24 400 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996

nr. 126
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 26 april 1996

Inleiding

In de Memorie van Toelichting bij de Defensiebegroting 1996 heb ik u reeds bericht over het voornemen een Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba op te richten. Daaraan voorafgaand heb ik met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken hierover meerdere malen overleg gehad. Met deze brief informeer ik u nader over deze Kustwacht.

Vanwege de toenemende illegale handel in verdovende middelen en het transport van deze middelen over zee of door het luchtruim, hebben de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba de wens geuit een Kustwacht op te richten. Zij hebben verzocht de daar gestationeerde eenheden van de Nederlandse krijgsmacht, in het bijzonder van de Koninklijke marine, mede te mogen gebruiken voor de bestrijding van de drugshandel.

Werkgroep

Naar aanleiding hiervan is in juni 1994 de werkgroep Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba ingesteld, die bestond uit ambtelijke vertegenwoordigers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. In december van dat jaar bood zij haar eindrapport aan. In dit rapport werd aanbevolen een nieuw op te richten Kustwacht een aantal toezichthoudende en opsporingstaken alsmede dienstverlenende taken op zee te laten uitvoeren. De taken zouden moeten worden vervuld in de binnenwateren, de zeeën rond de eilanden en het luchtruim daarboven. De werkgroep gaf eveneens een overzicht van het materieel, het personeel en de financiën die nodig zouden zijn. De Rijksministerraad heeft op 20 januari vorig jaar ingestemd met de oprichting van een kustwachtorganisatie conform de aanbevelingen van de werkgroep.

Juridische inbedding

De werkgroep kon mij geen eensluidend advies geven over de inbedding van de kustwachtorganisatie op Koninkrijksniveau en de justitiële verantwoordelijkheden. Nederland nam het standpunt in dat in de regeling ook de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk tot uitdrukking zou moeten komen voor de maritieme rechtshandhaving en de inzet van defensiemiddelen. De Nederlandse Antillen stonden op het standpunt dat de juridische inbedding een regeling zou dienen te zijn op basis van artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dit artikel geeft de landen van het Koninkrijk de mogelijkheid onderling een regeling te treffen.

Om uit deze impasse te raken, heeft de Rijksministerraad de Raad van State om advies gevraagd, in het bijzonder over de verschillende opvattingen van beide landen. In zijn advies gaat de Raad van State uit van een strikte interpretatie van het Statuut op het punt van de scheiding van Koninkrijks- en landsverantwoordelijkheden. Geen van de taken van de Kustwacht kan volgens de Raad thans worden aangemerkt als een aangelegenheid van het Koninkrijk. De Raad constateert echter ook dat er twee rechtssferen zijn te onderscheiden. Niet alleen komt verantwoordelijkheid toe aan de landen van het Koninkrijk, maar ook heeft en behoudt het Koninkrijk zelf verantwoordelijkheid in het kader van internationale verplichtingen. De Raad constateert ook dat, nu de Kustwacht voor een belangrijk deel zal bestaan uit personeel en middelen van de Koninkrijkskrijgsmacht, het in de rede ligt dat de hoofdlijnen van zeggenschap over de toegewezen middelen, en van het beleid met betrekking tot de organisatie en de inzet, op het niveau van het Koninkrijk worden vastgesteld.

Na uitgebreid overleg met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba is besloten de Kustwacht voorshands te baseren op een algemene maatregel van rijksbestuur, de Voorlopige Regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba die gebaseerd is op artikel 38 van het Statuut. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State over de verschillende rechtssferen van zowel het Koninkrijk als de landen, heeft de Rijksministerraad een prominente rol in de regeling gekregen. De Voorlopige Regeling is op 14 december 1995 gepubliceerd in Staatsblad 618 en is op 1 februari 1996 in werking getreden. In een bijlage bij deze brief doe ik u de Voorlopige Regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba toekomen1 . Op 23 januari jl. heb ik de Kustwacht officieel in dienst gesteld.

Vaststelling algemeen en justitieel beleid

Het beleid voor de Kustwacht wordt voorbereid in de Kustwachtcommissie, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van dertien betrokken ministers van de drie landen. De Kustwachtcommissie bereidt het beleidsplan voor, het operationele jaarplan, de ontwerpbegroting, het jaarverslag en de financiële verantwoording. Het overleg is gericht op overeenstemming. De minister van Defensie dient bovengenoemde documenten in bij de Rijksministerraad, nadat alle betrokken ministers in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze aan hem kenbaar te maken. De Rijksministerraad stelt de stukken vervolgens vast en beslist over eventuele geschilpunten.

Voor de vaststelling van het justitieel beleid geldt een andere procedure. Beleidsvoorstellen worden ontwikkeld door het overleg van procureurs-generaal van de Nederlandse Antillen en Aruba en de voorzitter van de vergadering van de procureurs-generaal in Nederland. De ministers van Justitie stellen het beleid vast, dat overigens dient te zijn afgestemd met het beleidsplan en wordt verwerkt in het operationele jaarplan en de begroting. Bij gebrek aan overeenstemming tussen de betrokken ministers van Justitie beslist de Rijksministerraad.

Taken en organisatie

De toezichthoudende en opsporingstaken die aan de Kustwacht zijn opgedragen zijn concreet: algemene politietaken, waaronder drugsbestrijdingsoperaties, grensbewaking, douanetoezicht, toezicht op het milieu en de visserij en toezicht op de scheepvaart. De dienstverlenende taken zijn de afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, alsmede hulpverlening en rampenbestrijding.

De Kustwacht wordt een aparte organisatie onder beheer van de minister van Defensie. De commandant van de Kustwacht is belast met de algehele leiding. Deze functie wordt vervuld door de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied. De Kustwachtorganisatie krijgt een eigen Kustwachtcentrum op Curaçao met steunpunten op Aruba en Sint Maarten. Deze moeten alle drie nog worden gebouwd. De Kustwacht krijgt de beschikking over eigen materieel, personeel en financiën en wordt gefaseerd opgebouwd. Hoewel het nog enkele jaren zal duren alvorens de Kustwacht volledig is uitgerust, wordt nu reeds met de uitvoering van een aantal taken begonnen. Een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de drie landen is belast met de implementatie van de Kustwacht. Bovendien zijn er drie werkgroepen in het leven geroepen, waarvan één zich buigt over de rechtspositie van het lokale kustwachtpersoneel, een ander over de gewenste verbindingen voor operaties en het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer en een derde oplossingen aandraagt voor de juridische knelpunten van de rechtshandhaving.

Personeel, materieel en financiën

De Kustwacht zal ongeveer 160 functies krijgen. Daarvan zijn 128 burgerfuncties voorzien, die onder andere zullen worden vervuld door het Antilliaans en Arubaans personeel van de nu reeds bestaande maritieme politie en douane, voorzover dit personeel nu belast is met maritieme opsporings- en toezichtstaken en voor zover gekwalificeerd voor de Kustwachttaken. Daarnaast zijn er twee dubbelfuncties, te weten de Commandant Kustwacht (Commandant der Zeemacht Caraïbisch gebied) en de stafofficier materieel van de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied. Tenslotte zijn er enkele functies op detacheringsbasis, te weten de planningsofficieren/liaisonofficieren afkomstig van de politie, justitie, douane en de scheepvaartinspectie van de landen, en een stafofficier juridische zaken.

Het Kustwachtmaterieel zal bestaan uit drie Kustwachtcutters, zes patrouilleboten en zes inshoreboten. Vier patrouilleboten zijn nu reeds in dienst bij de maritieme politie en zijn overgedragen aan de Kustwacht. De andere boten moeten nog worden aangeschaft. Aan de Kustwacht wordt personeel en materieel van de krijgsmacht ter beschikking gesteld, voor zover deze voor de taakuitoefening van de Kustwacht geschikt zijn en deze niet voor defensietaken behoeven te worden ingezet. Het betreft het stationsschip inclusief de Lynx-boordhelikopter, de Fokkers 27 maritime, en twee Orion maritieme patrouillevliegtuigen.

In studie is nog de inzet van helikoptervlieguren ten behoeve van de Kustwachttaken, naast de inzet van de bij het stationsschip behorende Lynx helikopter.

Het exploitatiebudget van de Kustwacht bedraagt 40,1 miljoen gulden op jaarbasis (in de evenwichtssituatie over enkele jaren uitgaande van het loon- en prijspeil 1995) waarvan Defensie reeds nu f 21,6 miljoen voor zijn rekening neemt. De Nederlandse Antillen en Aruba dragen 1,2 miljoen gulden bij, hetgeen overeenkomt met het bedrag dat gemoeid is met de inzet van de politieboten. Van de resterende uiteindelijke exploitatielasten van 17,3 miljoen gulden neemt Nederland twee derde voor zijn rekening en de Nederlandse Antillen en Aruba een derde. Het Nederlandse deel zal voornamelijk door het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken en Defensie worden gedragen. Justitie levert vanaf 1997 een kleine bijdrage in de financiering van de exploitatie. Van het deel dat de Nederlandse Antillen en Aruba gezamenlijk dragen, nemen de Nederlandse Antillen twee derde en Aruba een derde voor zijn rekening. Mocht er toe worden overgegaan om aanvullende helikoptercapaciteit voor de Kustwacht in te zetten, dan zal rekening worden gehouden met een beperkte verhoging van het Kustwachtbudget.

Voor het verwerven van het materieel van de Kustwacht en de aanpassingen van de infrastructuur ter plaatse, is er een apart investeringbudget van f 68,4 miljoen (uitgaande van het loon- en prijspeil van 1995). Hiervan wordt een derde door de Nederlandse Antillen en Aruba en twee derde door Nederland gedragen.

In de komende defensiebegrotingen wordt een aparte paragraaf aan de Kustwacht gewijd met een verantwoording van de te verwachten uitgaven. Aan de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba zal eveneens een begroting voor de Kustwacht en Aruba worden aangeboden, zodat ook bij deze landen inzicht bestaat in de besteding van de middelen.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven