24 400 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1996

nr. 41
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 mei 1996

In mijn brief van 18 maart jl. (24 400 VII, nr. 36) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gestolen paspoorten, afkomstig uit de restvoorraad paspoorten van het oude model, die ter vernietiging aan KNP BT Paper Recycling B.V. (verder te noemen KNP BT) was aangeboden. Op 19 maart heb ik op vragen uit uw Kamer over dit onderwerp mondeling geantwoord.1 Bij beide gelegenheden heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de resultaten van het justitieel onderzoek. Ik stel u hierbij op de hoogte van de belangrijkste uitkomsten van het justitieel onderzoek, dat thans is afgerond.

Van de Rijksrecherche te Arnhem ontving ik het rapport «Onderzoek naar de gang van zaken bij de vernietiging van de restvoorraad blanco Nederlandse paspoorten in augustus 1995». De conclusies van de Rijksrecherche zijn mede gebaseerd op de resultaten van het onderzoek van de politie in de regio Noord- en Oost-Gelderland. De conclusies van de Rijksrecherche zijn dat uit het onderzoek niet is gebleken dat er gedurende het voortraject ernstige fouten zijn gemaakt, van de voorgeschreven procedures is afgeweken of dat de gevolgde procedures slecht zouden zijn. Uit het eigen onderzoek en het onderzoek van de politie concludeert de Rijksrecherche dat de aan de ambtenaar van Binnenlandse Zaken verstrekte opdracht drie controles inhield, nl. controle dat de verzegeling van de vrachtwagens niet was verbroken, dat de vrachtwagens bij vertrek na lossing volledig leeg waren en dat de lading vernietigd was. Geconcludeerd wordt dat het toezicht dat door de ambtenaar van Binnenlandse Zaken is uitgeoefend, onvoldoende is geweest. Of dit onvoldoende toezicht aan de ambtenaar valt te verwijten, is naar mening van de Rijksrecherche moeilijk vast te stellen. Tot slot concludeert de Rijksrecherche dat het toezicht door de verantwoordelijkheden binnen KNP BT eveneens onvoldoende is geweest.

Ik wil hieraan het volgende toevoegen. Conform het contract dat de Staat heeft met KNP BT met betrekking tot de vernietiging van documenten, ligt de verantwoordelijkheid van het proces van vernietiging van aangeboden documenten bij de opdrachtnemer, onverlet de mogelijkheid ex. artikel 6 dat er door medewerkers van de Staat controle wordt uitgeoefend op de aan opdrachtnemer, KNP BT, opgelegde verplichtingen. Vastgesteld kan worden dat de taakopdracht die de ambtenaar van Binnenlandse Zaken heeft gehad ten aanzien van de controle op de vernietiging van de paspoorten, niet op schrift is vastgelegd. Noch zijn de afspraken die tussen Binnenlandse Zaken en KNP BT zijn gemaakt ten aanzien van de gang van zaken bij de vernietiging van de paspoorten, schriftelijk vastgelegd. Reden hiervan is dat Binnenlandse Zaken er ten aanzien van de vernietiging van deze partij paspoorten van uit is gegaan dat deze geheel plaats zou vinden binnen de kaders van het contract tussen de Staat en KNP BT.

Ik sluit niet uit dat KNP BT, mogelijk als gevolg van de afspraken met betrekking tot de aanwezigheid van een ambtenaar van Binnenlandse Zaken, in de loop van de tijd de indruk heeft gekregen dat deze aanwezigheid zou betekenen dat de verantwoordelijkheid voor het goed verlopen van het bedrijfsproces door Binnenlandse Zaken zou worden overgenomen. Dit is echter nooit de opzet geweest en zou in strijd zijn met het contract tussen de Staat en KNP BT. Ook zouden in zulk geval veel verdergaande maatregelen genomen zijn (toe- en uitgangscontrole van personeel, schoonmaken van bedrijfsruimte e.d.).

Al met al concludeer ik dat weliswaar te constateren valt dat het beter ware geweest dat de afspraken met betrekking tot de vernietiging en het toezicht daarop, zowel met betrekking tot procedures als juridische verantwoordelijkheden, schriftelijk zouden zijn vastgelegd, maar dat ten aanzien van de juridische verantwoordelijkheid slechts het moment van overdracht tussen de vervoerder en KNP BT bij Binnenlandse Zaken ligt en dat de verantwoordelijkheden ten aanzien van het goed verlopen van de bedrijfsprocessen bij KNP BT ligt. Over dit punt heb ik overleg gevoerd met de Landsadvocaat. Intern heb ik ten aanzien van het schriftelijk vastleggen van afspraken over procedures en verantwoordelijkheden de nodige richtlijnen uit doen gaan.

Naar aanleiding van het gebeurde heeft KNP BT inmiddels een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën, in afschrift aan mij, waarin KNP BT na interne beraadslaging concludeert dat wat er bij de vernietiging van de paspoorten feitelijk is misgegaan, onder verantwoordelijkheid van KNP BT is gebeurd. Ook KNP BT stelt echter dat afspraken ten aanzien van het toezicht en de respectieve verantwoordelijkheden vastgelegd hadden moeten worden. Daarnaast stelt KNP BT voor om verscherpte afspraken te maken met de Staat over de gang van zaken bij de vernietiging van paspoorten, ten einde herhaling van het gebeurde in de toekomst te voorkomen. Ik sluit mij hierbij aan. Ik acht het daarom in het belang van alle partijen dat zulk overleg plaatsvindt en zal daarom met de Staatssecretaris van Financiën zulk overleg voeren.

Tijdens de eerder genoemde mondelinge beantwoording van vragen op 19 maart jl. heb ik toegezegd na overleg met de Staatssecretaris van Financiën uw Kamer inzage te geven in het contract met KNP BT. Mede op verzoek van de Staatssecretaris van Financiën zend ik uw Kamer bij apart, vertrouwelijk schrijven een afschrift van dit contract. Tevens zal ik daarbij voegen een geanonimiseerde kopie van het rapport van de Rijksrecherche (24 400 VII, nr. 42).

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 22, vergaderjaar 1995–1996.

Naar boven