24 326
Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen)

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 oktober 1995

In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel XI wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 13, vierde lid, tweede zin, vervalt de zinsnede «, met dien verstande, dat de verhoging voor de eerstvolgende herziening op grond van het tweede lid geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden».

2. Na artikel XII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIA

Artikel IV van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c, een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:

a. voor een kind als bedoeld in het eerste lid, dat op 1 oktober 1994 de leeftijd van 6 jaar niet had bereikt, 70% procent van het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.

2. In het tweede lid, onderdeel b en c, en derde lid, wordt telkens na het woord «basiskinderbijslagbedrag» ingevoegd: , bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.

3. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

4. Voor een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b dan wel c dat de leeftijd van 6, 12 dan wel 18 jaar bereikt, wordt voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet als basiskinderbijslagbedrag aangemerkt het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.

4. Onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, wordt na het nieuwe vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

6. Onverminderd artikel V, is artikel 13 van de Algemene Kinderbijslagwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rangordebedragen, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, c en d, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van deze wet.

3. In artikel XLVI, eerste lid, onderdeel d, wordt na «de artikelen IV, onderdeel I, onder 2,» ingevoegd: XIIa,.

Toelichting

1. Krachtens artikel 13, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) kan het basiskinderbijslagbedrag genoemd in artikel 12 AKW bij algemene maatregel van bestuur worden verhoogd indien daar naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een bijzondere aanleiding toe is. Zou in dat geval tevens indexering moeten plaatsvinden – hetgeen gewoonlijk het geval is per 1 januari en 1 juli van ieder jaar – dan impliceert artikel 13, vijfde lid, AKW, dat het bedrag waarmee wordt geïndexeerd wordt opgenomen in het bedrag van deze verhoging. Ingevolge de laatste zinsnede van de tweede volzin van het vierde lid van artikel 13, blijft het totaalbedrag waarmee is verhoogd bij de eerstvolgende indexering buiten beschouwing. De mogelijkheid van bijzondere verhoging en het buiten beschouwing blijven daarvan bij de eerste daarop volgende indexering, is in de AKW opgenomen bij Wet van 26 januari 1972, Stb. 43. De betreffende bepaling was bedoeld voor het geval dat de lonen in een zo groot deel van het bedrijfsleven zo veel zouden stijgen, dat het indexcijfer der lonen daardoor op korte termijn een ongebruikelijk grote stijging zou vertonen. Zou dit net na een indexering plaatsvinden, dan zou deze loonstijging zonder nadere bepaling pas bij de eerstvolgende indexering in de hoogte van de kinderbijslag kunnen doorwerken. Om te bewerkstelligen dat een verhoging al direct zou kunnen doorwerken, is de mogelijkheid van bijzondere verhoging opgenomen. Logisch gevolg daarvan was, dat bepaald werd dat de verhoging niet werd meegenomen bij een eerstvolgende indexering. De stijging van de lonen zou bij die eerstvolgende indexering immers al automatisch worden gecompenseerd.

Inmiddels worden bijzondere verhogingen om andere redenen dan grote tussentijdse loonstijgingen toegekend. Daarmee is de ratio van de zinsnede waarin geregeld wordt dat bij een eerstvolgende indexering niet wordt geïndexeerd over de verhoging komen te vervallen. In dit onderdeel wordt daarom voorgesteld het betreffende zinsdeel te schrappen. Gevolg daarvan is, dat ook bij de eerstvolgende indexering na een verhoging het gehele basiskinderbijslagbedrag – dus inclusief de eerdere verhoging – zal kunnen worden verhoogd.

2. Bij Wet van 22 december 1994, Stb. 957, tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is voor kinderen geboren op of na 1 januari 1995 onder meer de progressie in kinderbijslag afgeschaft. Voor kinderen geboren vóór deze datum blijft de progressie gelden. Hoewel dit in de praktijk nog geen aanleiding voor problemen heeft gegeven, is voor de laatstgenoemde groep kinderen niet duidelijk bepaald, welk basiskinderbijslagbedrag ten grondslag ligt aan het voor hen te ontvangen kinderbijslagbedrag. De in artikel XIIa, onder 1 tot en met 3, voorgestelde wijzigingen, strekken ertoe duidelijk te regelen, dat het hier gaat om het basiskinderbijslagbedrag, zoals dit voor inwerkingtreding van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, werd berekend (derhalve het basiskinderbijslagbedrag van het oude artikel 12, vijfde lid, AKW).

Zoals in het bovenstaande reeds gesteld, werd bij Wet van 22 december 1994, Stb. 957, onder meer geregeld dat het basiskinderbijslagbedrag voor kinderen, geboren op of na 1 januari 1995 niet meer toeneemt met de gezinsgrootte. Dit is geschied door opname van een nieuw artikel 12 in de AKW. Voor kinderen geboren vóór deze datum, blijft op grond van artikel IV van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, de progressie in stand. In artikel 13, vierde lid, AKW is neergelegd dat het basiskinderbijslagbedrag genoemd in artikel 12 AKW, indien daar naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een bijzondere aanleiding toe bestaat, bij algemene maatregel van bestuur (amvb) kunnen worden verhoogd. Een gelijkluidende mogelijkheid bestaat niet voor de rangordebedragen die het uitgangspunt vormen voor het bepalen van de kinderbijslag voor kinderen geboren vóór 1 januari 1995. Zoals in de Sociale Nota 1996 (Kamerstukken II, 1995/96, 24 402, nr. 2) reeds is aangekondigd, is het kabinet van oordeel dat er een bijzondere aanleiding bestaat om de kinderbijslag in 1996 te verhogen. Om te voorkomen dat dit – zowel in dit geval als in eventuele toekomstige gevallen – voor kinderen, geboren op of na 1 januari 1995 dient te geschieden bij amvb en voor de overige kinderen door middel van wetswijziging, wordt in het voorliggende onderdeel voorgesteld artikel IV van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, zo te wijzigen, dat ook voor deze kinderen bijzondere verhogingen van de rangordebedragen in het vervolg bij amvb mogelijk is. Dit wordt bereikt door in het voorgestelde artikel XIIa, onder 4, artikel 13 AKW van overeenkomstige toepassing te verklaren ten aanzien van deze rangordebedragen. Aldus wordt overigens bereikt dat de rangordebedragen op dezelfde wijze kunnen worden geïndexeerd als het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12 AKW.

Zodra het voorliggende wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden, zal dan een amvb in werking treden waarin dan voor 1996 zowel het basiskinderbijslagbedrag ingevolge artikel 12 AKW, als de rangordebedragen die gelden voor de bepaling van de kinderbijslag voor kinderen geboren vóór 1 januari 1995, conform hetgeen in de Sociale Nota 1996 is gesteld, verhoogd zullen worden.

3. De onder 2 toegelichte wijzigingen dienen reeds met ingang van 1 januari 1995 te gelden, teneinde onmiddellijk vanaf de inwerkingtreding van de genoemde Wet van 22 december 1994, duidelijkheid te scheppen omtrent de geldende basiskinderbijslagbedragen en rangordebedragen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven