24 400 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1996

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 mei 1996

Ingevolge artikel 3 van de wet van 27 juli 1960, Stb. 314, houdende maatregelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding, breng ik het volgende onder uw aandacht.

Op basis van de hiervoor genoemde wet heeft de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van Oranje-Nassau (hierna te noemen: de Stichting) haar pensioentoezegging via een overeenkomst ondergebracht bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (ABP). Het ABP voert de onderhavige pensioentoezegging uit op de voet van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet). Met deze wijze van handelen werd voor het onderhavige personeel aansluiting verkregen bij de rechtspositie van de rijksambtenaren.

Inmiddels is het ABP met ingang van 1 januari 1996 geprivatiseerd. Het geprivatiseerde ABP, de Stichting Pensioenfonds ABP, is een normaal pensioenfonds geworden, dat zich alleen met bovenwettelijke pensioenen bezighoudt. Het past binnen de doelstelling van haar statuten om ook werkzaamheden op pensioengebied voor derden te verrichten. Als rechtsopvolger van het ABP is de Stichting Pensioenfonds ABP (STABP) dan ook in de gelegenheid de met de Stichting afgesloten overeenkomst materieel voort te zetten op basis van het pensioenreglement dat per 1 januari 1996 van kracht is.

Door de beslissing om het overheidspersoneel met ingang van 1 januari 1998 onder de werknemersverzekeringen te brengen, werd het noodzakelijk voor het overheidspersoneel een WAO-conforme regeling in het leven te roepen. De splitsingsoperatie, de scheiding per 1 januari 1996 tussen zogenaamde WAO-conforme en bovenwettelijke aanspraken, heeft inmiddels plaatsgevonden. Om voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding de aansluiting te behouden bij de ambtelijke rechtspositie (van de sector Rijk) werd ook voor dat personeel per 1 januari 1996 een splitsingsoperatie noodzakelijk. Vanaf 1 januari 1996 zullen de volgende regelingen op het terrein van de pensioenen en de sociale zekerheid voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding worden toegepast:

a. In geval van arbeidsongeschiktheid:

1. de WAO-conforme regeling (rechtstreekse werking van de WPA);

2. aanvullend invaliditeitspensioen uitgevoerd door de STABP (op de voet van het pensioenreglement van de STABP);

3. de suppletieregeling uitgevoerd door de Stichting USZO (op de voet van de regeling van de sector Rijk).

b. aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen op de voet van het pensioenreglement van de STABP;

c. aanspraken bij werkloosheid op de voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 onder te brengen bij de Stichting USZO;

d. aanspraken bij vrijwillig vervroegd uittreden op de voet van de VUT-overeenkomst (zoals die vanaf 1 januari 1996 geldt) onder te brengen bij de Stichting VUT-fonds.

De betekenis van de bijzondere positie van het personeel en de gevolgen daarvan ten aanzien van de rechtstreekse werking van de diverse regelingen

De bijzondere rechtspositie van het personeel in dienst van de Koninklijke Hofhouding heeft ertoe geleid dat dit personeel destijds op goede gronden niet rechtstreeks onder de werking van de Algemene burgerlijke pensioenwet is gebracht. Daarbij woog de overweging zwaar dat recht wordt gedaan aan de specifieke eisen, die voortvloeien uit het dienstverband bij het Staatshoofd. Indien deze lijn wordt doorgetrokken betekent dat, daar waar materieel wordt deelgenomen aan de onderscheiden regelingen, dit formeel niet in alle gevallen het geval kan zijn. Per regeling zal ik daar nader op ingaan.

Tenslotte wijs ik u erop dat ik niet nader inga op de overeenkomstige uitvoering van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de VUT-overeenkomst (vanaf 1 januari 1996 VUT-overeenkomst). De reden daarvoor is dat de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds in beginsel geen directe gevolgen heeft voor aanspraken op basis van deze regelingen. Wel zal de Stichting de uitvoering van haar Vut-regeling onderbrengen bij het Vut-fonds. Zodra de betreffende overeenkomst is ondertekend zal ik u daarvan een afschrift ter kennisname toezenden.

ad a. Regelingen in geval van arbeidsongeschiktheid

a1. De WAO-conforme regeling

De Wet privatisering ABP (WPA) voorziet in een wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor overheidswerknemers die deelnemen in het geprivatiseerde ABP. Deze arbeidsongeschiktheidsverzekering is opgenomen in paragraaf 9 van de WPA en wordt de WAO-conforme regeling genoemd. WAO-conform, omdat deze regeling inhoudt dat de voorwaarden van de WAO (neergelegd in hoofdstuk II van die wet) van overeenkomstige toepassing zijn. Ook voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding zal de WAO niet rechtstreeks van toepassing zijn. In navolging van de overheidswerknemers zullen de voorwaarden van de WAO overeenkomstig van toepassing moeten worden. Dit wordt gerealiseerd door het personeel van de Koninklijke Hofhouding alsnog met ingang van 1 januari 1996 onder de werking van paragraaf 9 van de WPA te brengen. Ook zal hetgeen in de WPA is bepaald met betrekking tot de omzetting van de lopende aanspraken bij arbeidsongeschiktheid naar de WAO-conforme aanspraken, de zo genoemde conversie van aanspraken, alsmede de relatie met het FAOP, dus de uitvoering, rechtstreeks van toepassing worden.

Inmiddels heeft de Ministerraad ingestemd met mijn voorstel de benodigde wetgeving onder te brengen in een aparte Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding. Het voorstel van wet zal binnenkort aan de Raad van State worden aangeboden voor advies.

a2. Invaliditeitspensioenen op grond van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP (PR)

Dit PR regelt de pensioentoezegging van overheidswerkgevers aan overheidswerknemers. In verband met de bijzondere positie van het personeel van de Koninklijke Hofhouding is hun pensioentoezegging gedaan ten laste van de Stichting. De Stichting heeft deze pensioentoezegging destijds door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst herverzekerd bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. De betreffende overeenkomst zal overeenkomstig worden aangepast, zodat de aanspraken op invaliditeitspensioen vanaf 1 januari 1996 worden ontleend aan de overeenkomstige toepassing van het PR. Zodra de betreffende overeenkomst is ondertekend zal ik u daarvan een afschrift ter kennisname toezenden. Voorts wordt verwezen naar hetgeen hieronder bij ad. b. ten aanzien van de pensioenovereenkomst wordt opgemerkt.

a3. De suppletieregeling

Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt in aansluiting op zijn ontslag aan de overheidswerknemer een suppletie toegekend. Deze suppletie kunt u zien als de opvolger van het oude herplaatsingswachtgeld dat werd verleend uit hoofde van Hoofdstuk K van de Algemene burgerlijke pensioenwet. Voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding ware een eigen suppletieregeling tot stand te brengen. In dit verband kan worden volstaan met de suppletieregeling van de sector Rijk van overeenkomstige toepassing te verklaren.

De USZO voert voor vrijwel alle overheidswerkgevers de onderscheiden suppletieregelingen uit, waaronder die van de sector Rijk. Met de Stichting USZO zal een overeenkomst worden aangegaan ter uitvoering van de suppletieregeling. Zodra de betreffende overeenkomst is ondertekend zal ik u daarvan een afschrift ter kennisname toezenden.

ad b. Het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP inzake de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen

De oude overeenkomst met het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is per 1 januari 1996 onder algemene titel overgegaan op de Stichting Pensioenfonds ABP. De inhoud van de lopende overeenkomst kan worden aangepast, zodat de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (en invaliditeitspensioen zie hiervoor onder a 2) worden ontleend aan het de overeenkomstige uitvoering van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP. Uiteindelijk doel is de in materieel opzicht gelijke behandeling van de pensioentoezegging van de Stichting aan een pensioentoezegging van een overheidswerkgever behorende bij de sector Rijk. Zodra de betreffende overeenkomst is ondertekend zal ik u daarvan een afschrift ter kennisname toezenden.

Het afsluiten van de benodigde overeenkomsten voor de uitvoering met de Stichting Pensioenfonds ABP en de USZO zal naar verwachting enige tijd vergen. In verband daarmee is aan de bij de uitvoering betrokken partijen (Stichting Pensioenfonds ABP, FAOP, het Vut-fonds en USZO) verzocht om vooruitlopende op de formalisering reeds vanaf 1 januari 1996 rekening te houden met de beoogde situatie. De ondertekening van de overeenkomsten met de uitvoeringsinstellingen zal plaatsvinden zodra de Wet gevolgen privatisering ABP voor personeel van de Koninklijke Hofhouding in werking is getreden. Vooruitlopende daarop wordt door partijen terzake een intentieverklaring afgegeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven