Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24400-VI nr. 50 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24400-VI nr. 50 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 21 juni 1996
Bij de beantwoording van de vragen van het lid Verspaget (PvdA) over de onderschepte kunstvoorwerpen uit Cambodja1 is toegezegd dat de Kamer in de loop van 1996 zal worden geïnformeerd met betrekking tot het wel of niet ondertekenen en bekrachtigen door Nederland van het op 24 juni 1995 in het kader van Unidroit te Rome tot stand gekomen Verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen (verder aangeduid met Unidroit-Verdrag of verdrag), alsmede over eventuele aanpassingen van de huidige wet- en regelgeving om de handel in cultuurgoederen tegen te gaan.
Mede namens de betrokken bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van Buitenlandse Zaken, van Ontwikkelingssamenwerking, van Financiën en van Economische Zaken, kan ik u meedelen dat heden in de Ministerraad is besloten over te gaan tot ondertekening2 en tot voorbereiding van de bekrachtiging van het Unidroit-Verdrag.
Om tot dit afgewogen oordeel te kunnen komen zijn de Staatscommissie voor internationaal privaatrecht (Staatscommissie IPR), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) om advies gevraagd, is een oproep om commentaar geplaatst in de Staatscourant van 7 maart 1996, is op 26 maart 1996 een hoorzitting gehouden waarvoor onder meer musea, kunsthandel, veilingwezen, banken en verzekeringsorganisaties waren uitgenodigd, en is op verzoek van de kunsthandel en het veilingwezen nog een tweede hoorzitting gehouden op 11 april 1996. Verschillende belanghebbenden hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om schriftelijke commentaren in te zenden.
Uit hetgeen tijdens de hoorzittingen naar voren is gebracht alsmede uit de adviezen en commentaren blijkt dat een ieder de filosofie van het verdrag onderschrijft en van mening is dat de illegale handel in (gestolen) cultuurgoederen moet worden tegengegaan. Tevens onderkent een ieder dat het Unidroit-Verdrag het meest haalbare compromis op dit moment is voor een mondiaal verdrag ter zake en dat implementatie ervan enige hoofdbrekens zal kosten. Over de vorm waarin het doel is geëffectueerd in het verdrag verschillen de meningen.
De Staatscommissie IPR, de NVvR en de musea zijn voorstander van toetreding, de NOvA stelt zich enigszins terughoudend op en de kunsthandel en het veilingwezen zijn tegenstander van toetreding.
Er zijn mogelijkheden de door de verschillende organisaties naar voren gebrachte bezwaren op te lossen. Enige voorbeelden.
Wat betreft de handhaafbaar- en uitvoerbaarheid van de regeling kan worden gewezen op het pas ingevoerde geautomatiseerde Kunst en Antiek Nationaal Systeem (KANS-registratiesysteem) van de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI). Hierin worden gegevens opgenomen van nationale en internationale diefstallen van kunst en antiek. Het systeem is nu toegespitst op het strafrecht, maar zou bij toetreding tot het verdrag door Nederland kunnen worden uitgebreid voor civiele rechtsvorderingen (en verjaringstermijnen) met betrekking tot cultuurgoederen. Tevens zou in een programma kunnen worden voorzien waardoor geregistreerd wordt en bewaard blijft of en zo ja, wie naar welke voorwerpen heeft geïnformeerd. Op deze wijze zou iemand dan eenvoudig kunnen aantonen aan dit onderdeel van de door het verdrag vereiste zorgvuldigheidsplicht bij aanschaf van een cultuurgoed te hebben voldaan.
Zo kan ook worden nagegaan of tegemoet kan worden gekomen aan de zorgen die leven bij de kunsthandel en het veilingwezen in verband met de privacybescherming. Wellicht kan daarbij worden gedacht aan wetgeving op de wijze zoals die in Zwitserland onlangs is geregeld op het terrein van het bankgeheim.
Verschillende knelpunten kunnen worden ondervangen door tijdige en goede voorlichting. Zo kan bij voorbeeld met het oog op mogelijke problemen op het terrein van bruikleen aan particulieren voorlichting worden gegeven over de daarvoor af te sluiten contracten. De musea werken reeds met dergelijke contracten.
Van belang in dit kader is ook dat Nederland een slecht imago begint te krijgen op het gebied van de illegale handel in cultuurgoederen. Steeds vaker worden door de douane voorwerpen aangetroffen in havens en op vliegvelden (Zo werden in Rotterdam in 1995 Ghanese voorwerpen in beslag genomen en in 1996, de in noot 1 vermelde, Thaise en Cambodjaanse voorwerpen).
Inmiddels is bekend dat het Unidroit-Verdrag reeds is ondertekend door Burkina Faso, Cambodja, lvoorkust, Kroatië, Frankrijk, Guinee, Hongarije, Italië, Litouwen, Zambia, Georgië, Finland, Portugal en Paraguay en dat Zwitserland (als steeds belangrijker wordende kunsthandel-natie), China en Roemenië hiertoe hebben besloten.
De toetreding tot het verdrag door Nederland en Zwitserland als kunsthandel-naties kan een voorbeeldfunctie vervullen waardoor ook andere (met name EU lid-)staten zullen besluiten partij te worden bij het verdrag.
Gelet op de adviezen en commentaren, de mogelijkheden om de naar voren gebrachte bezwaren op te lossen, de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Verspaget en Roethof3 waarin wordt verzocht tot het Unidroit-Verdrag toe te treden, alsmede met het oog op het slechter wordende imago van Nederland met betrekking tot de illegale handel in gestolen cultuurgoederen en de mogelijke voorbeeldfunctie van toetreding door Nederland, is besloten tot ondertekening en tot voorbereiding van de regelgeving voor bekrachtiging van het Unidroit-Verdrag over te gaan. Toetreding tot het verdrag benadrukt dat een ieder (particulieren, organisaties, handel, veilingwezen, de Nederlandse overheid enz.) een eigen verantwoordelijkheid heeft om zorgvuldig te zijn bij de aanschaf van cultuurgoederen.
Met voortvarendheid en creativiteit zal de implementatie van het verdrag worden aangepakt. Bij de uitvoering van dit verdrag zullen alle betrokken organisaties nauw worden betrokken.
Tweede Kamer, 1995–1996, Aanhangsel, blz. 653–654, onder nr. 321. Inmiddels heeft het OM laten weten dat de Nederlandse handelaar afstand heeft gedaan van deze voorwerpen in ruil voor sepot. De voorwerpen worden nu teruggegeven aan de Thaise en Cambodjaanse autoriteiten.
Op grond van artikel 11, eerste lid, staat het verdrag open voor ondertekening tot en met 30 juni 1996. De stappen, noodzakelijk om tijdig te kunnen ondertekenen, zullen worden ondernomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24400-VI-50.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.