24 326
Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 oktober 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A wordt vervangen door:

A

In artikel 19, eerste lid, wordt de zinsnede «wegens ziekte» vervangen door: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte.

b. Onderdeel C wordt vervangen door:

C

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Het door de werkgever betaalde loon wordt berekend met toepassing van het maximum dagloon op grond van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

2. In het zesde lid wordt de zinsnede «het ziekengeld van degene wiens aanspraak berust op het bepaalde in artikel 46, alsmede het ziekengeld van de vrijwillig verzekerde die niet in dienstbetrekking staat tot een werkgever,» vervangen door: alsmede het ziekengeld van degene wiens aanspraak berust op artikel 46,.

c. In onderdeel M, onder 3, wordt «op grond van artikel 29a, eerste, zesde en zevende lid» vervangen door: op grond van artikel 29a, eerste, derde, zesde en zevende lid.

2. Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel B vervalt.

b. In de in onderdeel H voorgestelde tekst van artikel 55 wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 54» vervangen door: als bedoeld in artikel 53.

3. Artikel III, onderdeel A, vervalt.

4. In artikel VII, onderdeel A, wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel h.

5. De onderdelen A en B van artikel IX vervallen.

6. In artikel X, onderdeel A, onder 3, wordt in het voorgestelde artikel 37, tweede lid, de zinsnede «door het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds» vervangen door «ten laste van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds» en vervalt de zinsnede «die zij nodig hebben».

7. Artikel XI wordt als volgt gewijzigd :

a. Onderdeel A wordt vervangen door:

A

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel a, onder i° en ii°, wordt telkens na «verzekerde» ingevoegd: noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «en ook niet tot het huishouden van een ander» vervangen door: noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander.

3. Aan het zesde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van dat lid door een komma, toegevoegd: of het volgen van scholing tijdens een voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk Va van die wet.

4. Aan het achtste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van dat lid door een komma, toegevoegd: dan wel indien dat kind een voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk Va van die wet.

b. Onderdeel B, onder 2, wordt vervangen door:

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «De aan een verzekerde over een kalenderkwartaal te betalen bedrag aan kinderbijslag» vervangen door «Het aan een verzekerde over een kalenderkwartaal te betalen bedrag aan kinderbijslag bedraagt» en vervallen de woorden «per kind».

8. Artikel XXI, onderdeel A vervalt.

9. Artikel XXIV, onderdeel A, vervalt.

10. Artikel XXXIV komt te luiden:

ARTIKEL XXXIV

De Jeugdwerkgarantiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt de zinsnede «dan wel op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1990, 128)» vervangen door: dan wel voorafgaand aan de werkloosheid onderwijs of een beroepsopleiding heeft gevolgd met een tijdsbeslag van ten minste 19 uur per week.

B

Artikel 2, derde lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding, tenzij het betreft scholing die wordt gevolgd terwijl hij een dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in deze wet.

C

In artikel 34, derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «kinderbijslag ingevolge de Algemene kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1), dan wel aanspraak bestond op studiefinanciering ingevolge Hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering» vervangen door: studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering dan wel voorafgaand aan de werkloosheid onderwijs of een beroepsopleiding hebben gevolgd met een tijdsbeslag van ten minste 19 uur per week.

11. In artikel XL, onder 1, sub 1°, en 2, wordt in de voorgestelde bijlage F, onder 3, «artikel 25c» telkens vervangen door: artikel 27.

12. In artikel XLIV, onder 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Na onderdeel A wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt de zinsnede «het dagloon dat» vervangen door «het dagloon of vervolgdagloon dat» en wordt «dit lid» vervangen door «dit artikel».

2°. Het tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

b. De in onderdeel B voorgestelde wijziging van artikel 63, onder 1°, wordt vervangen door:

1°. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Een aanvraag om een reïntegratie-uitkering wordt tenminste vier weken voor aanvang van de onbeloonde werkzaamheden ingediend. De bedrijfsvereniging kan besluiten een niet tijdig ingediende aanvraag niet te behandelen. Alvorens de bedrijfsvereniging daartoe besluit stelt zij de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen.

13. In artikel XLIV, onder 3, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Na onderdeel A wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Het in artikel II, onderdeel E, van die wet voorgestelde artikel 61 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering komt te luiden:

Artikel 61

Indien een persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking gaat verdienen in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beëindigd, binnen vijf jaar na de datum van werkaanvaarding opnieuw recht heeft op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het aan die uitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon of vervolgdagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen, zoals dat vanaf de beëindiging tot aan de datum van de in dit artikel bedoelde toekenning op grond van artikel 15 van deze wet, al dan niet in verbinding met artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zou zijn herzien indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet was beëindigd.

b. Onderdeel B wordt vervangen door:

B

Het in artikel II, onderdeel E, van die wet voorgestelde artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

1°. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Een aanvraag om een reïntegratie-uitkering wordt tenminste vier weken voor aanvang van de onbeloonde werkzaamheden ingediend. De bedrijfsvereniging kan besluiten een niet tijdig ingediende aanvraag niet te behandelen. Alvorens de bedrijfsvereniging daartoe besluit stelt zij de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen.

2°. In het derde lid wordt onderdeel a vervangen door:

a. vaststaat dat de onbeloonde werkzaamheden de krachten en bekwaamheden van de werknemer te boven gaan, of.

14. Artikel XLV komt te luiden:

ARTIKEL XLV

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet is verheven en in werking is getreden, vervalt artikel IX en wordt de Algemene nabestaandenwet als volgt gewijzigd:

a. In artikel 11 wordt de zinsnede «als rechtstreeks gevolg van objectief medisch vast te stellen ziekte of gebreken» vervangen door: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken.

b. In artikel 67, vierde lid, wordt «het eerste lid, onderdeel b» vervangen door: het eerste lid, onderdelen b en c.

c. Artikel 86, onder 1, komt te luiden:

1. In het vierde lid wordt de zinsnede «het pensioen krachtens de Algemene Weduwen-en Wezenwet, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die wet» vervangen door: de som van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, en 25 van de Algemene nabestaandenwet.

15. Na artikel XLV worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLVa

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 april 1994 ingediende voorstel van wet Nieuwe bepalingen voor een tegemoetkoming in de studiekosten (Wet tegemoetkoming studiekosten; 23 699) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt de Jeugdwerkgarantiewet met ingang van de dag van de inwerkingtreding van het artikel van de Wet tegemoetkoming studiekosten, inhoudende wijzigingen in de Algemene bijstandswet, als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt de zinsnede «op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering (Stb. 1988, 336)» vervangen door: op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

B. In artikel 2, derde lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. die onderwijs of een beroepsopleiding volgt, op grond waarvan aanspraak bestaat op studiefinanciering ingevolge Hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten;

C. In artikel 34, derde lid, onderdeel b, wordt na «Wet op de studiefinanciering» ingevoegd: of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

ARTIKEL XLVB

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 1995 ingediende voorstel van Wet houdende privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP; 24 205) tot wet wordt verheven en eerder of gelijktijdig met artikel XXI of XXII van deze wet in werking treedt, wordt dat artikel of worden die artikelen voor de toepassing van eerstbedoelde wet beschouwd in werking te zijn getreden voor die wet.

Toelichting

Punten 1, onder a, 2, onder a, 3, 5, 8 en 9

Voor een toelichting op deze wijziging moge worden verwezen naar paragraaf 2.1 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Punt 1, onder b

In dit onderdeel wordt de aanvankelijk voorgestelde wijziging van artikel 29 van ZW ongedaan gemaakt naar aanleiding van bezwaren die daartegen vanuit de uitvoering zijn ingebracht.

In het huidige artikel 29, tweede en vijfde lid van de ZW is geregeld, dat afhankelijk van de grootte van het bedrijf (meer of minder dan 15 maal de gemiddelde loonsom), over de eerste zes respectievelijk twee weken geen ziekengeld wordt uitbetaald. Voor de bepaling van de grootte worden nu alle dienstverbanden meegerekend. Dit betekent dat bij de bepaling van 15 maal de gemiddelde loonsom ook het loon van uitzend- en oproepkrachten, verzekerden die slechts twee wachtdagen hebben (en dus geen eigen risicoperiode van 2 of 6 weken) bij de berekening wordt betrokken. Er is derhalve sprake van een zekere mate van onevenwichtigheid waarbij de uitzend- en oproepkrachten niet onder de 2/6-weken maatregel vallen maar wel worden meegerekend bij de bepaling van de grootte van het bedrijf van de werkgever. Vanwege deze reden is in de Veegwet een voorstel tot wijziging van artikel 29 ZW opgenomen. Deze wijziging houdt in, dat bij het bepalen van de loonsom van de werkgevers het loon van de verzekerden wordt meegenomen voor zover zij geacht worden tot die werkgever in dienstbetrekking te staan. Het loon van de art 4 en 5 ZW verzekerden zou dus bij de berekening van de gemiddelde loonsom buiten beschouwing blijven.

Het GAK attendeerde echter op het volgende knelpunt bij de uitvoering van deze wijziging van dit wetsartikel. Het blijkt uitvoeringstechnisch niet goed mogelijk de loonsom van de art 4 en 5 ZW verzekerden uit te zonderen van de berekeningen. Hiervoor is een ingrijpende en daarmee dure programmatuurwijziging vereist. Een dergelijke wijziging ligt op dit moment daarnaast vooral niet voor de hand omdat een dergelijke wijziging bij aanvaarding van het wetsvoorstel uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) overbodig is, omdat alle werkgevers in principe een loondoorbetalingsverplichting hebben van 52 weken. Bij nader inzien kan daarom beter worden afgezien van het aanvankelijke voorstel.

Punt 1, onder c

Bij onderdeel M is de in artikel 60, negende lid, van de ZW voorkomende verwijzing naar bepaalde leden van artikel 29 ZW, welke bij de wet TZ abusievelijk niet was aangepast, vervangen door een verwijzing naar de daarmee overeenkomende leden in het huidige artikel 29a ZW. Aangezien het in de bedoeling ligt dat bij de berekening van het ziekteverzuimcijfer als bedoeld in het eerste en derde lid van artikel 60 ZW ziekteverzuim als gevolg van zwangerschap en bevalling buiten beschouwing blijven, is thans, naast het eerste, zesde en zevende lid van artikel 29a, ook het derde lid van dat artikel opgenomen. In dat lid is namelijk eveneens sprake van een uitkering in verband met zwangerschap.

Punt 7, onder a

Het vervallen van onderdeel A, zoals oorspronkelijk voorgesteld is toegelicht in paragraaf 2.1 van de nota naar aanleiding van het verslag. Het nu voorgestelde onderdeel a voorziet allereerst in het duidelijker omschrijven van de situatie waarin de verzekerde recht op kinderbijslag heeft, zonder dat het kind tot zijn huishouden behoort. Van belang is dat het kind in dat geval evenmin als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort. De wijzigingen onder 1 en 2 voorzien daarin.

Voorts geldt dat gedurende een voorbereidingsovereenkomst uit hoofde van de Jeugdwerkgarantiewet (JWG) inkomsten worden genoten door betrokkene, in welk geval geen grondslag bestaat voor toekenning van kinderbijslag. De wijzigingen onder 3 en 4 strekken ertoe zulks te regelen.

Punten 2, onder b, 4, 6, 7, onder b, en 11

De onder deze punten voorgestelde wijzigingen zijn van technische aard.

Punten 10 en 15 (artikel XLVa met betrekking tot de JWG)

Voor de bepaling of en wanneer een schoolverlater een «jongere» in de zin van de JWG is, wordt ondermeer aangesloten bij het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding waarbij aanspraak bestaat op kinderbijslag ingevolge de AKW. Ten gevolge van het afschaffen van het overgangsrecht in de AKW werd het noodzakelijk andere criteria te ontwikkelen. Hierbij is gekozen voor een bepaling dat zolang een persoon onderwijs of een beroepsopleiding volgt waarvan het tijdsbeslag ten minste 19 uur per week is, hij niet tot de JWG-doelgroep behoort. Ook de ingang van de periode van werkloosheid is afhankelijk gesteld van het moment waarop betrokkene geen opleiding meer volgt dan wel een opleiding van minder dan 19 uur per week.

Dit urencriterium sluit niet geheel aan met de urensystematiek in het voorstel van wet Nieuwe bepalingen voor een tegemoetkoming in de studiekosten (Wet tegemoetkoming studiekosten) dat de mogelijkheid biedt van een basistoelage bij minder dan 19 scholingsuren per week. Daarom is er tevens voor gekozen om degenen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, in verband waarmee zij op grond van Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten recht hebben op een tegemoetkoming in de studiekosten expliciet van deelname aan de JWG uit te sluiten en de huidige bepalingen die verwijzen naar de Wet studiefinanciering te handhaven. Het beëindigen van onderwijs of een beroepsopleiding waarbij aanspraak bestond op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten dan wel aanspraak bestond op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering is dan – buiten het nieuwe 19-uurs criterium – tevens bepalend voor het moment van ingang van de periode van werkloosheid van een schoolverlater.

De formulering van het 19-uur criterium biedt de mogelijkheid voor jongeren met een voorbereidingsovereenkomst om meer dan 19 uur scholing per week te volgen. Deze bepaling houdt geen rekening met de bijzondere gevallen waarin de combinatie meer dan 19 uur scholing en een JWG-dienstbetrekking – zonder dat dit wordt beschouwd als «leegloop» – is toegestaan (Stcrt. 1995, 164). De formulering van het 19-uurs criterium is zodanig gewijzigd dat het volgen van meer dan 19 uur scholing met een JWG-dienstbetrekking in bijzondere gevallen mogelijk blijft.

Punten 12, onder a, en 13, onder a

In de nadere memorie van antwoord bij het wetsvoorstel afschaffing malus en bevordering reïntegratie (24 221) is aan de Eerste Kamer toegezegd te zullen komen met een wijziging van het in dat wetsvoorstel voorgestelde artikel 61 van de WAO (dagloongarantieregeling oudere arbeidsongeschikten).

Gebleken is, dat het tweede lid van dat artikel, vergeleken met de bestaande systematiek, geen extra dagloonbescherming biedt. In verband daarmee wordt voorgesteld dat lid te schrappen.

Voorts is in het eerste lid na het tweede woord dagloon ingevoegd: of vervolgdagloon. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan een opmerking van de leden van de PvdA-fractie uit de Eerste Kamer, dat naar hun mening onder het woord «dagloon» niet ook het vervolgdagloon kan worden begrepen.

Punten 12, onder b, en 13, onder b

In de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan alleen wegens herstelbare tekortkomingen in de aanvrage besloten worden tot het niet in behandeling nemen van die aanvraag. Overschrijding van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn voor het indienen van de aanvraag, kan niet als een herstelbaar gebrek worden aangemerkt. Onderdeel B, 1°, van artikel XLIV van het onderhavige wetsvoorstel bleek niet geheel in overeenstemming met deze systematiek.

In de voorliggende voorgestelde nieuwe tekst van artikel 63, tweede lid, van de WAO, is bepaald dat een aanvraag voor een reïntegratie-uitkering tenminste vier weken voor de aanvang van de onbeloonde werkzaamheden moet worden ingediend. Wordt aan dit voorschrift niet voldaan dan kan de bedrijfsvereniging naar analogie van artikel 4:5 van de Awb, besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Zoals ook uit paragraaf 2.7 van het algemeen deel van de memorie van toelichting blijkt, is de systematiek van proefplaatsing en reïntegratie-uitkering aldus dat de bedrijfsvereniging op de aanvraag van reïntegratie-uitkering beslist voordat de proefplaatsing een aanvang neemt. Het is daarom de bedoeling dat de bedrijfsvereniging de hier verleende bevoegdheid alleen gebruikt indien de periode tussen de indiening van de aanvraag en de beoogde datum van aanvang van de proefplaatsing zodanig kort is dat zij binnen die tijd niet tot een afgerond oordeel over de aanvraag kan komen.

Omdat termijnoverschrijding geen herstelbare tekortkoming in de aanvraag is, zou de bedrijfsvereniging een besluit om niet tot behandeling over te gaan kunnen nemen zonder voorafgaand contact met de betrokkene. Deze laatste kan echter na met de werkgever een nieuwe afspraak te hebben gemaakt over de aanvang van de onbeloonde werkzaamheden, altijd een nieuwe aanvraag indienen die niet de tekortkoming van termijnoverschrijding kent. Opeenvolging van aanvragen langs deze weg zou voor de betrokkene terzake van zijn proefplaatsing tot nodeloos tijdverlies kunnen leiden en voor de bedrijfsvereniging tot extra bestuurslasten. Om dit te voorkomen is in het thans voorgestelde tweede lid van artikel 63 van de WAO bepaald dat de bedrijfsvereniging alvorens zij de beslissing om niet tot behandeling over te gaan neemt, de betrokkene in de gelegenheid stelt, de aanvraag te wijzigen.

Beslissingen op aanvragen om reïntegratie-uitkering dienen met voortvarendheid te worden genomen. Dat geldt ook voor de beslissing om van behandeling van de aanvraag af te zien. Het ligt in mijn voornemen voor de betreffende beslissingen in het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten een aparte termijn op te nemen.

Punt 14

In het wetsvoorstel Algemene nabestaandenwet (Anw) was al rekening gehouden met de omschrijving van het arbeidsongeschiktheidsbegrip als in dit wetsvoorstel was opgenomen. Met de in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen op dit punt moet het begrip in de Anw ook worden aangepast. De overige wijzigingen van de Anw betreffen verbeteringen in de verwijzingen, noodzakelijk geworden wegens de door de Tweede Kamer aanvaarde amendementen op het wetsvoorstel Anw.

Punt 15 (artikel XLVb met betrekking tot privatisering Abp)

Dit onderdeel beoogt te voorzien in duidelijkheid met betrekking tot de volgorde waarin wijziging van de wetgeving rond de privatisering van het ABP dient plaats te vinden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven