24 400 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1996

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 26 oktober 1995

Bijgaand moge ik U aan de hand van thans alhier beschikbare informaties terzake, een beknopte actualisering doen toekomen van mijn brief betreffende de situatie van de mensenrechten in Indonesië d.d. 6 juli 1995 (23 900 V, nr. 50), zulks mede in verband met het voor 1 november a.s. voorziene Algemeen Overleg in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over het recente Staatsbezoek van Hare Majesteit de Koningin aan Indonesië.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

MENSENRECHTENSITUATIE INDONESIË

Politieke gevangenen

Aan de vooravond van de herdenking van de onafhankelijkheidsproclamatie werd een drietal prominente, aanvankelijk na de mislukte staatsgreep van 1965 ter dood veroordeelde gevangenen, onder wie de voormalige bewindsman van Buitenlandse Zaken Soebandrio, op last van de President uit gevangenschap ontslagen.

Ook besloot de regering tot het niet meer doen opnemen van de vermelding van de stigmatiserende lettercode «ET» (ex-TAPOL) in de identiteitspapieren van voormalige politieke gevangenen.

Eveneens werden de straffen van een aantal Oosttimorese gevangenen gereduceerd. Voor wat betreft de berichten tijdens het recente Staatsbezoek van Hare Majesteit de Koningin aan Indonesië inzake mogelijke voltrekking van het vonnis van twee in de nasleep van genoemde staatsgreep ter dood veroordeelde personen, is reeds in mijn brief van 13 september jl. vermeld dat ik deze kwestie verscheidene malen tegenover mijn Indonesische ambtgenoot ter sprake heb gebracht en welke de reactie van Minister Alatas is geweest.

Persvrijheid/Vrijheid van meningsuiting

Met betrekking tot twee AJI-journalisten alsmede een bij AJI werkzame kantoorklerk tegen wie op 16 juni jl. een proces was aangevangen, kan worden vermeld dat betrokkenen op 1 september werden veroordeeld tot respectievelijk 32 en 20 maanden. Zoals vermeld in mijn antwoord op schriftelijke vragen van de leden Dijksma en Van Traa (Aanhangsel van de Handelingen, nr. 64), zijn zowel hun verdediging als het Openbaar Ministerie tegen dit vonnis in beroep gegaan.

Op 11 september werd voorts een journalist tot 2 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens belediging van de President.

Algemeen wordt verwacht dat het voormalige PPP-parlementslid Sri Bintang Pamungkas binnenkort zal worden gedagvaard wegens zijn rol in «misdaden tegen de veiligheid van de staat». Vanaf medio april 1995 loopt er reeds een onderzoek naar diens vermeende betrokkenheid bij de mensenrechtendemonstraties die plaats vonden gedurende het bezoek van President Soeharto aan de Beurs in Hannover, begin april 1995.

In geval van een proces, zal dit op de gebruikelijke wijze worden bijgewoond door leden van de diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten te Jakarta.

Vakbondsvrijheid

Op 29 september heeft de Hoge Raad in cassatie SBSI-voorzitter Pakpahan – die reeds medio mei voorlopig in vrijheid werd gesteld – vrijgesproken.

Irian Jaya

Kennisneming van enkele kritische rapporten, respectievelijk van mgr. Munninghoff, bisschop van Jayapura, en van de Indonesische nationale mensenrechtencommissie, beide handelende over de mensenrechtensituatie in het gebied rond Timika, bevestigen de indruk dat zich in de toestand aldaar geen wezenlijke verandering laat constateren.

De ontwikkelingen in Irian Jaya hebben de aandacht van de lidstaten van de EU, waaronder Nederland.

Oost-Timor

Oorspronkelijk bestond de indruk dat van officiële Indonesische zijde geringe betekenis werd gehecht aan de begin juni van dit jaar in het Oostenrijkse Burg Schlaining gehouden «All-Inclusive Intra-East Timorese Dialogue». Inmiddels is evenwel door de regering te Jakarta aan dat overleg enig reliëf gegeven. In hoeverre eventuele implicaties voor wat betreft de status van Oost-Timor reden zijn geweest voor het uitblijven van voortgang tijdens de gespreksronde, in juli te Genève, tussen Minister Alatas en diens Portugese ambtgenoot Barosso onder auspiciën van de Secretaris-Generaal van de VN, valt niet vast te stellen.

Wat de mensenrechtensituatie op dit moment aangaat, valt te vermelden dat recentelijk verscheidene incidenten hebben plaatsgevonden die zouden zijn veroorzaakt door rivaliserende groepen jongeren, waarvan overigens de achtergronden vooralsnog onduidelijk zijn. Mogelijk kan één en ander worden toegeschreven aan een samenstel van etnische, sociaal-economische en religieuze tegenstellingen. Deze laatste uitten zich blijkbaar met name in geweldadigheden tussen leden van de rooms-katholieke en islamitische delen van de bevolking. Naar verluidt zou het bestuursapparaat, geconfronteerd met deze ontwikkelingen, zoeken naar oplossingen.

Naar boven