Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24400-VIII nr. 107 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24400-VIII nr. 107 |
Vastgesteld 28 augustus 1996
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 20 juni 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de invoering van de nieuwe spellingregels.
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Beinema (CDA) stelde dat spelling een betrekkelijk willekeurig gekozen en redelijk oppervlakkig uniform van een taal is. Men went eraan, ook aan wijzigingen, alhoewel die natuurlijk altijd te vroeg komen. Er is weinig behoefte aan verandering van spelling. Het verstoort de «zielenrust» bij groepen taalgebruikers en het verkleint de toegankelijkheid van literatuur en teksten uit eerdere periodes.
Wijlen minister Daniël Coens, voorzitter van het Comité van ministers van de Nederlandse taalunie, installeerde op 10 september 1990 een commissie ter herziening van de spelling van het Nederlands, welke in het voorjaar van 1992 haar activiteiten voltooide. Op 19 januari 1994 nam het Comité van ministers bij haar beoordeling het grootste deel van de voorstellen niet over, mede onder invloed van een artikel in De Standaard. In dat artikel werden de uitgelekte voorstellen tot herziening met suggestief gekozen voorbeelden als «ginekoloog» geïllustreerd. Uiteindelijk kreeg onze cultuur echter geen «k» opgedrongen.
Ook een tweede publicitair incident droeg bij aan de onrust en verwarring. Zo bleek al snel dat er tussen de omgespelde, twaalfde druk van Van Dale en het nieuwe «Groene boekje» enkele honderden verschillen bestaan. Alhoewel relatief zeer gering in aantal, maakten deze verschillen duidelijk dat vele taalgebruikers Van Dale en het Groene boekje een gelijk gezag toekennen. Deze ergerlijke misvatting berust op gezichtsbedrog, daar alleen het Groene boekje de officiële spelling bevat.
De grote winst van de huidige, bescheiden veranderingen is dat dubbelspellingen van bastaardwoorden uitgebannen worden met behoud van de traditionele schrijfwijze en dat de logische regel voor de tussen-n wordt vervangen door een grammaticale regel. Dat betekent het einde van discussies of een grote bes genoeg is om sap van te maken en te weinig om jam van te bereiden en of mierenneuken één of meerdere mieren veronderstelt.
Sinds de ratificatie van het Taalunie-verdrag in 1982 berust de ratificatie van een nieuwe spelling bij de Taalunie. Het Nederlandse parlement beslist echter over zowel invoering en datum van invoering. De Raad van State heeft het advies gegeven de regeling van het gebruik van trema, apostrof en liggend streepje alsnog een wettelijke basis te geven. De regering heeft hier op nobele wijze positief op gereageerd. De Raad van State heeft voorts geadviseerd dat de Spellingwet van 1947 aanpassing behoeft op het punt dat de schrijfwijze van De Vries en Te Winkel de officiële schrijfwijze is. De regering acht dit onnodig, daar dit in de leidraad en de memorie van toelichting afdoende wordt omschreven. De fractie van het CDA steunde die opvatting.
De datum van invoering ligt vast op 1 augustus a.s. Alhoewel er sprake is van individuele kritische geluiden, heeft geen enkele onderwijsorganisatie zich tegen invoering op die datum verzet. De fractie van het CDA achtte elke onnodige verlenging van de overgangsperiode pedagogisch onverantwoord en steunde daarom de invoering per 1 augustus 1996.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA) merkte op dat de Nederlandse taal groter is dan Nederland. Het doet daarom een beetje merkwaardig aan als Nederlandse staatsrechtsgeleerden aangeven dat bij een verandering van het Nederlands er alleen een Nederlandse wet om de hoek komt kijken. Daarvoor is immers ook een wetswijziging in Vlaanderen nodig. De taalliefde van deze geleerden uit zich dus niet in een correct advies.
Ook het advies van de Raad van State is op een punt niet correct. Zo verkeert deze in de veronderstelling dat de vaste commissie voor advies inzake de schrijfwijze van de Nederlandse taal niet geraadpleegd is. Die commissie is echter al jaren niet meer actief en bij wetsvoorstel ter opheffing voorgedragen. Beide zaken doen wat merkwaardig aan en zijn wellicht te beschouwen als de culturele randverschijnselen die optreden bij een dusdanig belangwekkende zaak als een spellingswijziging.
Mevrouw Van Nieuwenhoven onderstreepte de conclusie van de heer Beinema dat nu de vraag voorligt of de invoering op 1 augustus 1996 al of niet doorgang kan vinden. Alvorens deze vraag positief te beantwoorden, zijn er enkele vragen aan de orde.
Is de voorgestelde overgangsregeling van een jaar voldoende? In examens wordt niet eerder dan in 1998 gebruik gemaakt van de nieuwe spelling. Er is ook sprake van dat fouten de eerste jaren «voorlopig niet vol zullen worden aangerekend». Afgezien van het kromme Nederlands, kan men zich in gemoede afvragen wat dit precies betekent. De Kamer moet voor het onderwijs immers duidelijkheid verschaffen, al zijn data in zaken als deze altijd enigszins arbitrair.
Wat hebben het departement en de Taalunie in algemene zin aan voorlichting gedaan en hoe verhoudt zich dit tot wat anderen aan voorlichting hebben gedaan? Er is immers de nodige tendentieuze voorlichting door anderen in het veld verricht.
In artikel 1 van het Spellingbesluit wordt onder meer gewag gemaakt van de diakritische tekens. De staatssecretaris zal hiervoor, in lijn met het advies van de Raad van State, een nieuw wetsvoorstel indienen. Betreft dit wetsvoorstel alleen de diakritische tekens en daarmee niet de andere categorieën van artikel 1? Wanneer kan dat wetsvoorstel overigens tegemoet worden gezien? Wordt op dit punt in Vlaanderen ook een nieuw wetsvoorstel voorbereid? Lopen Vlaanderen en Nederland hierbij gelijk op? Hierbij moet immers de nodige zorgvuldigheid worden betracht.
Tot slot vroeg mevrouw Van Nieuwenhoven zich af of de voorgestelde wijzigingen reeds in het nieuwe Groene boekje zijn verwerkt.
Mevrouw Lambrechts (D66) maakte duidelijk dat het Nederlandse taalgebied groter is dan vaak wordt verondersteld. Zo bleken op een werkbezoek in Duitsland 400 Duitse leerlingen Nederlandse taal en letterkunde te studeren.
De positie van het Nederlandse parlement is enigszins onhelder gebleken. De Taalunie en de interparlementaire commissies stellen immers vast en de regering voert in. Het parlement heeft slechts een taak als het gaat om een verantwoorde implementatie in het onderwijs per 1 augustus 1996.
Het is onduidelijk wat er per 1 augustus wordt ingevoerd: de totale nieuwe spelling met of zonder de diakritische tekens. Op dit laatste onderdeel moet immers nog een wetsvoorstelletje verschijnen. Is bovendien het advies van de Raad van State niet een argument om de nieuwe spelling niet per 1 augustus a.s. in te laten gaan, maar op de uiterste datum van 1 september 1997? Bij de voorgestelde invoering ontstaat er immers een dubbeltraject tussen wat per 1 augustus 1996 ingevoerd wordt en wat later alsnog per wet ingevoerd wordt.
Bij een vervroegde invoering van de nieuwe spelling in het onderwijs is een verantwoorde implementatie een hoofdpunt. Bestaat er een inventarisatie van de benodigdheden voor een verantwoorde implementatie? Hierbij is voorlichting een wezenlijk onderdeel. Men moet tevens denken aan bijscholing, cd's met nieuwe spelling en een lesbrief ten behoeve van de scholen. Heeft hierover overleg plaatsgevonden met, bijvoorbeeld, het procesmanagement basisonderwijs en voortgezet onderwijs? Zo ja, wat heeft dat overleg opgeleverd?
Vlaanderen voert een en ander in op 1 september 1997. Daarbij wordt een traject bewandeld waarbij het eerder ingevoerd kan worden, maar dit niet noodzakelijk is. Is het niet mogelijk om over een of twee jaar naar de resultaten van de invoering te kijken? Wellicht dienen zich problemen aan gaande de rit, die om bijstelling vragen. Hoe moet dit overigens bij een volgende spellingswijziging aangepakt worden? Mevrouw Lambrechts maakte duidelijk dat hierbij in de toekomst uitgevers en schrijvers betrokken moeten worden.
De staatssecretaris heeft een uitspraak gedaan die jammer genoeg een eigen leven is gaan leiden. Dat is de uitspraak dat de nieuwe spelling alleen geldt voor het onderwijs en de overheid. Met dit soort uitspraken moet voorzichtig worden omgesprongen. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid is immers bij sollicitaties en dergelijke van groot belang. Dat een en ander er niet toe zou doen, geeft een fout beeld van de werkelijkheid.
Mevrouw De Vries (VVD) wees op de roerige geschiedenis van spelling en spellingshervorming en haalde hierbij Vondel en ook Mulisch, «Soep lepelen met een vork», aan.
Bij het huidige voorstel liggen drie zaken voor: de spellingshervorming, het traject van wetgeving en de invoering. Veel tijd besteden aan de spellingshervorming zelf is een heilloze zaak. Een volledig logische spelling bestaat immers niet. Een alternatief als een fonetische spelling levert andersoortige problemen op. Ook bij de nieuwe spelling zijn niet alle regels even doorzichtig en gemakkelijk aan te leren. Mevrouw De Vries stipte hierbij het voorbeeld van het woordverschil «kattestaart/kattenstaart» aan. Daar het hier zowel om een dier als een kruid gaat, levert dit problemen op met de tussen-n-regel. Ook werd de spellingsverandering van «praeses» naar «preses» aangehaald. Naast aanverwante woorden als abactis, quaestor en assessor is dit nu ineens een wezensvreemd element. Waarom kan de Taalunie hier niet met de klassieke «ae» leven?
Het traject van wetgeving is enigszins aangepast door de kritiek van de Raad van State, die overigens wel aan de late kant was. Daarbij gaat het in wezen om het gebruik van de spelling en de invoering. Die invoering is nu vervroegd naar 1 augustus a.s., tegelijk met Vlaanderen. De argumenten hiervoor zijn dat de pers reeds «om» is, dat leidraad, het Groene boekje en de woordenboeken gereed zijn, het onderwijs geen overwegende bezwaren geuit heeft en de spellingscorrectoren bijna overal beschikbaar zijn. Niet alle argumenten zijn even sterk. Zo gebruikt de pers automatiseringssystemen die woorden op onbegrijpelijke wijze afbreken en leidraad, Van Dale en het Groene boekje bevatten nog de nodige afwijkingen. De invoering vindt dus plaats op een moment dat veel nog niet is aangepast en men moet rekenen op een behoorlijk naijleffect. Zo verandert er nogal wat in de aardrijkskundige benamingen. Het is echter een illusie te denken dat uitgeverijen direct met nieuwe uitgaven komen.
Bij het onderwijs staat de beheersing van de spellingsregels centraal, vooral waar het gaat om de wat lastiger samenstellingen. Het is aardig om te lezen dat de eindexamenkandidaten van 1997 geen fouten aangaande de nieuwe spelling toegerekend krijgen. Zij worden echter wel geacht om de rest van hun leven bij tal van werkzaamheden deze spelling correct te kunnen toepassen. Mevrouw De Vries sluit zich aan bij de opmerking van mevrouw Van Nieuwenhoven over het feit dat in examens niet eerder dan in 1998 gebruik wordt gemaakt van de nieuwe spelling en dat fouten de eerste jaren «voorlopig niet vol zullen worden aangerekend». Wat betekent dit precies?
In het onderwijs is het afleren van oude regels van even groot belang als het aanleren van nieuwe regels. Het met de invoering van de nieuwe spelling ingezette tempo mag daarom niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid met betrekking tot de beheersing van de nieuwe spelling. Wat zijn de plannen van de staatssecretaris in dezen aangaande bijscholing en nascholing van docenten en leraren? Hoe wordt het invoeringstraject begeleid? Wanneer worden de resultaten van de invoering bekeken? Een evaluatie van een en ander over een jaar of vier ligt voor de hand. Daarbij moet speciale aandacht besteed worden aan de leerlingen die moeite hebben met het aanleren van de nieuwe spelling en die leerlingen voor wie Nederlands niet de moedertaal is.
Tot slot nodigde mevrouw De Vries de staatssecretaris uit om zich aan te melden voor het eerste nationaal dictee met de nieuwe spelling.
Antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris proefde een constructieve benadering en een instemming met de voorgestelde spellingswijziging in de bijdragen van de leden van de commissie.
Bij de spellingswijziging is afgezien van een ingrijpende wijziging van de bastaardwoorden. Daarnaast is wel de dubbelspelling verdwenen en is zo eenheid gebracht tussen Vlaanderen en Nederland. Bij de wat kleinere veranderingen gaat het onder meer om de tussen-n. Bij de gehoorde bezwaren tegen de nieuwe regel moet men echter niet vergeten hoe lastig de oude regel wel niet was. Vooral bij de nieuwe vormen ontbrak het bovendien aan enige regelmaat. Zo is er sinds 1954 sprake van een nieuwvorm als «boekebon/boekenbon». De meest gangbare waarde daarvan is echter f.25 en het valt niet mee om daar twee boeken van te kopen!
Spelling gaat overigens om gewenning. Mensen die de taal reeds beheersen, kennen daar het voordeel van en zien mede daardoor op tegen een wijziging. Nieuwe generaties dienen zich echter aan, evenals een nieuwe spelling. Daarbij is het voor het aanleren, ook voor allochtone kinderen, van belang dat er grammaticale regels in plaats van logische regels komen. Spelling behoeft bovendien alleen noodzakelijke veranderingen. Daarvan is dan ook uitgegaan bij de huidige spellingsverandering.
Het invoeringstraject is in gezamenlijk verband vastgesteld in de Taalunie. In een afrondend besluit van het Comité van ministers is afgesproken dat de spellingsvernieuwing uiterlijk op 1 september 1997 wordt ingevoerd, maar dat geprobeerd zal worden om een en ander gelijktijdig in te voeren. De rechtsorde in Nederland en Vlaanderen is echter verschillend, wat uitmondt in een verschillende wijze van invoering. De datum van invoering ligt echter toch dicht bij elkaar. Dat die datum in Nederland op 1 augustus en in Vlaanderen op 1 september van dit jaar ligt, heeft alleen te maken met een verschillend begin van het schooljaar.
Er is dus voor gekozen om de invoering zo snel mogelijk te doen plaatsvinden. Daarbij speelt het belang van het onderwijs. Het aan kinderen aanleren van een spelling die over een jaar niet meer van toepassing is, is schier onmogelijk. Ook speelt er een economisch belang. Bij onzekerheid over de spelling doet zich immers de mogelijkheid van een soort kopersstaking voor.
Over het wettelijke traject van invoering bestaan misverstanden. De Spellingwet dateert van 1947. Een aantal onderwerpen, zoals de bastaardwoorden moet volgens die wet per AMvB vastgelegd worden. Bij de huidige spellingswijziging kan daarom worden volstaan met een herziening van de voorschriften van de eerste AMvB uit 1954. In die AMvB waren overigens een aantal dingen opgenomen als handreiking buiten de opdracht van de wet om. Deze handreikingen voor onder meer de afbreekstreepjes en de apostrofs hebben daarmee geen kracht van wet. Deze minder fraaie ontwikkeling wordt, onder meer op advies van Raad van State, opgeheven door ook de handreikingen door middel van wetswijziging onder de wet te brengen.
Het ligt niet voor de hand om de spelling over een paar jaar wederom te wijzigen. Het hiermee gemoeide traject is immers van enige omvang. De staatssecretaris zegde echter een evaluatie van de invoering toe. Met moderne middelen is vrij gemakkelijk na te gaan wat de foutenmarge is bij de nieuwe spellingsregels. Naar aanleiding hiervan kan voor het onderwijs, bijvoorbeeld, de voorlichting geïntensiveerd worden.
In het Comité van ministers is gesproken over het probleem van invoering in relatie tot examens. Daarom geldt een jaar lang dat fouten aangaande de nieuwe spelling niet worden geteld. Daarna moet men in principe correct spellen, maar naar bevind van zaken kan men daar iets minder zwaar aan tillen. Een en ander moet wel nader gepreciseerd worden. Daarvoor is de evaluatie van belang. Zo kan immers de acceptatie van de nieuwe spelling vastgesteld worden.
Bij de vraag of invoering per 1 augustus 1996 mogelijk is, draait het vooral om de te geven voorlichting. De voorlichting wordt door de overheid verzorgd, de Taalunie, het ministerie van Onderwijs en het bedrijfsleven. Daarbij worden drie doelgroepen onderscheiden: publiek, onderwijs en overheid. De Taalunie heeft vanaf 1 september 1995 onder het publiek op grote schaal een brochure verspreid. Met ingang van diezelfde datum is Postbus 51 telefonisch bereikbaar voor informatie over de spelling. Bovendien zijn er van het Groene boekje van december 1995 ongeveer 500 000 exemplaren onder het publiek verspreid. Het bedrijfsleven heeft onder meer de Van Dale, de Prisma spellinggids en de spellingsbijlage van Trouw, die alle de officiële spelling bevatten. De Hogeschool Amsterdam, het Taalcentrum vrije universiteit en particuliere taaladviseurs verzorgen workshops en dergelijke. Daarnaast zijn de landelijke en regionale kranten «om» wat betreft de nieuwe spelling.
Voor het onderwijs heeft mevrouw Netelenbos op 19 april aan de scholen een brief over de invoering geschreven. Per school zijn daarbij twee Groene boekjes verstuurd. Op 24 april van dit jaar bevatte Uitleg een extra katern, het ABC van de nieuwe spelling. Van dit katern zijn er 300 000 de deur uit en 250 000 extra besteld. Tegelijkertijd hiermee zijn door het ministerie drie voorlichtingslijnen geopend voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en hoger onderwijs. Daarvan wordt overigens niet veel gebruikt gemaakt. Ook het bedrijfsleven zit hier niet stil. Vanaf 1 januari 1996 drukken de educatieve uitgevers alle schoolboeken in de nieuwe spelling. Uitgeverij Malmberg kent zelfs een eigen spellingstelefoon.
Voor de ambtenaren is er door de verschillende departementen alles aan gedaan om deze op de hoogte te brengen. De VNG verzorgt een ledenbrief met achtergronden en inhoud van de nieuwe spelling, inclusief praktische tips, verkrijgbaarheid van hulpmiddelen, workshops en advies over de invoering.
Met het onderwijs is wel degelijk overleg gevoerd. De invoering van de nieuwe spellingsregels is in mei 1994 uitgebreid aan de orde geweest in de CCO. In maart 1996 heeft het onderwijsoverleg primair en voortgezet onderwijs besloten de invoering niet opnieuw op de agenda te zetten. Met de CEVO, de Centrale examencommissie vaststelling opgaven, en het CITO, het Centraal instituut voor toetsontwikkeling, is overleg gevoerd over de toepassing van de correctieregels.
De Taalunie heeft daarnaast het pedagogische en didactische aspect meegewogen. De Koninklijke Nederlandse akademie van wetenschappen, de Koninklijke academie voor taal- en letterkunde en de Raad voor Nederlandse taal en letteren hebben geadviseerd. Het ministerie is in overleg getreden met de educatieve uitgevers. Ook met de uitgeversorganisaties, onder meer de KNUB, is uitvoerig overleg gepleegd sinds 1994. Schrijvers en journalisten hebben eveneens een duit in het zakje kunnen doen en wel bij de zojuist aangehaalde academies en raden.
Het argument dat de nieuwe spelling alleen een verplichting is voor het onderwijs en de overheid moet niet overdreven worden. Er is immers sprake van een dwingende werking op het normale taalgebruik. Als er echter een nieuwe Multatuli opstaat die zegt maling te hebben aan de nieuwe spelling, bestaat die vrijheid natuurlijk. De opmerking moet dus gehoord worden in de zin dat er in Nederland geen taalpolitie bestaat. Het gebruiken van een andere spelling kan mensen echter in sommige omstandigheden in een nadelige situatie brengen.
De staatssecretaris toonde zich tot slot bereid om, indien mogelijk, deel te nemen aan het nationaal dictee.
De algemeen secretaris van de Nederlandse taalunie maakte duidelijk hoe «praeses» en «kattestaart» als grensgevallen fungeren bij de nieuwe spelling.
«Praeses» had reeds in de oude spelling woorden als propedeuse, mediëvist en pre verloren in de «ae»-categorie. Uit frequentieonderzoek bleek daarna dat praeses inderdaad een unicum is. Omdat gelijke woorden en gelijke woorddelen zoveel mogelijk hetzelfde geschreven moeten worden, is daarom besloten de «ae» te laten vervallen.
Het woordverschil «kattestaart/kattenstaart» is aanleiding geweest om de hier van toepassing zijnde regel aan te scherpen. Anders zouden vele woorden twee verschillende spellingen hebben gekregen, naar gelang zij in de letterlijke of de plantkundige zin waren bedoeld. Daarom is als een van de uitzonderingen van de tussen-n-regel geformuleerd dat het eerste deel van het woord een dierennaam moet zijn en het tweede deel een plantkundige aanduiding. De nieuwe spelling houdt het dus op «kattenstaart».
De heer Beinema (CDA) herhaalde zijn woorden over de relatieve willekeur van de spelling en illustreerde dit aan de hand van het feit dat zowel hij als de staatssecretaris consequent hebben gesproken van «spellingsregeling». Het nieuwe Groene boekje kent alleen «spellingregeling».
Mevrouw Lambrechts (D66) maakte duidelijk dat de invoering wat betreft het onderwijs verantwoord zal kunnen plaatsvinden. Praktische zaken als een spellingschecker, een cd met de nieuwe spelling en een lesbrief lijken echter te ontbreken.
Mevrouw De Vries (VVD) toonde zich verheugd met de evaluatie van de invoering en de toezegging van de staatssecretaris om deel te nemen aan het nationaal dictee.
De heer Van der Vlies (SGP) beperkte zich tot wat korte opmerkingen, daar hij de eerste termijn niet aanwezig kon zijn. Woorden als «kerkenraad» en «zielenrust» werden door hem als voorbeelden aangehaald van woorden die niet passen in de huidige belevingswereld. Een en ander is echter een zaak van gewenning.
De staatssecretaris maakte duidelijk dat er per 1 augustus voldoende hulp- en controlemiddelen zullen zijn voor de computer. Zo is er het elektronische Groene boekje en bestaan er daarnaast andere spellingscheckers. Een lesbrief is er in feite al en wel in de zin van het extra katern van Uitleg. Deze vindt gretig aftrek onder de leerlingen.
De «kerkenraad» is een aardig voorbeeld van de overgang van oude naar nieuwe spelling. Die raad is toch de raad van één kerk en dus een «kerkeraad»? In de nieuwe gedachte is het de raad zoals kerken hebben en dus een «kerkenraad». Dat daarnaast door de voorvaderen ooit besloten is dat het «kerkboek» is, ligt in de eerder aangehaalde relatieve willekeur. Wellicht schuilt hier een diepere mening achter. De staatssecretaris hoopte dat dit met behoud van «zielenrust» eigen gemaakt kan worden.
Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA)
Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), Deetman (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA) en Lansink (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24400-VIII-107.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.