24 337
Herijking van het buitenlands beleid

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 31 mei 1996

In antwoord op uw vraag van 21 mei jl.1 over de Nederlandse Kamers van Koophandel in het buitenland deel ik u het volgende mee.

Eén van de gevolgen van de herijking van het buitenlandse beleid, waarmee uw Kamer volmondig heeft ingestemd, is dat de economische belangenbehartiging van Nederland in het buitenland door de posten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) zal worden versterkt.

Thans beschikt BuZa reeds over meer dan 100 posten in het buitenland waarvan het leeuwendeel redelijk tot goed is uitgerust om zijn taken op commercieel-economisch terrein adequaat te kunnen vervullen. Daar waar nodig zal het aantal posten worden uitgebreid c.q. zullen de bestaande posten BuZa worden versterkt. Op grond van het Concordaat kan het Ministerie van Economische Zaken (EZ) over dit zeer uitgebreide netwerk in het buitenland beschikken. De posten BuZa vervullen hun taken op commercieel-economisch terrein dan ook in nauwe samanwerking met (vooral) de EVD van mijn ministerie.

Wat de versterking van de economische belangenbehartiging door de posten BuZa betreft, merk ik op dat de ministeries van BuZa en EZ thans onderling overleggen op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven, onder meer rekening houdende met de beleidsprioriteiten van EZ ten aanzien van de verschillende buitenlandse markten. Het gaat hierbij om mijn streven naar een duidelijke afbakening van de taken van de posten BuZa met de steunpunten in het buitenland van particuliere Nederlandse handelsbevorderende organisaties alsmede naar het bewerkstelligen van een goede samenwerking op dit terrein tussen overheid en bedrijfsleven. In dit kader wil ik na onderzoek op de desbetreffende buitenlandse markten herbezien waar en op welke wijze voortvloeiende activiteiten betrokken kunnen blijven. Ook zal in dit verband door mijn ministerie overleg worden gevoerd met de organisaties van het Nederlandse bedrijfsleven, zoals de regionale Kamers van Koophandel in Nederland, de banche-organisaties, de centrale werkgeversorganisaties en de betrokken specifieke handelsbevorderende organisaties.

Op basis van de resultaten van mijn onderzoek en het gevoerde overleg zal ik vervolgens mijn conclusies trekken en uw Kamer hierover zo spoedig mogelijk nader informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 30, vergaderjaar 1995–1996.

Naar boven