.

14

Voor welke functies worden burgers zonder militaire achtergrond geworven? Welke indeling wordt hiervoor gevolgd in mobilisatietijd?

Burgers zonder militaire achtergrond worden geworven voor die functies die niet of onvoldoende worden gegenereerd uit beroepsmilitairen die na het einde van hun aanstellingsduur de actieve dienst verlaten. Het betreft hier veelal personeel waarvan de civiele vakkennis aansluit bij de behoefte van Defensie aan specialistisch personeel: artsen, verpleegkundigen, tolken, juristen, ingenieurs, chauffeurs voor zware vrachtwagens, kraanmachinisten e.d. Daarnaast worden burgers, met of zonder militaire achtergrond, geworven voor de Natres.

15

Voor welke functies en rangen worden trainingsprogramma's voorzien?

Trainingsprogramma's worden voorzien voor de reserve-militairen die zijn ingedeeld op een meer ingewikkelde functie of een met een zwaardere verantwoordelijkheid. Voor hen is het noodzakelijk parate kennis en militaire vaardigheden bij tehouden of te verdiepen. Als ze in aanmerking komen voor vervolgfuncties, moeten ze aanvullende opleidingen volgen. Deze (actieve) reservisten zijn voornamelijk bestemd voor leidinggevende of staffuncties, doorgaans in de rang van officier en onderofficier. Een andere categorie wordt gevormd door bedienaars van ingewikkelde wapensystemen.

Ook de reservisten van de Natres nemen deel aan trainingsprogramma's.

16

Wat zijn de voorziene kosten van de grotere behoefte aan initiële opleidingen bij het Korps Natres?

Voor de initiële opleidingen bij de Natres is f 2,6 miljoen geraamd. Het betreft de initiële militaire opleidingen voor personeel zonder militaire achtergrond (± 320 per jaar) en de initiële functie-opleidingen (± 800 per jaar).

17

Welke en hoeveel specifieke BBT-functies voor academici worden voorzien?

Bij de Koninklijke landmacht is een aantal BBT-functies met relatief korte aanstellingsduur voor basisartsen voorzien. Daarnaast zijn er enkele functies voor wetenschappelijk medewerker en jurist. De komende jaren wordt aan dit BBT-bestand voor academici verder vorm gegeven. De KM kent een «vlottend functiebestand» voor academisch opgeleide officieren, afhankelijk van de projecten (technologisch, gedragswetenschappelijk, informatica) waarvoor zij zijn benodigd.

19

Hoe worden de extra risico's die werkgever en werknemer lopen t.a.v. ziekte/arbeidsongeschiktheid ten gevolge van het werken als reservist afgedekt?

Zoals bij alle activiteiten van werknemers in hun vrije tijd is de primaire afweging een verantwoordelijkheid van de werknemer zelf. Voor activiteiten als militair in werkelijke dienst biedt de rechtspositie van de militair voldoende voorzieningen. Er worden dan ook geen specifieke maatregelen overwogen.

20

Wat is/wordt het verschil in arbeidsvoorwaarden beroeps- en reservepersoneel? Kan een vergelijkend overzicht worden gegeven?

Afgezien van het verschil in pensioenopbouw (zie ook vraag 36) maakt de rechtspositie geen relevant onderscheid tussen beroeps- en reservepersoneel.

21

Kan een berekening worden gegeven van de materiële kosten (mobilisabel materieel, exploitatie, onderhoud)?

22

Oplopend van 9 miljoen gulden in 1997 wordt in 1998 14 miljoen gulden voorzien voor personele exploitatiekosten voor de KL. Deze bedragen moet worden gevonden binnen de begroting. Welke zaken krijgen ten gevolge daarvan een lagere prioriteit?

23

De financiële implicaties zijn onduidelijk. Kan een aanvullend financieel overzicht worden gegeven waarin alle kosten zijn meegenomen, en waaruit ook blijkt wat de kosten per reservist zijn?

De kosten voor het materieel van de reserve-eenheden en het onderhoud daarvan maken integraal deel uit van de kosten van de krijgsmacht en worden niet beïnvloed door het nieuwe reservistenbeleid.

Bij het opstellen en herzien van de begroting worden alle uitgaven op de begrotingsartikelen geactualiseerd. In deze actualisatie worden alle herschikkingen als gevolg van realisatie-ontwikkelingen en nadere inzichten in de plannen verwerkt. In de actualisatie zijn de uitgaven voor het nieuwe reservistenbeleid opgenomen. Gelet op het relatief geringe bedrag is niet aan te geven welke zaken een lagere prioriteit hebben gekregen door het nieuwe beleid.

Gelet op het bovenstaande is geen verdere financiële verbijzondering te geven.

24

Kan de term «buitengewone omstandigheden» worden gedefinieerd?

Het begrip «buitengewone omstandigheden» wordt in de Nota reservistenbeleid gebezigd in dezelfde zin als in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden.

25

Hoe worden bij uitzending vacante functies betreffende specialismen tijdelijk gevuld met reservisten?

38

Hoe beoordeelt de regering het idee van een remplaçantenregeling voor reservisten tijdens uitzending van actief dienenden naar crisisoperaties?

In principe zal er geen sprake zijn van het vervullen van functies van uitgezonden beroepsmilitairen door reservisten. Slechts in incidentele gevallen zal het worden toegestaan dat een reservist, bij wijze van «training on the job» voor een korte periode enkele werkzaamheden verricht, waarbij nimmer sprake kan zijn van volledige functiewaarneming. Een andere benadering zou strijdig zijn met de uitgangspunten van de Prioriteitennota aangezien dit zou leiden tot een verkapte uitbreiding van de parate sterkte van de krijgsmacht.

25

Hoe worden bij uitzending vacante functies betreffende specialismen tijdelijk gevuld met reservisten?

38

Hoe beoordeelt de regering het idee van een remplaçantenregeling voor reservisten tijdens uitzending van actief dienenden naar crisisoperaties?

In principe zal er geen sprake zijn van het vervullen van functies van uitgezonden beroepsmilitairen door reservisten. Slechts in incidentele gevallen zal het worden toegestaan dat een reservist, bij wijze van «training on the job» voor een korte periode enkele werkzaamheden verricht, waarbij nimmer sprake kan zijn van volledige functiewaarneming. Een andere benadering zou strijdig zijn met de uitgangspunten van de Prioriteitennota aangezien dit zou leiden tot een verkapte uitbreiding van de parate sterkte van de krijgsmacht.

27

Wat zijn de voor- en nadelen van vrijwillige inzetbaarheid van reservepersoneel voor crisisbeheersings- en andere operaties?

28

Wat zijn de voor- en nadelen van verplichte inzetbaarheid van reservepersoneel voor crisisbeheersing en andere operaties?

De regering overweegt niet om reservisten verplicht in te zetten voor crisisbeheersingsoperaties, aangezien dit niet strookt met de uitgangspunten van de Prioriteitennota, nl. een krijgsmacht die uit vrijwilligers bestaat.

29

Wat zijn de redenen dat het concept van «Sponsored Reserve» niet wordt uitgewerkt?

Er is geen operationele behoefte aan «sponsored reserve». Bovendien is defensiematerieel veelal van buitenlandse leveranciers afkomstig, zodat dit concept niet breed kan worden toegepast.

30

Reguliere reservisten dienen zich verplicht in te zetten onder buitengewone omstandigheden, terwijl actieve reservisten vrijwillig betrokken kunnen zijn bij de voorbereiding op inzet in buitengewone omstandigheden. In totaal denkt de regering circa 3000 actieve reservisten nodig te hebben, die zich periodiek vrijwillig voor de krijgsmacht zullen inzetten. Waarom is dit grote aantal actieve reservisten nodig gelet op de huidige veiligheidssituatie? Op grond van welke criteria is de regering uitgekomen op een actief reservistenbestand van 3000?

De verwachte reactietijd voor het formeren en opleiden van mobilisabele eenheden zal lang genoeg zijn om de reguliere reservisten weer op het juiste trainingsniveau te brengen. Zij genieten na hun actieve diensttijd géén aanvullende training en zullen worden ingezet op hun oorspronkelijke functieniveau. Het is echter noodzakelijk ook reservepersoneel in te zetten voor een aantal hogere en zwaardere kaderfuncties. De aan dit personeel te stellen eisen gaan uit boven het tijdens de actieve diensttijd verkregen niveau. De individuele opleiding hiervoor vergt dan ook meer tijd dan voor de reguliere reservisten. Bovendien zal veelal enige praktische ervaring moeten worden opgedaan en zal vervolgens voor een naasthoger functieniveau moeten worden opgeleid. De opleiding en training voor deze functies dient dus voorafgaande aan een eventuele mobilisatie te zijn afgerond. Het aantal hogere kaderfuncties waarvoor aanvullende opleiding en training is vereist, bedraagt 30 bij de KM. 2400 bij de KL, 350 bij de KLu en 50 á 60 bij de KMar.

32

Beoogt de regering slechts inzet van afroepreservisten bij piekbelasting tijdens crisisbeheersingsoperaties, of betreft het een structurele inzet?

De inzet van afroepreservisten bij crisisbeheersingsoperaties betreft noch piekbelasting, noch een structurele inzet. Inzet van afroepreservisten vindt alleen plaats indien functies niet door het reguliere beroepspersoneel kunnen worden vervuld omdat het een functie betreft waarvoor het niet kosten-effectief is doorlopend personeel in werkelijke dienst te hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om tolken.

34

Met de huidige veiligheidssituatie voor ogen lijkt het wel wat veel om jaarlijks zo'n 45 000 mandagen te spenderen aan opleiding en training van reservisten. Kan een nadere toelichting op dit punt worden gegeven? Omvat het genoemde aantal mandagen tevens de behoefte bij inzet tijdens vredesoperaties?

De verwachte reactietijd voor het formeren en opleiden van reserve-eenheden zal lang genoeg zijn om de reguliere reservisten in een intensief oefenprogramma weer geschikt te maken voor het uitvoeren van hun operationele taken. Hiertoe moet het reservepersoneel dat is ingedeeld op zwaardere – leidinggevende – kaderfuncties, reeds bij opkomst van de eenheden beschikken over het vereiste kennis- en vaardigheidsniveau. De aan dit personeel te stellen eisen zijn dan ook hoger dan die voor de gemiddelde reservist. Daartoe zijn er onder de 45 000 reservisten van de Koninklijke Landmacht ongeveer 2400 reservisten actief. Een deel van hen zal zich bovendien moeten bekwamen en praktische ervaring moeten opdoen voor het vervullen van een naasthogere functie. Deze actieve reservisten nemen ongeveer twee weken per jaar deel aan oefeningen, cursussen en «training on the job».

Reservisten kunnen ook rechtstreeks uit de burgermaatschappij worden geworven voor die functies die niet of onvoldoende worden gegenereerd uit beroepspersoneel dat de actieve dienst verlaat. Het betreft naar schatting 200 reservisten per jaar die een initiële opleiding van gemiddeld 80 dagen behoeven. Hiervoor zijn 16 000 reservistenmandagen geraamd.

Het totale aantal van 44 800 reservistenmandagen is uitsluitend bestemd om reservisten geschikt te maken en te houden voor hun taken in de oorlogsorganisatie in het kader van de bondgenootschappelijke verdediging.

35

Kan nader worden verklaard waarom zulke aanmerkelijke stijgingen van het budget voor reservisten plaatsvinden bij met name de KL, terwijl het aantal reservistenmandagen minder snel groeit?

Vóór de herstructurering bedroeg het aantal reservistenmandagen 110 000. Tijdens de reorganisatieperiode is dit gedaald naar 6200. Bij de raming van het budget is rekening gehouden met het stijgen van het aantal reservistenmandagen ná de reorgansiatieperiode naar 44 800 in 1998. De kosten van het reservistenbeleid omvatten ook de kosten van informatiebijeenkomsten, van kosten verbonden aan afroepreservisten en van het versturen van periodieken en andere informatie aan reservisten.

36

Is de opkomsttoeslag bedoeld als stimulerend effect op de werving van actieve reservisten? Waarom wordt niet volstaan met gewone bezoldiging? Hoe hoog is de opkomsttoeslag?

De opkomsttoeslag is niet bedoeld als wervingsinstrument. Deze toeslag komt in de plaats van en vertegenwoordigt ongeveer dezelfde waarde als het vroegere diensttijdpensioen. Gezien de voor het aanspraak maken op een dergelijk pensioen geldende eisen acht de regering het billijker niet een onzekere vergoeding op 65-jarige leeftijd in het vooruitzicht te stellen als beloning voor bereidheid, maar elke reservist een bedrag van ongeveer f 50,– per dag werkelijke dienst te verstrekken, naast het salaris, als hij slechts incidenteel in werkelijke dienst komt. Indien een reservist voor een langere periode in werkelijke dienst komt, wordt wél een diensttijdpensioen opgebouwd.

37

Door reservistenorganisaties is ontevredenheid geuit ten aanzien van de geringe mate van betrokkenheid bij de voorbereiding van het reservistenbeleid. In hoeverre zijn zij bij het vooroverleg betrokken geweest?

Over personeelsbeleid en arbeidsvoorwaarden wordt overleg gevoerd met de Centrales van Overheidspersoneel. Dat vloeit voort uit het Besluit georganiseerd overleg sector Defensie. De nota reservistenbeleid is dan ook voor overleg over de aspecten die de arbeidsvoorwaarden betreffen aangeboden aan de sectorcommisie Defensie. De nota ziet naast arbeidsvoorwaarden ook op aspecten die geen onderwerp van overleg zijn (legervorming en organisatie). Daarom is zij vrijwel gelijktijdig aan de Kamer aangeboden. Over aspecten de arbeidsvoorwaarden betreffende wordt echter nog overleg gevoerd met de sectorcommissie Defensie.

De KVNRO maakt deel uit van deze sectorcommissie. Verder heeft de voorzitter van de KVNRO het standpunt van zijn organisatie meerdere malen in persoonlijke gesprekken met de inspecteur reservepersoneel KL en met de Staatssecretaris kenbaar kunnen maken.

39

Hoe wordt voorkomen dat de actieve reservist in zijn carrièreverloop wordt gehinderd door zijn periodieke afwezigheid? Waarom zou het voor een werkgever aantrekkelijk zijn om een werknemer als actieve reservist af te staan?

Met de trainingsactiviteiten van actieve reservisten zijn slechts zo'n twee weken per jaar gemoeid. Er kan dan ook niet gesproken worden van «afstaan» van een werknemer als reservist, noch van enige hinder in de carrière.

40

Wat gaan de faciliteiten verbonden aan het gebruik van de reservistenpas het Ministerie van Defensie kosten?

Er is nog geen besluit genomen over de reservistenpas. Als deze wordt ingevoerd geeft de reservistenpas toegang tot bestaande defensiefaciliteiten. Daaraan zijn geen significante extra kosten verbonden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), Vacature (CD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven