24 326
Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 juni 1995 en het nader rapport d.d. 1 september 1995, aangeboden aan de Koningin door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Defensie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 10 april 1995, no. 95.002889, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatsecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (Technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 april 1995, no. 95.002.889, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 juni 1995, nr. W12.95.0171, bied ik U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Defensie, hierbij aan.

De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen.

Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad geeft U mitsdien in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Raad van State kon zich verenigen met het voorstel van wet en had geen inhoudelijke opmerkingen. Met de redactionele kanttekening van de Raad is rekening gehouden. Voorts is van deze gelegenheid gebruik gemaakt het wetsvoorstel nog op enkele punten aan te vullen.

Op het punt van het regresrecht voor de werkgever is gebleken dat de wettekst aanleiding zou kunnen geven tot onduidelijkheid omtrent de omvang van het regresrecht. Derhalve is artikel XX gewijzigd. Duidelijker komt hieruit naar voren dat het regres voor de werkgever op dezelfde wijze moet worden vastgesteld als thans voor de Ziektewet is geregeld. Ook de artikelsgewijze toelichting is hieraan aangepast.

Een technisch punt dat voorts nog aanpassing behoeft is de uitbetaling van uitkeringen aan derden. Gebleken is dat huidige bepalingen terzake uiteenlopen. Hier wordt een uniforme regeling voor de ZW, WAO, AAW, WW, TW, AOW en AWW voorgesteld. Het oorspronkelijke voorstel van wet bevatte ook voorstellen voor enige uniformering op dit punt.

Echter daarbij werd veel overgelaten aan uitwerking in nadere regelgeving. Bij nader inzien meen ik dat het bij het zonder machtiging uitbetalen van een uitkering aan een derde, om een wezenlijk bestanddeel van de regeling gaat, die zich niet leent voor delegatie. In paragraaf 2.3. van de algemene toelichting wordt één en ander nader uiteengezet.

Naar aanleiding van de partijenovereenkomst van 22 december 1994, inzake de hoofdlijnen voor de toekomst van Arbeidsvoorziening, wordt de bevoegdheid geïntroduceerd voor bedrijfsverenigingen om voor moeilijk plaatsbare werkloze werknemers diensten te kopen bij de Arbeidsvoorzienings-organisatie. Onderdeel van de partijenovereenkomst is een meerjarig begrotingskader voor de periode van 1995 tot en met 1999, waarin rekening is gehouden met de vermindering van de rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, zoals vermeld in het regeerakkoord. In het begrotingskader is voorzien in een bescheiden vorm van contractfinanciering. Met betrekking tot de bedrijfsverenigingen is daarbij uitgegaan van inkoop van diensten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De bedrijfsverenigingen krijgen hiervoor een budget toegekend door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds. In artikel XXXV wordt voor deze financiering een wettelijke basis gecreëerd. Paragraaf 2.5. van de algemene toelichting gaat hierop nader in.

Voorts is geregeld de afschaffing van het overgangsrecht kinderbijslag voor kinderen van 18 jaar en ouder. Deze was nog niet opgenomen in het wetsvoorstel zoals dat voor advies naar de Raad van State is gezonden. In een ander verband heeft de Raad echter al geadviseerd een dergelijke overgangsregeling op te nemen (d.d. 13 februari, nr. W05.94.0753). De wijziging van de AKW was namelijk in eerste instantie opgenomen in het wetsvoorstel Prestatiebeurs dat door de Eerste Kamer werd verworpen. Spoedshalve is besloten de wijziging van de AKW op te nemen in onderhavig wetsvoorstel, om invoering per 1 januari 1996 alsnog mogelijk te maken. Invoering van het herziene wetsvoorstel Prestatiebeurs wordt niet eerder dan 1 september 1996 voorzien. Onderdeel C van artikel XI, de artikelen XII en XXXIV en paragraaf 2.6. zijn derhalve aan wettekst en toelichting toegevoegd.

In het wetsvoorstel tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; Kamerstukken 24 221; afkorting «Amber») is voor de werknemer die zowel WW- als AAW/WAO-gerechtigd is de mogelijkheid van proefplaatsing opgenomen, in die zin dat zonder inkomensverlies gedurende maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden mogen worden verricht bij een werkgever. Hieraan is een verplichte aanvraagtermijn van 4 weken verbonden.

Naar aanleiding van het commentaar van het Tijdelijke instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) waaruit blijkt dat de uitvoeringsorganen veelal binnen een kortere periode kunnen beslissen, maar dat dit niet in alle gevallen zeker is, wordt voorgesteld de verplichte aanvraagtermijn van 4 weken te vervangen door de bevoegdheid voor de bedrijfsvereniging om de aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvraag niet binnen vier weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden is ingediend. De materie is nader toegelicht in paragraaf 2.7 van de algemene toelichting.

Gebleken is dat ook voor de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen een aantal technische wijzigingen noodzakelijk zijn. Een aantal van deze wijzigingen houdt ondermeer verband met de opgenomen wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (afschaffen overgangsrecht) en de wijziging van de Wet op de studiefinanciering ( OV-studentenkaart). Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele andere technische wijzigingen in de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen aan te brengen, die beogen de bedoeling van de desbetreffende artikelen beter tot uitdrukking te brengen (zie hiervoor de artikel XXXVI tot en met XXXVIII).

Tot slot zijn voorstellen tot wijziging ten opzichte van het oorspronkelijk wetsvoorstel aangepast dan wel komen te vervallen, omdat andere wetten of voorstellen van wet, die daarmee samenhingen inmiddels tot wet zijn verheven dan wel bij de Tweede kamer zijn ingediend (zoals de Leemtewet Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, het voorstel van wet Amber en het voorstel van de Algemene nabestaandenwet).

Gelet op het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State is het college van oordeel, dat openbaarmaking van dit advies achterwege dient te blijven.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 20 juni 1995, no. W12.95.0171, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– Bij de redactie van artikel XIX, onderdeel C, rekening houden met het feit dat artikel 1639l in Boek 7A, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek is geplaatst.

Naar boven