24 320
Goedkeuring van de op 28 april 1995 te Brussel tot stand gekomen verdragen betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot het op 14 juni 1985 te Schengen tot stand gekomen Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van dat Akkoord

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 28 november 1995

Het verslag van de vaste commissie voor Justitie geeft ons aanleiding tot de volgende opmerkingen.

De vraag van de leden van de fractie van het CDA naar de bereidheid van Oostenrijk, het volledige Schengen-acquis te accepteren, beantwoorden wij met een volmondig ja. In de onderhandelingen is zulks reeds gebleken en ook tijdens de vergaderingen van het Uitvoerend Comité en ambtelijke werkgroepen sedert de ondertekening van de toetredingsverdragen is niet gebleken van enige wijziging in het Oostenrijkse standpunt. De terzake dienende stukken, welke bij de memorie van toelichting aangetroffen hadden moeten zijn, tonen een en ander genoegzaam aan. Wij betreuren het, dat deze stukken in het ongerede zijn geraakt. Bedoelde stukken zijn uiteraard opnieuw ter inzage aan de Kamer toegezonden.

Met de leden van de fractie van het CDA zijn wij van oordeel, dat een goede buitengrensbewaking een dure plicht is voor alle Schengenlanden. Dit geldt ook voor Oostenrijk en derhalve zal ook voorafgaand aan de inwerkingstelling van de toetredingsverdragen met Oostenrijk worden nagegaan of dat land inderdaad aan zijn verplichtingen terzake volledig kan voldoen.

Wij zijn van oordeel hiermee de vragen voldoende te hebben beantwoord.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven