Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 24299 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 24299 nr. 2 |
Inhoudsopgave | blz. | |
ALGEMEEN DEEL | ||
TOELICHTING BIJ DE REKENING 1994 | ||
ALGEMEEN | ||
Hoofdstuk 1 | Inleiding en leeswijzer | 2 |
Hoofdstuk 2 | Begrotingsuitvoering 1994 | 3 |
Buitenlandse Zaken | 3 | |
Ontwikkelingssamenwerking | 4 | |
Hoofdstuk 3 | Financieel Management | 5 |
Hoofdstuk 4 | Misbruik en oneigenlijk gebruik en subsidiebeleid | 9 |
Hoofdstuk 5 | Personeel en Organisatie | 10 |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 13 | |
Wetsartikel 1 | (uitgaven/verplichtingen) | 13 |
Beleidsveld 01 | Algemeen | 13 |
Beleidsveld 02 | Internationale Betrekkingen | 23 |
Beleidsveld 03 | Samenwerking met ontwikkelingslanden | 28 |
Beleidsveld 05 | Diplomatieke Vertegenwoordigingen | 82 |
Wetsartikel 2 | (ontvangsten) | 85 |
Beleidsveld 01 | Algemeen | 85 |
Beleidsveld 02 | Internationale betrekkingen | 87 |
Beleidsveld 03 | Internationale samenwerking | 87 |
Beleidsveld 05 | Diplomatieke Vertegenwoordigingen | 88 |
BIJLAGE 1 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING | 90 | |
Uitvoering begroting 1994 Ontwikkelingssamenwerking | 90 | |
BIJLAGE 2 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING | 97 | |
Saldibalans per 31 december 1994 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en de bij die saldibalans behorende toelichting | 97 | |
I | Saldibalans per 31 december 1994 | 97 |
II | Toelichting op de saldibalans per 31 december 1994 | 98 |
III | Herkomst en besteding van middelen 1994 | 114 |
IV | Realisatie per betalingssysteem | 115 |
V | GVKA controleverbanden 1994 | 115 |
VI | Mutatie-overzicht verplichtingen | 117 |
In aansluiting op de tweede wijzigingswet (Stb. 1995, 79) strekt het onderhavige wetsvoorstel ertoe, op grond van artikel 10, tweede lid, onder c, van de Comptabiliteitswet, per begrotingartikel een positief dan wel een negatief verschil tussen het beschikbare begrotingsbedrag en de realisatie op te heffen. Dit leidt per saldo voor hoofdstuk V van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 tot een verlaging van het begrotingstotaal met f 36 mln respectievelijk een verhoging van het begrotingstotaal met f 2 mln.
Samenvattend ontstaat het volgende beeld (bedragen in miljoenen guldens):
1. | Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 1994 (kamerstukken II, 1994–1995, 24 104, nr. 1) | |||
Bijlage 2c: | ||||
– Buitenlandse Zaken (blz. 3) | – 26,1 | |||
Bijlage 2a: | ||||
– Ontwikkelingssamenwerking– 74,1 | ||||
waarvan hoofdstuk V | – 1,3 | |||
– 27,4 | ||||
2. | Nadere wijzigingen: | |||
– Buitenlandse Zaken | – 0,3 | |||
– Ontwikkelingssamenwerking | – 8,3 | |||
– 8,6 | ||||
Totaal van de verlaging | – 36,0 |
1. | Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 1994 | |||
Bijlage 2c: | ||||
– Buitenlandse Zaken (blz. 4) | – 0,6 | |||
2. | Nadere wijzigingen: | |||
– Buitenlandse Zaken | + 2,6 | |||
Totaal van de verhoging | + 2,0 |
De memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel bevat geen zelfstandige artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsmutaties opgenomen in de kolom 6 van de bijgevoegde begrotingsstaat. Die begrotingsstaat omvat tevens de rekening van de onderhavige begroting. Bij deze rekening behoort een toelichting, die tevens dient als artikelsgewijze memorie van toelichting bij deze slotwet.
De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de wet van 22 april 1994, Stb. 347) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.
TOELICHTING BIJ DE REKENING 1994
Hoofdstuk 1 Inleiding en leeswijzer
In deze slotwet is een eerste stap gezet om invulling te geven aan de wens om het karakter van de slotwet/rekening als verantwoordingsdocument te versterken.
In het algemene deel van deze toelichting zal eerst worden ingegaan op enkele algemene onderwerpen zoals begrotingsuitvoering 1994 (hoofdstuk 2), financieel management (hoofdstuk 3), misbruik en oneigenlijk gebruik en subsidiebeleid (hoofdstuk 4) en personeel en organisatie (hoofdstuk 5). Vervolgens worden in de artikelsgewijze toelichting de begrotingsmutaties per begrotingsartikel behandeld voorzover er sprake is van substantiële verschillen tussen het oorspronkelijk vastgestelde begrotingsbedrag en de realisatie.
De in voorgaande suppletore begrotingen opgenomen mutaties worden zoveel als mogelijk samengevat weergegeven.
Hoofdstuk 2 Begrotingsuitvoering 1994
Hiernavolgend wordt de Rekening 1994 voor het deel Buitenlandse Zaken1 in het kort weergegeven.
Uitgaven | Ontvangsten | |
---|---|---|
BEGROTING 1994 | 2 771 348 | 86 558 |
a. mutaties 1e SW | 119 460 | 41 618 |
b. mutaties 2e SW | – 36 622 | 14 150 |
c. mutaties Slotwet | – 27 534 | 2 014 |
Totaal mutaties 1994 | 55 304 | 57 782 |
REKENING 1994 | 2 826 652 | 144 340 |
In het algemeen kunnen voor het begrotingsjaar 1994 de belangrijkste mutaties in de uitvoering op het deel Buitenlandse Zaken van hoofdstuk V op een rij worden gezet. De belangrijkste mutaties in de uitgavenraming zijn: – een verhoging ad f 29 mln van artikel 04.01 «Vierde eigen middel» (1e SW en 2e SW); – een verhoging ad f 17,5 mln van artikel 01.01 «Personeel en Materieel» (1e SW); – een verhoging ad f 7 mln van artikel 01.08 «Onvoorziene uitgaven» (2e SW).
De belangrijkste mutaties in de ontvangstenraming zijn: – een verhoging ad f 23,8 mln van artikel 03.04 «Tijdelijke financiering van de NIO» (1e SW); – een verhoging ad f 8,2 mln van artikel 03.03 «Restituties door NIO van garantiebetalingen in afgesloten dienstjaren (1e SW); – een verhoging ad f 19,9 mln van artikel 03.05 «Diverse ontvangsten» (1e en 2e SW);
Voor een toelichting op voornoemde mutaties wordt verwezen naar het gestelde bij de desbetreffende artikelen in de artikelsgewijze toelichting van dit wetsvoorstel.
Uitgaande van de stand «Rekening» is ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begrote totale BZ-uitgaven ad f 2 771 348 000 nog geen 2% gemuteerd. Het grootste gedeelte was het gevolg van mutaties op het vierde eigen middel (zie het eerdergestelde hieromtrent). De ontvangstenrealisatie is 66,8% hoger dan wat oorspronkelijk was begroot (f 86,6 mln) voornamelijk door mutaties in verband met tijdelijke financiering van de NIO, restituties door NIO van garantiebetalingen in afgesloten dienstjaren, diverse ontvangsten OS (zie het eerdergestelde hieromtrent).
Sinds 1991 geldt voor de bepaling van de hoogte van het OS-plafond een systeem van nacalculatie. Deze nacalculatie vindt tweemaal gedurende het begrotingsjaar plaats: de eerste maal bij de Voorjaarsnota en de tweede maal een definitieve berekening van de omvang van het plafond bij Miljoenennota, nader te verwerken in de tweede wijzigingswet n.a.v. de Najaarsnota.
Als gevolg van de besluitvorming met betrekking tot de Voorjaarsnota 1994 (TK, 1993 – 1994, 23 733, nr. 1) werd bij de eerste wijzigingswet (TK, 1993 – 1994, 23 735, nrs 1 en 2) het OS-plafond ten opzichte van de stand bij de ontwerpbegroting 1994 (TK, 1993 – 1994, 23 400 V, nrs 1 en 2) verhoogd met f 6,760 mln, waarvan f 1,940 mln kapitaalmarktmiddelen. Deze verhoging vormde het saldo van ten eerste een verlaging van het plafond met f 39,700 mln uit hoofde van de herraming van het NNI tegen factorkosten, zoals opgenomen in het Centraal Economisch plan 1994 van het CPB van maart 1994, en de toevoeging van f 25 mln van de negatieve stelpost en ten tweede de toevoeging van de bandbreedte ex 1993 ad f 13,220 mln, waarvan f 1,940 mln kapitaalmarktmiddelen en f 8,240 mln aan compensabele ontvangsten. Het voor Ontwikkelingssamenwerking beschikbare bedrag voor 1994 bedroeg na deze eerste wijzigingswet f 6 430,860 mln, waarvan f 24,240 mln kapitaalmarktmiddelen.
Bij de tweede wijzigingswet (TK, 1994 – 1995, 24 004, nrs 1 en 2) werd het OS-plafond met een bedrag van f 54,700 mln verhoogd tot f 6 485,560 mln. Deze verhoging was het gevolg van de herraming van het NNI, zoals opgenomen in de MEV van september 1994.
De definitieve omvang van de compensabele ontvangsten bedraagt f 8,681 mln, hetgeen tot een verhoging van de beschikbare middelen leidde met f 0,441 mln tot f 6 486,001 mln waarvan f 6 461,761 mln begrotingsmiddelen en f 24,240 mln kapitaalmarktmiddelen.
In onderstaande tabel is deze opbouw van de beschikbare middelen schematisch weergegeven.
Stand ontwerpbegroting 1994 | f 6 424,100 mln, w.v. | f 22,300 mln k.m.m.* | ||
Bijstelling NNI o.b.v. CEP | – | f 39,700 mln, w.v. | f – mln k.m.m. | |
Deel van de negatieve stelpost | + | f 25,000 mln, w.v. | f – mln k.m.m. | |
Bandbreedte ex 1993 | + | f 13,220 mln, w.v. | + | f 1,940 mln k.m.m. |
Compensabele ontvangsten | + | f 8,240 mln, w.v. | f – mln k.m.m. | |
Stand eerste wijzigingswet | f 6 430,860 mln, w.v. | f 24,240 mln k.m.m. | ||
Bijstelling NNI o.b.v. MEV | + | f 54,700 mln, w.v. | f – mln k.m.m. | |
Stand tweede wijzigingswet | f 6 485,560 mln, w.v. | f 24,240 mln k.m.m. | ||
Compensabele ontvangsten | + | f 0,441 mln, w.v. | f – mln k.m.m. | |
Stand slotwet 1994 | f 6 486,001 mln, w.v. | f 24,240 mln k.m.m. |
* = Kapitaalmarktmiddelen
Ingevolge de daarover met de Tweede Kamer in het verleden gemaakte afspraken, werd in de brief van tweede ondergetekende aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 19 december 1994, de zogenoemde decemberbrief (TK, 1994–1995, 24 004, nr 6), een aantal nog te realiseren mutaties binnen het totaal van de beschikbare middelen in het OS-plafond vermeld ten opzichte van de stand in de tweede wijzigingswet.
In totaal hebben de uitgaven onder het OS-plafond voor 1994 f 6 380,766 mln bedragen, waarvan f 6 377,659 mln begrotingsmiddelen en f 3,107 mln kapitaalmarktmiddelen. Dit betekent een onderschrijding van de beschikbare begrotingsmiddelen met f 84,102 mln en een onderschrijding van de beschikbare kapitaalmarktmiddelen met f 21,133 mln. Deze onderschrijdingen worden conform de bandbreedte-systematiek voor respectievelijk 50%, 25% en 25% toegevoegd aan de beschikbare middelen voor 1995 tot en met 1997.
In een als annex bij deze toelichting opgenomen overzicht, zijn voor de gehele homogene groep Ontwikkelingssamenwerking – overeenkomstig de indeling van de extracomptabele staat – alle mutaties uit hoofde van respectievelijk de eerste wijzigingswet (n.a.v. de Voorjaarsnota), de tweede wijzigingswet (n.a.v. de Najaarsnota) en de Slotwet vermeld.
Hoofdstuk 3 Financieel Management
3.1 Goedkeurende accountantsverklaring
Het financieel beheer bereikte in 1993 een zodanig kwaliteitsniveau dat de departementale jaarrekening over 1993 kon worden voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. In 1994 is wederom een goedkeurende accountantsverklaring verkregen. Waar in 1992–1994 externe ondersteuning is ingezet om tot een snelle verbetering van het financieel beheer te komen, kon in 1994 een begin worden gemaakt met het afbouwen van deze externe ondersteuning. Dit is een geleidelijk proces, dat in 1995 wordt gecontinueerd.
Door te investeren in de organisatie (met name maar zeker niet alleen in de financiële functie) is en wordt getracht het financieel beheer op een zodanig niveau te brengen dat een geheel op eigen kracht verkregen goedkeurende accountantsverklaring een vanzelfsprekendheid wordt. Enkele relevante aspekten die bij hebben gedragen tot een verbetering van het financieel beheer en een goedkeurende accountantsverklaring worden aan de orde gesteld in de volgende paragrafen.
3.2 De DGIS-controllersorganisatie
Voor wat betreft Ontwikkelingssamenwerking functioneert vanaf medio 1994 de controllers-organisatiestructuur reeds grotendeels op eigen kracht. De organisatiestructuur van het financieel beheer Ontwikkelingssamenwerking kreeg in juni 1994 haar definitieve beslag. Uitgangspunt voor de inrichting van de controllerorganisatie is het realiseren van een koppeling tussen de financiële en de beleidsprocessen. De controllersorganisatie vervult een ondersteunende en adviserende functie voor het lijnmanagement. De huidige controllerorganisatie bij Ontwikkelingssamenwerking wordt geleid door een directeur en bestaat verder op centraal niveau uit een Stafbureau, een bureau Automatisering, een bureau Coördinatie financiële en administratieve taken en een bureau Administratieve organisatie en interne controle. Op decentraal niveau zijn drie decentrale eenheden ingesteld die enerzijds de verschillende beleidsdirecties en diverse posten in het buitenland ondersteunen door middel van financiële en beheersmatige advisering en anderzijds zorgdragen voor de uitvoering van het financieel beheer.
Naast de DGIS-controllersorganisatie, zijn als gevolg van de delegatie van bevoegdheden ook de buitenlandse posten een steeds belangrijkere schakel in het financieel beheer van het ministerie gaan vormen. De verbetering van het financieel beheer op de posten heeft in 1994 opnieuw intensief de aandacht gevraagd.
In de eerste plaats zijn speciale trainingen voor zittende ambassademedewerkers georganiseerd en zijn beheersmodules opgenomen in de reguliere opleidingen. (Er zijn overigens verschillende reguliere opleidingen die als deelonderwerp het financieel beheer hebben: dit leidt niet alleen tot kennisvermeerdering, maar zal ook bijdragen aan de noodzakelijke cultuuromslag).
In de tweede plaats is een aantal grote en middelgrote posten voor wat betreft de werkzaamheden op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking tijdelijk versterkt met «financial controllers» die een bijdrage leveren aan de verbetering van de bedrijfsvoering op de posten.
Deze ontwikkelingen vinden plaats in het kader van de geleidelijke, algemene verbetering van de organisatie van de bedrijfsvoering van de posten. In 1994 zijn verdere stappen gezet om de grotere eigen verantwoordelijkheden en daaraan gekoppelde bevoegdheden voor de posten (verzelfstandiging) te consolideren en waar mogelijk te versterken. Een en ander vindt plaats vanuit een integrale benadering van de bedrijfsvoering: dit bevordert de integratie van beleid en beheer. Als voorbeeld kan in dit verband worden genoemd de decentralisatie van de inkoop van goederen in het kader van ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van projecten in eigen beheer.
Verzelfstandiging van posten en dus sturen vanuit Den Haag op «hoofdlijnen» en «op afstand» noodzaakte tegelijkertijd de ontwikkeling van review- en monitoringtechnieken. Hiertoe is onder meer een model van kwaliteitsbeoordeling van de Posten ontwikkeld. Met dit model is in 1994 voor de eerste keer proefgedraaid bij een aantal geselecteerde Posten. Hoewel het instrument zijn nut lijkt te bewijzen, is een verdere aanpassing en explicitering van de kwaliteitscriteria nog noodzakelijk. In 1995 zal met een herziene versie wederom – nu wereldwijd – worden proefgedraaid, alvorens het instrument definitief in te voeren.
In 1994 is duidelijk het accent gelegd – om redenen van beheersbaarheid – voor consolidatie van de beleidsontwikkeling met gelijktijdige ontwikkeling van ondersteunende instrumenten (zoals automatiseringstechnieken) om de bestaande bevoegdheden beter te kunnen uitoefenen. Daarnaast hebben regelmatig specifieke ondersteuningsmissies plaatsgevonden ter verbetering van het financieel beheer. Zo hebben met gunstig resultaat net als in 1993 ook in 1994 weer diverse missies naar Posten met een relatief zwaar accent op ontwikkelingssamenwerking plaatsgevonden.
3.4 Rechtmatigheidsonderzoek 1993 (Algemene Rekenkamer)
De Algemene Rekenkamer kwam over de financiële verantwoording 1993 van het ministerie van Buitenlandse Zaken tot een overwegend positief oordeel. De Rekenkamer vroeg wel aandacht voor de afhankelijkheid van inhuur van externen bij de verbetering van het financieel beheer in de DGIS-organisatie en voor het versterken van het financieel beheer op de Posten alvorens meer financiële taken over te hevelen. Over deze twee punten is in de vorige paragrafen reeds het een en ander opgemerkt.
Verder constateerde de Rekenkamer dat ten onrechte een aantal verplichtingen niet was opgenomen in de saldibalans over 1993. Deze problematiek is in overleg met de interne accountantsdienst en het ministerie van Financiën grotendeels opgelost. Voor een verdere toelichting met betrekking tot deze verplichtingen wordt verwezen naar de toelichting bij beleidsveld 03 (Ontwikkelingssamenwerking). Ten aanzien van de Wet op de Kanselarijrechten merkte de Rekenkamer op dat door de verscheidenheid in tariefstelling de volledigheid van de verantwoorde opbrengsten niet op doelmatige wijze te controleren was. Aanbevolen werd te onderzoeken of het wenselijk is de regelgeving ter zake aan te passen. Deze aanbeveling is overgenomen: eind 1994 is een werkgroep opgestart die de regelgeving aan een heroverweging zal onderwerpen.
3.5 Reikwijdte van de controle van ontwikkelingshulp
De inspanningen op het terrein van financieel beheer beperkten zich niet uitsluitend tot het departement en de posten, maar richtten zich ook op de overheden van de ontvangende ontwikkelingslanden. In een aantal landen is, als resultante van de «reikwijdtediscussie» met de Algemene Rekenkamer, onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de lokale controlestructuren. Deze discussie met de Rekenkamer behelste de reikwijdte van de controle op de besteding van de Nederlandse hulp onder de uitvoeringsmodaliteiten 1 en 2, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en het beheer bij de ontvangende overheid ligt. De resultaten van bovengenoemd onderzoek bevestigden het vermoeden dat het, in het algemeen, met de controlestructuren van de overheden van de ontwikkelingslanden zwak is gesteld. Daarom is, met uitzondering van India waar de lokale controlestructuur wel voldeed, voor de controle met betrekking tot de Nederlandse hulpuitgaven in het kader van de uitvoeringsmodaliteiten 1 en 2 bepaald dat slechts verklaringen worden geaccepteerd die zijn afgegeven door een lokale vestiging van één van de internationaal opererende accountantskantoren. Aangezien werd vastgesteld dat accountantscontrole niet in alle gevallen toegevoegde waarde had, is bepaald dat er sprake zal zijn van een optie tot controle, waarbij werd benadrukt dat niet alleen het achterwege laten van accountantscontrole duidelijk gemotiveerd diende te worden, maar ook het wél uitvoeren van een dergelijke controle, zodat de toegevoegde waarde van het instrument expliciet blijkt.
Verder is aangegeven dat periodiek (elke 4 jaar) wordt bezien of alsnog gebruik gemaakt kan worden van de lokale overheidscontrolestructuren.
Teneinde tenslotte een structurele bijdrage te leveren aan het verbeteren van de controlestructuren van de overheden van ontwikkelingslanden is de bemoeienis met het in het verleden al eerder genoemde «UN Aid Accountability» project geïntensiveerd. Mede op initiatief van Nederland is de organisatie van het project bij UNDP gelegd en is gekozen voor een landenspecifieke aanpak met een aktieve participatie van de landen zelf.
In 1993 werd de zogenaamde vereenvoudigingsoperatie opgestart, die gericht was op een inventarisatie en knelpuntanalyse van de processen, procedures, instrumenten en regels van de uitvoeringspraktijk van de Nederlandse ontwikkelingshulp. De afronding van het onderzoek en de besluitvorming hierover is inmiddels gekoppeld aan de herijking van het buitenlands beleid.
3.7 Kengetallen/Volume- en prestatiegegevens
Tijdens het feitenonderzoek met betrekking tot de begroting 1994 zijn uitgebreid de (on)mogelijkheden van volume- en prestatiegegevens voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, met name op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, aan de orde geweest. Aan de toezegging om te bezien om waar mogelijk en zinvol aanvullende volume- en prestatiegegevens op te nemen in de begroting, is in 1994 uitgebreid aandacht besteed. Dit heeft zijn weerslag gevonden in een uitbreiding van het gebruik van volume- en prestatiegegevens in de begroting 1995.
3.8 Administratieve Organisatie en Interne Controle
De laatste jaren is door Buitenlandse Zaken veel tijd geïnvesteerd in de beschrijving van de administratieve organisatie (AO). Buitenlandse Zaken is echter een departement waarvan de organisatie steeds in beweging is. Om de investeringen in de beschrijvingen van de departementale administratieve organisatie niet verloren te laten gaan, dient tijdig op de veranderingen ingespeeld te worden.
Als onderdeel van de versterking van de financiële infrastructuur binnen Buitenlandse Zaken, is de beschrijving van de administratieve organisatie met voortvarendheid ter hand genomen. Deze exercitie heeft geresulteerd in AO-handboeken op zowel centraal en decentraal niveau. Hiervoor is een onderhoudsorganisatie opgericht die op structurele wijze zorg draagt voor actualisering van de administratieve organisatie vanwege mutaties in de organisatie, aanpassingen van de in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen en wijzigingen die voortvloeien als gevolg van veranderde wet- en regelgeving. Ook in de komende periode zal derhalve veel aandacht uitgaan naar continue actualisering van de administratieve organisatie.
Naast het reguliere onderhoud zijn initiatieven ontwikkeld om de presentatie, bruikbaarheid en toegankelijkheid van de administratieve organisatie voor alle niveaus in de organisatie, zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland, te verbeteren.
Verdere verbetering van het instrumentarium heeft derhalve de aandacht. Met aanvullende acties wordt beoogd de kwaliteit van de AO te verhogen en de actualiteit te waarborgen.
De uitvoering van de interne controle heeft plaatsgevonden aan de hand van een jaarlijks door het Audit Committee geaccordeerd departementaal controleplan Buitenlandse Zaken.
De controllers binnen Buitenlandse Zaken zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de interne controle van hun eigen (specifieke) sector. De realisering van het interne controleplan heeft evenals het voorgaande jaar onder druk gestaan vanwege kwalitatieve en kwantitatieve onderbezetting op de interne controlefuncties. Het stellen van prioriteiten, gebaseerd op eerdere controleresultaten, werd hierdoor onvermijdelijk. Slechts door een forse krachtsinspanning van de diverse controllers en met behulp van externe ondersteuning, konden de doelstellingen van het interne controleplan Buitenlandse Zaken worden gerealiseerd. Het Audit Committee is periodiek geïnformeerd over de belangrijkste bevindingen bij de uitvoering van de interne controle.
Begin 1994 is besloten tot het samenstellen van handboeken Ontwikkelingssamenwerking voor medewerkers op het departement en op de ambassades. Doelstelling is dat iedere medewerker in een handboek over de actuele procedures beschikt die nodig zijn voor een goede functievervulling en afgestemd op de werkzaamheden van anderen. Vanwege de reorganisatie van de controlling-directie is als eerste een handboek controlling samengesteld dat helemaal is afgestemd op de nieuwe functies.
Medio 1994 heeft de controllersdirectie van DGIS, in samenwerking met de departementscontroller en de departementale accountantsdienst 18 posten bezocht voor een controle- en ondersteuningsmissie. Het betreft de uit oogpunt van financieel belang grootste posten. Doel van de missies was het beoordelen van het financieel beheer bij ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten in 1994. Hierbij is nagegaan of de posten aan de basisvereisten van financieel beheer voldoen. De basisvereisten betreffen: inzichtelijke dossiervorming, naleving van tenderprocedures, een goede bewaking van de tijdige ontvangst van financiële verantwoordingen en rapportages, een redelijke beoordeling van gedeclareerde prestaties, een goede onderbouwing van lokale betalingen alsmede een behoorlijk beheer van de lokale fondsen. Tijdens de missies zijn actiepunten geformuleerd die op korte termijn moesten worden afgewikkeld.
Over het algemeen was een positieve ontwikkeling zichtbaar. De missies die in 1993 werden uitgevoerd bleken doorgaans vruchten te hebben afgeworpen. Aan de basisvereisten wordt over het algemeen in redelijke mate voldaan. De land- en projectspecifieke omstandigheden vragen veelal om een eigen interpretatie van de aard en de diepgang van de monitoring door de posten. Tijdens de missies is hierover met de betrokkenen gesproken en is voor een groot deel van de onder het toezicht van de post vallende projecten aangegeven hoe aan deze monitoring invulling kan worden gegeven en op welke wijze dit dient te worden vastgelegd.
Hoofdstuk 4 Misbruik en oneigenlijk gebruik en subsidiebeleid
In principe zijn regelingen gevoelig voor Misbruik en Oneigenlijk Gebruik (M&O) zodra de aanspraak op een uitkering, de verplichting om een heffing te betalen en/of de hoogte van een uitkering of heffing afhankelijk is van gegevens die door een belanghebbende verstrekt moeten worden.
Wanneer er echter een adequaat M&O-beleid wordt gevoerd – en er zodoende voldoende maatregelen zijn genomen om mogelijk M&O af te dekken – en er geen sprake is van aan de regeling inherente onzekerheid wordt de betreffende regeling als niet gevoelig voor M&O aangemerkt. Verder worden betalingen voor aan het Rijk geleverde goederen of diensten niet als M&O-gevoelig beschouwd.
Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken speelt M&O-gevoeligheid een rol bij de volgende regelingen: 1) Subsidies (meerdere artikelen; zie hiervoor de subsidiebijlage bij de begroting 1994);
2) Wachtgeldenregeling (art. 01.03);
3) Interim Regeling Ziektekosten (IRZK) (art. 01.01.01); en
4) Uitgifte paspoorten en visa tegen verlaagd tarief (art.05.02).
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de M&O-gevoeligheid van de subsidies: in de artikelsgewijze toelichting is een nadere toelichting opgenomen op misbruik en oneigenlijk gebruik ten aanzien van de Wachtgeldenregeling, de Interim Regeling Ziektekosten en de uitgifte van paspoorten en visa tegen verlaagd tarief.
4.2 Subsidies (meerdere artikelen; zie hiervoor de subsidiebijlage bij de begroting 1994)
Op 18 maart 1994 hebben de ministers van Financiën en van Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de afronding van de laatste werkzaamheden in het kader van het geïntegreerd subsidiebeleid. Daarnaast werd ingegaan op die subsidies die in de subsidierapportage van 10 mei 1993 als gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik werden bestempeld.
Voor wat betreft het Ministerie van Buitenlandse Zaken werden bij het geïntegreerd subsidiebeleid 19 subsidies onderzocht, waaronder alle 17 subsidies uit de subsidiebijlage bij de Begroting 1994 (de andere 2 subsidies – voor het International Reference Centre for Watersupply (IRC) en het International Institute for Hydrolic and Environmental Engineering (IHE) – zijn inmiddels overgeboekt naar de Ministeries van resp. VROM en OCW). Hierbij werd geconstateerd dat de subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet gevoelig zijn voor misbruik en oneigenlijk gebruik.
In het vervolg zal – in lijn met het rijksbrede subsidiebeleid – elke subsidieregeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tenminste eenmaal in de vijf jaar geëvalueerd worden.
Hoofdstuk 5 Personeel en Organisatie
In dit hoofdstuk wordt in de eerste plaats ingegaan op ontwikkelingen in 1994 ten aanzien van formatie en bezetting, alsmede op enkele ontwikkelingen op personeelsgebied (ziekteverzuim en mannen/vrouwen). In de tweede plaats wordt in het kort de ontwikkeling in 1994 ten aanzien van het netwerk van posten in het buitenland beschreven.
Met name vanwege de politieke ontwikkelingen in Oost-Europa nam het aantal formatieplaatsen licht toe, nl. van 3684,5 in 1993 tot 3703,5 eind 1994.
Formatieplaatsen eind 1994 (f.t.e.'s)
– departement | 1742,0 |
---|---|
– posten (t.b.v. uitgezonden personeel)* | 1130,5 |
– posten (t.b.v. lokale werknemers) | 831,0 |
totaal | 3703,5 |
* excl. 58 functies voor sectorspecialisten
Verdeling van de functies over de verschillende functieniveaus
functieniveau: | departement | posten (t.b.v. uitgezonden personeel) |
---|---|---|
20 | 0 | 6 |
19 | 4 | 4 |
18 | 1 | 21 |
17 | 11 | 30 |
16 | 24 | 50 |
15 | 13 | 54 |
14 | 66,5 | 49 |
13 | 82,5 | 84 |
12 | 165 | 88 |
11 | 286 | 131,5 |
10 | 160 | 68 |
9 | 126,5 | 65 |
8 | 180 | 77 |
7 | 153,5 | 67 |
6 | 154 | 128 |
5 | 134 | 128 |
4 | 155 | 69 |
3 | 14 | 11 |
2 | 12 | 0 |
1 | 0 | 0 |
17421 | 1130,52 |
1 w.o. 98 halve formatieplaatsen
2 w.o. 7 halve formatieplaatsen
Het aantal personeelsleden was eind 1994 iets groter dan het jaar daarvoor. Wereldwijd waren er 3755 personeelsleden, tegen 3723 ultimo 1993. Zowel het aantal ambtenaren als het aantal lokaal in dienst genomen medewerkers nam licht toe voornamelijk als gevolg van de uitbreiding van het postennetwerk (zie § 6.5).
Vanwege de afschaffing van het Arbeidsovereenkomstenbesluit per 1 januari 1995 nam het aantal niet-lokale arbeidscontractanten nog verder af: van 84 eind 1992 tot 18 eind 1994; degenen die op 1 januari 1995 nog in dienst zijn, krijgen per die datum een aanstelling als ambtenaar.
Van de op het departement geplaatste en uitgezonden personeelsleden nam het percentage vrouwen wederom toe: van 38,5% in 1993 tot 39,8% eind 1994. Het percentage vrouwen onder de lokaal in dienst genomen personeelsleden bleef nagenoeg gelijk: 55,4% eind 1993; 55,6% eind 1994. Het percentage vrouwen in het totale personeelsbestand steeg daardoor van 42,6% in 1993 tot 43,7% eind 1994.
Opmerkelijk is dat het aantal op het departement geplaatste en uitgezonden vrouwelijke ambtenaren flink steeg, terwijl het aantal mannelijke ambtenaren daalde.
Evenals in 1993, is in het afgelopen jaar het percentage vrouwen in alle salariscategorieën gestegen:
– In de schalen 1 t/m 5 van 73,4% naar 75,8%.
– In de schalen 6 t/m 9 van 43,9% naar 46,6%.
– In de schalen 10 en 11 van 28,9% naar 30,4%.
– In de schalen 12 t/m 14 van 13,0% naar 16,4%.
– In de schalen 15 en hoger, van 2,9% naar 3,8%.
Het percentage vrouwen nam zowel bij overplaatsbare als niet-overplaatsbare ambtenaren weer toe.
Het ziekteverzuimpercentage bij het ministerie van Buitenlandse Zaken blijft één van de laagste van de rijksoverheid. Desalniettemin ging ook in 1994 aandacht uit naar de beperking van het ziekteverzuim, onder andere door middel van de sociaal-medische teams en het houden van verzuimspreekuren. Zo wordt iedereen die zich in een half jaar 4 maal of in een heel jaar 6 maal heeft ziekgemeld, opgeroepen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Tevens werd veel aandacht geschonken aan de nieuwe regelgeving op het gebied van arbeidsongeschiktheid.
Conform deze regels moet iedere werknemer die langer dan 6 maanden arbeidsongeschikt is met het ABP besproken worden. In dit zogenaamde ABP-vooroverleg wordt gekeken of de werkgever voldoende maatregelen neemt om de arbeidsongeschiktheidsperiode zo kort mogelijk te houden. Tevens wordt bekeken of een arbeidsongeschikte werknemer nog ander werk dan het eigen zou kunnen vervullen. Dit overleg heeft in 1994 in totaal 13 maal plaatsgevonden.
Het totale ziekteverzuimpercentage van Buitenlandse Zaken in 1994 bedroeg 4,0%. In vergelijking tot 1993 betreft dit een daling met 0,1% punt. Van het totale verzuim betrof 80,9% het zogenaamde korte verzuim (0–7 dagen). Ook dit is lager dan in 1993, nl. 0,6 %-punt.
De meldingsfrequentie is in 1994 licht gedaald en de gemiddelde verzuimduur nagenoeg gelijk gebleven. Het verzuimpercentage (excl. zwangerschapsverlof) van mannen was aanzienlijk lager dan dat van vrouwen (3,0 % tegenover 4,1). Het verschil komt voornamelijk voor rekening van het verschil in de meldingsfrequentie (1,1 tegenover 1,6).
5.5 Het netwerk van posten in het buitenland
In 1994 werden drie nieuwe ambassades geopend te Bratislava, Zagreb en Quito. Deze posten staan onder leiding van een Tijdelijk Zaakgelastigde en vallen respectievelijk onder de ambassade Praag, Boedapest en Santafe de Bogota. Tevens werd in Shanghai (China) een beroepsconsulaat-generaal geopend.
Eind 1994 bestond het netwerk van posten in het buitenland, voor zover daaraan uitgezonden personeelsleden van de Dienst Buitenlandse Zaken waren verbonden, uit 135 posten:
– 93 ambassades en 2 ambassadekantoren (te Abuja en Berlijn);
– 8 zelfstandige Permanente Vertegenwoordigingen (PV) bij internationale organisaties, alsmede 6 PV's die bij een ambassade zijn ondergebracht;
– 26 beroepsconsulaire posten;
– 6 honorair consulaire posten waaraan uitgezonden personeel van de Dienst Buitenlandse Zaken (DBZ) is verbonden.
Evenals in voorgaande jaren hebben DBZ-medewerkers deel uitgemaakt van de Monitormissie van de EU (ECMM) in voormalig Joegoslavië. In Zagreb is het hoofdkwartier van deze missie.
In 1994 is een Ambassadeur benoemd voor Macedonië en Albanië. Zijn standplaats is Den Haag.
Ook in 1994 is een aantal nieuwbouwprojecten voltooid. Zo werden in Peking, Lissabon, Kampala, Abu Dhabi, Ouagadougou en Los Angeles nieuwe kanselarijen geopend. Ook de PV te New York kreeg een nieuwe huisvesting. In 1994 is een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk getekend voor de gemeenschappelijke huisvesting in Kinshasa.
Het aantal ambtenaren van andere departementen dat werkzaam is op de posten bedraagt ca. 280 (technisch attachés en administratieve en secretariële medewerkers). Voorts zijn 110 lokale medewerkers van andere departementen op de posten werkzaam.
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)
Artikel 01.01 Personeel en Materieel
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 222 975 | 225 818 |
Nota van Wijziging | 200 | 200 |
Amendement | – 800 | – 800 |
1e suppletore begroting | 17 666 | 17 526 |
2e suppletore begroting | 6 215 | 5 615 |
Mutatie | 2 510 | – 1 534 |
Stand slotwet 1994 | 248 766 | 246 825 |
Voor een toelichting wordt verwezen naar hetgeen vermeld is bij de artikelonderdelen 01.01.01, 01.01.02 en 01.01.03.
Artikel 01.01.01 Actief regulier personeel
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 135 510 | 135 510 |
Nota van Wijziging | 200 | 200 |
Amendement | – 400 | – 400 |
1e suppletore begroting | 1 622 | 1 622 |
2e suppletore begroting | 6 030 | 6 030 |
Mutatie | 3 123 | 3 123 |
Stand slotwet 1994 | 146 085 | 146 085 |
Het amendement dat betrekking had op het openhouden van het consulaat-generaal te Frankfurt (kamerstukken II, 1994–1995, 23 400 V, nr. 46) is uitgevoerd.
In de eerste suppletore begroting werd dit artikelonderdeel per saldo met f 1,6 mln verhoogd. De mutatie was een resultante van een aantal verhogingen, te weten: – een verhoging ad f 5,9 mln in verband met de structurele doorwerking van de eerste en de tweede loonbijstelling 1993; – een verhoging ad f 1,7 mln ten behoeve van de verbetering van de Infrastructuur Financieel Management (IFM). Voorts heeft een aantal verlagingen plaatsgevonden, namelijk: – een verlaging ad f 4,6 mln als gevolg van overheveling naar de artikelonderdelen 01.01.02 en 01.01.03 en naar artikel 05.02; – een verlaging ad f 1,1 mln in verband met een verwachte niet volledige bezetting van de toegestane formatie; – een verlaging ad 0,2 mln als gevolg van de verwerking van het amendement Eisma (kamerstukken II, 1993–1994, 23 400 V, nr. 46) op de ontwerp-begroting. De verwerking van dit amendement in de eerste suppletore begroting bracht met zich mee dat ten gevolge van de vigerende toerekeningssystematiek voor dit artikelonderdeel f 0,2 mln vrijviel ten gunste van het OS-hulpplafond.
In de tweede suppletore begroting werd dit artikelonderdeel met f 6 mln verhoogd. Dit betrof met name de volgende mutaties: – een verhoging ad f 3,2 mln in verband met een verwachte overschrijding op de salarissen van het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS). De verhoging is grotendeels het gevolg van de reorganisatie in het kader van de verbetering van het financieel beheer, namelijk herwaardering van functies en toename van het aantal medewerkers ten behoeve van de IFM; – een verhoging ad f 1,9 mln die enerzijds de verwerking van de loonbijstelling 1994 betrof en anderzijds de verwerking van de bijstelling naar aanleiding van de maatregelen samenhangend met het ABP-complex (zie artikel 01.09 voor een nadere toelichting); – een verhoging ad f 0,7 mln als gevolg van een overheveling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BiZa) naar de begroting van Buitenlandse Zaken (BZ) in het kader van de verdeling van het budget voor het onderhoud en beheer van de IPA-systemen.
De slotwetmutatie, een overschrijding ad f 3,1 mln, wordt grotendeels verklaard uit een administratief-technische correctie. Het werd juister geacht uitgaven ad f 2 mln ten behoeve van de inhuur van externe deskundigheid, die elders binnen de begroting waren verwerkt, ten laste van dit artikelonderdeel te brengen. Relatief kleine afwijkingen door een iets hogere bezetting alsmede door iets hogere gemiddelde kosten per personeelslid dan geraamd veroorzaakten met name het resterende deel van de overschrijding.
De Interim Regeling Ziekte Kosten (IRZK) is een M&O-gevoelige regeling. Onzekerheid ten aanzien van de IRZK geldt overigens voor alle ministeries, aangezien bij de uitkering in het kader van de IRZK gebruik wordt gemaakt van de opgaven van belanghebbenden.
In december 1993 is een aselecte steekproef-controle gehouden bij 80 personen, waarbij geen onrechtmatigheden zijn gebleken. Deze controle was echter niet primair gericht op de M&O-problematiek. In november 1994 is daarom een controle uitgevoerd op alle personeelsleden in tariefgroep twee die ook een tegemoetkoming voor een partner ontvangen (het ging hier in totaal om 243 personen). Hoewel het onderzoek ten tijde van de opstelling van de Rekening nog niet geheel is afgewikkeld, luidt de voorlopige conclusie dat er geen significante verschillen zijn ten opzichte van de bevindingen in 1993.
Met ingang van 1 april 1994 is een aantal veranderingen in de uitvoering van de IRZK doorgevoerd om een gerichter M&O-beleid te kunnen voeren. Personeelsleden krijgen een formulier met hun geregistreerde gegevens toegestuurd; vanaf genoemde datum moeten eventuele veranderingen met behulp van bewijsstukken (de polis) worden aangetoond. Ook nieuwe personeelsleden dienen hun aanvraag met bewijsstukken te onderbouwen. Daarnaast is ieder personeelslid verplicht bewijsstukken te overleggen wanneer een controlerende instantie, bv. de personeelsdienst, daarom vraagt. In het kader van het controlebeleid inzake M&O-problematiek zal jaarlijks binnen de gedefinieerde risicogroep een dergelijke additionele controle worden uitgevoerd.
Er bestaat geen significante restonzekerheid met betrekking tot de IRZK.
In maart 1994 is door de interdepartementale Werkgroep Salaris-Informatiesysteem (WSI) aan de Dienst Informatievoorziening Overheidspersoneel (IVOP) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gevraagd om bestandskoppelingen uit te voeren (teneinde dubbele uitkeringen bij overheidspersoneel aan het licht te brengen). Inmiddels bestaat bij de IVOP het voornemen om op korte termijn daadwerkelijk een dergelijke koppeling tot stand te brengen.
Artikel 01.01.02 Overige personele uitgaven m.u.v. postactieven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 11 348 | 11 348 |
Amendement | – 400 | – 400 |
1e suppletore begroting | 2 251 | 2 251 |
2e suppletore begroting | 414 | 414 |
Mutatie | 985 | 985 |
Stand slotwet 1994 | 14 598 | 14 598 |
Het amendement dat betrekking had op het openhouden van het consulaat-generaal te Frankfurt (kamerstukken II, 1994–1995, 23 400 V, nr. 46) is uitgevoerd.
In de eerste en tweede suppletore begroting werd dit artikelonderdeel per saldo met f 2,7 mln verhoogd. Dit betrof met name de volgende mutaties: – een verhoging ad f 1,7 mln in het kader van flankerend beleid. De met deze mutatie gemoeide gelden waren benodigd voor het oplossen van knelpunten in de sfeer van het personeelsbeleid; – een verhoging ad f 0,8 mln ten behoeve van de verbetering van de Infrastructuur Financieel Management; – een verlaging ad f 0,4 mln als gevolg van de verwerking van het amendement Eisma (kamerstukken II, 1993–1994, 23 400 V, nr. 46) op de ontwerp-begroting. De verwerking van dit amendement in de eerste suppletore begroting bracht met zich mee dat ten gevolge van de vigerende toerekeningssystematiek voor dit artikelonderdeel f 0,4 mln vrijviel ten gunste van het OS-hulpplafond; – een verhoging ad f 0,4 mln voornamelijk als gevolg van een herschikking van middelen in de personeelssfeer, onder andere ten behoeve van hogere uitgaven dan geraamd voor langdurig zieken.
De slotwetmutatie, een overschrijding ad f 1 mln, heeft met name betrekking op het budget voor langdurig zieken. Zowel het aantal langdurig zieken als de gemiddelde prijs per langdurig zieke zijn toegenomen.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 76 117 | 78 960 |
1e suppletore begroting | 13 793 | 13 653 |
2e suppletore begroting | – 229 | – 829 |
Mutatie | – 1 598 | – 5 642 |
Stand slotwet 1994 | 88 083 | 86 142 |
In de eerste en tweede suppletore begroting werd dit artikelonderdeel per saldo met f 13,6 mln verhoogd. Dit betrof met name de volgende mutaties:
– een verhoging ad f 5,9 mln voor de financiering van een aantal noodzakelijke investeringen in de materiële sfeer zoals onder meer het vervangen van de oude telefooncentrale, het uitbreiden van de fietsenkelder, het invoeren van een vervoerplan en het renoveren van het SNV-gebouw;
– een verhoging ad f 3,2 mln als gevolg van een overheveling van BiZa naar de BZ-begroting in het kader van de privatisering van de RBB (Rijksbedrijfs-gezondheidsdienst);
– een verhoging ad f 3 mln ten behoeve van automatisering in het kader van de verbetering van de IFM;
– een verhoging ad f 2,5 mln voor de verdere ontwikkeling van het geautomatiseerde DBZ-V systeem (Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningen Stelsel), alsmede voor de aanschaf van visumprinters in het kader van de uitvoering van het Schengen-akkoord;
– een verlaging ad f 1 mln van het budget voor accountantscontrole op OS-activiteiten in verband met een verwachte daling van de controles;
– een verlaging ad f 1,1 mln in verband met een overheveling naar artikelonderdeel 01.01.01 ten behoeve van IFM-DGIS (zie de toelichting bij dat artikelonderdeel);
– een verhoging ad f 1,3 mln als gevolg van de deelname van BZ aan het Project Reisdocumenten (Paspoortproject). Voor de directe kosten is van BiZa een bijdrage van f 0,5 mln ontvangen. De overige kosten op de posten in het buitenland, die ten gevolge van de wensen en eisen van BiZa ten aanzien van de reisdocumenten en de daarbijbehorende administratieve organisatie ontstonden, zoals de ingrijpende aanpassingen met betrekking tot logistiek, organisatie en automatisering, werden gedragen door BZ. De verhoging ad f 1,3 mln had op genoemde overige kosten betrekking;
– een verlaging ad f 0,6 mln als gevolg van een overheveling naar artikel 02.05 ten behoeve van de restauratie van het carillon te Arlington (zie de toelichting bij artikel 02.05);
– een verhoging ad f 0,6 mln in verband met het feit dat het bij eerste suppletore wet opgenomen bedrag voor de ontwikkeling van verbindingsbeveiligingsapparatuur niet toereikend was, aangezien de verplichtingen voor het gehele project in het eerste projectjaar werden aangegaan.
De relatief mineure slotwetmutatie ad f 1,6 mln (negatief) betreft het saldo van een groot aantal mutaties (overschrijdingen en onderschrijdingen) op de diverse budgetonderdelen binnen dit artikelonderdeel.
Het verschil ten opzichte van het na de tweede suppletore begroting beschikbare verplichtingenbedrag had betrekking op de onder «Verplichtingen» toegelichte verlaging van het budget voor accountantscontrole op OS-activiteiten (verlaging uitgavenbudget f 1,1 mln) alsmede op de onder «Verplichtingen» toegelichte verhoging ten behoeve van de ontwikkeling van verbindingsbeveiligingsapparatuur (geen verhoging uitgavenbudget).
De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 5,6 mln, is het saldo van een groot aantal over- en onderschrijdingen op de respectieve budgetonderdelen waarvan de grotere hierna worden toegelicht.
Daarnaast werden enkele zaken die budgettair (verplichtingen en uitgaven) werden geregeld in de eerste en tweede suppletore begroting niet of niet geheel gerealiseerd. Dit betreft onder meer de verbouwing van de fietsenkelder, het vervoerplan en de telefooncentrale.
Er is sprake van een onderschrijding ad f 0,5 mln op het budget voor reiskosten buitenland voornamelijk doordat de gehanteerde lijsten vliegtarieven in werkelijkheid te hoge tarieven bleken te bevatten.
Daarnaast heeft zich op het budget voor accountantscontrole op OS-activiteiten een onderschrijding ad f 0,4 mln voorgedaan. Deze onderschrijding is onder meer het gevolg van minder inhuur van (assistent-)accountants dan was voorzien bij de planning. Voorts waren de kosten voor vaktechnische ondersteuning lager dan geraamd. Als gevolg van lokale omstandigheden (Yemen) kon de geplande controle van drie eigen beheerprojecten geen doorgang vinden, waardoor de kosten lager uitvielen dan was begroot. Bij andere eigen beheer-projecten werd de opdracht later gegeven dan was voorzien of kwam de rapportage later gereed, zodat de betaling van declaraties terzake in 1995 zal plaatsvinden.
Op het budget voor externe advisering met betrekking tot DGIS/IFM is sprake van een onderschrijding ad f 1,3 mln met name omdat activiteiten doorgeschoven zijn naar 1995.
Ten aanzien van het budget voor exploitatiekosten automatiseringsapparatuur is sprake van een onderschrijding ad f 0,3 mln onder meer als gevolg van scherpere prijsafspraken voor onderhoudscontracten. Daarnaast ontstond een per saldo onderschrijding door een cumulatie van vele kleine mutaties op het deel van dit budget dat naar de posten gedecentraliseerd is. Van het budget voor de aanschaf van automatiseringsapparatuur kwam een – in relatie tot de omvang van dit budget – beperkt gedeelte (f 0,6 mln) niet tot besteding.
Op het budget voor onderhoud aan het BZ-pand is een onderschrijding ad f 0,4 mln ontstaan als gevolg van een in november 1994 opgetreden vertraging in de aanbesteding van schilderwerk en het niet realiseren (door de Rijksgebouwendienst) van een overeengekomen vervanging van koelunits.
Ten slotte is op het budget voor paspoortkosten sprake van een onderschrijding ad f 0,4 mln. Dit budget was bestemd voor activiteiten in verband met de invoering van het nieuwe paspoort en de introductie van het Paspoort Administratie Systeem op de posten. De activiteiten bestonden voornamelijk uit instructiebijeenkomsten op de posten in de periode juni tot en met december 1994. Daarnaast werden de verzendkosten van apparatuur ten laste van dit budget gebracht en werd gelet op de kritieke planning (invoering nieuw paspoort per 1 januari 1995) tot op het laatst een reservering aangehouden voor onvoorziene omstandigheden. De onderschrijding is het gevolg van het goedkoper realiseren van de instructiebijeenkomsten, het lager dan geraamd uitvallen van de verzendkosten en een beperkt gebruik van de reservering voor «onvoorzien».
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 22 001 | 22 001 |
1e suppletore begroting | 4 086 | 4 086 |
2e suppletore begroting | – 1 259 | – 1 259 |
Mutatie | 178 | 178 |
Stand slotwet 1994 | 25 006 | 25 006 |
Van de verhoging in de eerste suppletore begroting ad f 4,1 mln had f 3,4 mln betrekking op wachtgelden voor OS-deskundigen en SNV'ers welke, conform de vigerende toerekeningssystematiek, geheel ten laste van het OS-hulpplafond kwamen. Daarnaast werd het budget voor wachtgelden BZ naar boven bijgesteld met f 0,5 mln als gevolg van een verwachte stijging van het aantal aanspraken op de regelgeving. De overige f 0,2 mln betrof de structurele doorwerking van de eerste en de tweede loonbijstelling 1993.
De verlaging in de tweede suppletore begroting ad f 1,3 mln had voor f 0,7 mln betrekking op een neerwaartse bijstelling van het budget voor wachtgelden OS/SNV. Daarnaast vond verwerking van de loonbijstelling 1994 plaats (zie artikel 01.09 voor een nadere toelichting). Het resterende deel betrof grotendeels een onderschrijding op het budget voor flankerend beleid en werd overgeheveld naar de artikelen 01.04 en 01.07.
De slotwetmutatie, een overschrijding ad f 0,2 mln, is het saldo van een aantal positieve en negatieve mutaties op diverse onderdelen van dit artikel.
De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen voor het Rijkspersoneel. De feitelijke uitvoering vindt plaats door de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringen (DUO). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft over 1994 ingevolge deze regelingen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bedrag van f 23,232 mln in rekening gebracht. Door complicaties met betrekking tot het eind 1993 ingevoerde computersysteem DUAS zoals uiteengezet op 25 november jl. in de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 1994–1995, 23 848, nr. 5), heeft de Minister van Binnenlandse Zaken thans nog geen accountantsverklaring bij deze uitgaven kunnen overleggen. Als gevolg daarvan bestaat op dit moment onzekerheid over de rechtmatige uitvoering van deze regelingen door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Een aantal regelingen is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), met name ten aanzien van de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten. Op grond van het verstrekken van onjuiste gegevens over deze aspecten kunnen aanvragers onrechtmatig uitkeringen of wachtgelden ontvangen. DUO verzorgt de toekenning namens de Minister van Binnenlandse Zaken, de uitbetaling, de administratie, de doorbelasting naar de departementen, alsmede de uitvoering van het M&O-beleid.
Door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden de volgende controlemaatregelen uitgevoerd:
Vanaf 1993 worden vanuit de betrokken dienstonderdelen kopieën van de aanvragen naar de personeelsdienst gezonden en wordt bij de personeelsdienst voor alle betrokken dienstonderdelen gecontroleerd of de van Binnenlandse Zaken ontvangen beschikkingen overeenkomen met de aanvragen.
Vanaf 1993 worden daarnaast de beschikkingen van alle dienstonderdelen geregistreerd in een geautomatiseerd bestand en wordt op basis hiervan de maandelijks ontvangen factuur van Binnenlandse Zaken gecontroleerd.
Artikel 01.04 Staatsbezoeken en ontvangsten op uitnodiging van de Minister-President
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 2 060 | 2 060 |
2e suppletore begroting | 500 | 500 |
Mutatie | 30 | 30 |
Stand slotwet 1994 | 2 590 | 2 590 |
In de tweede suppletore begroting werd dit artikel met f 0,5 mln verhoogd (door middel van overheveling uit artikel 01.03) in verband met een verwachte overschrijding ten behoeve van extra representatieve reizen naar onder andere Polen en Jordanië.
De slotwetmutatie ad f 30 000 wordt veroorzaakt door een toename van het aantal bezoeken in het afgelopen jaar.
Artikel 01.07 Geheime Uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 65 | 65 |
2e suppletore begroting | 30 | 30 |
Mutatie | – 9 | – 9 |
Stand slotwet 1994 | 86 | 86 |
Artikel 01.08 Onvoorziene Uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 300 | 300 |
2e suppletore begroting | 7 000 | 7 000 |
Mutatie | – 38 | – 38 |
Stand slotwet 1994 | 7 262 | 7 262 |
In de tweede suppletore begroting werd dit artikel met f 7 mln verhoogd. Voor een toelichting op deze mutatie wordt verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 1994–1995, 23 900, nr. 10).
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 6 112 | 6 112 |
1e suppletore begroting | – 6 112 | – 6 112 |
2e suppletore begroting | 0 | 0 |
Stand slotwet 1994 | 0 | 0 |
Het bedrag van de loonbijstelling ad f 6,1 mln werd bij de ontwerp-begroting vooralsnog toegevoegd aan dit artikel. In de eerste suppletore begroting werd het bedrag aan de loongevoelige begrotingsartikelen toegedeeld volgens onderstaand overzicht.
Verdeling loonbijstelling (x f 1000)
Art. | Omschrijving | Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 |
---|---|---|---|
01.01 | Personeel en Materieel | 3 150 | 3 150 |
01.03 | Post-actieven | 63 | 63 |
02.04 | Subsidies en bijdragen | 190 | 190 |
05.01 | Personeel en Materieel | 2 709 | 2 709 |
6 112 | 6 112 | ||
01.09 | Loonbijstelling | – 6 112 | – 6 112 |
0 | 0 |
Bovengenoemde bijstelling betreft de structurele doorwerking van de eerste loonbijstelling 1993. De structurele doorwerking van de tweede loonbijstelling 1993 werd in de eerste suppletore begroting zonder gebruik te maken van onderhavig artikel, rechtstreeks toegevoegd aan de loongevoelige begrotingsartikelen volgens onderstaand overzicht.
Art. | Omschrijving | Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 |
---|---|---|---|
01.01 | Personeel en Materieel | 2 798 | 2 798 |
01.03 | Post-actieven | 173 | 173 |
02.04 | Subsidies en bijdragen | 59 | 59 |
05.01 | Personeel en Materieel | 2 395 | 2 395 |
Totaal | 5 425 | 5 425 |
De aan Buitenlandse Zaken bij Vermoedelijke Uitkomsten toegedeelde loonbijstelling ad f 1 007 mln (netto) werd in de tweede suppletore begroting, zonder gebruik te maken van dit artikel, rechtstreeks toegevoegd aan de loongevoelige begrotingsartikelen volgens onderstaand overzicht.
Art. | Omschrijving | Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 |
---|---|---|---|
01.01 | Personeel en Materieel | 352 | 352 |
01.03 | Post-actieven | 7 | 7 |
02.04 | Subsidies en bijdragen | 29 | 29 |
05.01 | Personeel en Materieel | 619 | 619 |
Totaal | 1 007 | 1 007 |
De aan Buitenlandse Zaken toegekende aanvullende loonbijstelling 1994 betrof een bedrag ad f 0,990 mln (netto). Hiervan werd f 0,946 mln ter compensatie voor de additionele werkgeverslasten als gevolg van maatregelen samenhangend met het ABP-complex en f 44 000 voor de gepremieerde en gesubsidieerde instellingen rechtstreeks over de begrotingsartikelen verdeeld, zonder gebruik te maken van onderhavig artikel. Zie voor de verdeling het onderstaand overzicht.
Art. | Omschrijving | Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 |
---|---|---|---|
01.01 | Personeel en Materieel | 343 | 343 |
02.04 | Subsidies en bijdragen | 44 | 44 |
05.01.01 | Actief regulier personeel buitenland | 603 | 603 |
Totaal | 990 | 990 |
Artikel 01.11 Koersverschillen en bankkosten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 1 985 | 1 985 |
2e suppletore begroting | – 21 | – 21 |
Mutatie | – 828 | – 828 |
Stand slotwet 1994 | 1 136 | 1 136 |
In verband met afspraken die met de Postbank en de BankGiroCentrale waren gemaakt met betrekking tot het betalingsverkeer van de rijksoverheid werd ten behoeve van de vergoeding voor rente en maatwerk bij tweede suppletore begroting f 21 000 overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Financiën.
Gegeven de onvoorspelbaarheid van de koersontwikkelingen van de diverse valuta's is het vrijwel onmogelijk een inschatting te maken van het beroep op dit artikel. Een verklaring voor de slotwetmutatie ad f 1 mln dient met name te worden gezocht in het verschil tussen de administratiekoers en de daadwerkelijk door de bank(en) in rekening gebrachte koers. De administratiekoers welke binnen het departement aan de hand van de daartoe vastgestelde normen wordt bepaald is dus slechts een afspiegeling van de werkelijke koers. Aangezien de Nederlandse gulden een «sterke» munt is en het merendeel van de overige valuta ten opzichte van de gulden steeds minder waard wordt (= devaluatie) zullen de administratiekoersen stelselmatig (binnen de norm) iets te hoog zijn (het zogenaamde na-ijleffect). Bij een stelselmatig iets te hoog vastgestelde administratiekoers zullen er bij betalingen positieve koersverschillen ontstaan. Dit effect heeft zich in 1994 met name gemanifesteerd bij de US-dollar.
Hiertegenover staat echter dat bij devaluerende koersen (ten opzichte van de gulden) er negatieve koersverschillen ontstaan bij de herwaardering van de uitstaande geldvoorraden. De uitstaande geldvoorraad op de posten wordt namelijk, in Nederlandse guldens gerekend, steeds minder waard. Per saldo heeft een en ander een positief koersverschil opgeleverd.
Beleidsveld 02 Internationale betrekkingen
Artikel 02.02 Uitgaven samenhangende met de Atlantische samenwerking en veiligheidszaken
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 12 460 | 12 460 |
1e suppletore begroting | 2 400 | 2 400 |
2e suppletore begroting | 100 | 100 |
Mutatie | – 2 215 | – 2 228 |
Stand slotwet 1994 | 12 745 | 12 732 |
In verband met een drie maanden durende Review Conferentie van de CVSE in Boedapest werd bij eerste suppletore begroting de bijdrage aan de CVSE in 1994 met f 1 mln opgehoogd. Daarnaast werd dit artikel met f 1,4 mln verhoogd ten behoeve van de NAVO en de WEU. Deze verhoging van het budget was noodzakelijk ter dekking van de verhoging van de contributies en de kosten die samenhingen met het Nederlandse voorzitterschap van de WEU in 1994.
De verhoging in de tweede suppletore begroting ad f 0,1 mln betrof extra uitgaven in het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de WEU.
De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 2,2 mln, heeft met name betrekking op de CVSE, de NAVO en de WEU. In 1994 werd voor CVSE-activiteiten op een totaalbudget van f 3,5 mln f 1,8 mln uitgegeven inclusief de kosten met betrekking tot de Review Conferentie van de CVSE in Boedapest. Een deel van de kosten van deze conferentie (f 0,5 mln) kon niet meer ten laste van 1994 worden gebracht en zal derhalve ten laste van 1995 komen. Ten slotte blijken de contributie-aanslagen voor de NAVO en de WEU lager te zijn uitgevallen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de ramingen.
Artikel 02.03 Uitgaven samenhangende met de OESO en de Raad van Europa
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 13 196 | 13 196 |
1e suppletore begroting | 6 467 | 6 467 |
2e suppletore begroting | 440 | 440 |
Mutatie | – 1 044 | – 1 044 |
Stand slotwet 1994 | 19 059 | 19 059 |
In de eerste suppletore begroting werd de bijdrage aan de OESO/Raad van Europa verhoogd met f 2 mln in verband met een stijging van de contributies. Daarnaast werd onderhavig artikel met f 2,6 mln verhoogd ter dekking van de additionele kosten met betrekking tot uitzending van personeel ten behoeve van de WEU-sanctiecontroles op de Donau. Een verhoging ad f 1,5 mln had betrekking op de financiering van de Nederlandse bijdrage aan de EG Monitoring Missie in Joegoslavië. Ter dekking van de reis- en verblijfkosten ten behoeve van de Joegoslavië-conferentie en het Nederlandse aandeel in de conferentiekosten werd dit artikel in de eerste suppletore begroting met f 0,3 mln verhoogd.
In de tweede suppletore begroting werden de kosten met betrekking tot de EG-monitoring missie Joegoslavië f 0,4 mln hoger geraamd dan de f 1,5 mln die in de eerste suppletore begroting was opgenomen. Daarnaast was een verhoging van f 0,1 mln noodzakelijk vanwege de in oktober 1994 uitgezonden ICFY (International Conference Former Yougaslavia)-missie die werd belast met de grensbewaking tussen Bosnië en Montenegro. De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 1 mln, heeft met name betrekking op de WEU Donau Missie. In de raming voor de WEU Donau Missie was een bedrag van f 1 mln opgenomen voor apparaatskosten. Ten tijde van de raming was het tijdstip van betaling nog niet zeker. Achteraf is gebleken dat de f 1 mln niet meer tot betaling zou komen in 1994. Het tijdstip van betaling is afhankelijk van politieke besluitvorming in Brussel.
Artikel 02.04 Subsidies en bijdragen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 15 183 | 15 784 |
1e suppletore begroting | 25 200 | 5 246 |
2e suppletore begroting | 573 | – 634 |
Mutatie | – 181 | – 647 |
Stand slotwet 1994 | 40 775 | 19 749 |
In de eerste en tweede suppletore begroting werd dit artikel per saldo met f 25,8 mln verhoogd. Dit betrof met name de volgende mutaties:
– een verhoging ad f 25,1 mln ten behoeve van de verbouwing van het Vredespaleis. De verbouwing was noodzakelijk om de uitbreiding van het Internationaal Gerechtshof op te vangen;
– een verhoging ad f 0,5 mln ten behoeve van de financiering van door Clingendael te organiseren seminars inzake regionale economische ontwikkeling.
De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 0,2 mln, heeft met name betrekking op de verplichting ten aanzien van de Centrale Rijnvaartcommissie. Abusievelijk is deze verplichting niet in 1994 aangegaan. Een en ander zal in 1995 worden gecorrigeerd.
Het verschil ten opzichte van het na de tweede suppletore begroting beschikbare verplichtingenbedrag had met name betrekking op de volgende mutaties:
– de onder «Verplichtingen» toegelichte verhoging ten behoeve van de verbouwing van het Vredespaleis (verhoging uitgavenbudget f 3,8 mln);
– een verhoging ad f 0,8 mln voortvloeiende uit in 1993 aangegane verplichtingen voor projecten in het kader van het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO);
– een verhoging ad f 0,3 mln van het budget in 1994 voor de bibliotheek van de Carnegiestichting in verband met nog openstaande betalingen uit het voorgaande begrotingsjaar;
– een verlaging ad f 1,6 mln in verband met het feit dat met de besluitvorming omtrent de verbouwing van het Vredespaleis, mede gezien de internationale aspecten, meer tijd gemoeid was dan aanvankelijk was voorzien, waardoor de werkzaamheden eerst later dan aanvankelijk voorzien konden aanvangen;
– een verhoging ad f 0,4 mln als gevolg van een overheveling uit artikel 02.12 ten behoeve van PSO-projecten.
De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 0,6 mln, heeft met name betrekking op een verschuiving in het kasritme ten aanzien van de verbouwing van het Vredespaleis.
Artikel 02.05 Voorlichting en internationale culturele betrekkingen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 11 558 | 11 558 |
1e suppletore begroting | – 20 | – 20 |
2e suppletore begroting | – 1 538 | – 1 538 |
Mutatie | – 65 | – 69 |
Stand slotwet 1994 | 9 935 | 9 931 |
Bij eerste suppletore begroting werd ten behoeve van de financiering van de Nederlandse bijdrage aan de EXPO '96 f 20 000 overgeheveld van onderhavige begroting naar de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken.
In de tweede suppletore begroting werd dit artikel met f 2,5 mln verlaagd, aangezien de kosten gemaakt om Nederlanders in het buitenland in staat te stellen deel te nemen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement (zoals onder meer personeels-, porto-, reis- en verzendkosten) lager waren uitgevallen dan geraamd. Daarnaast werd in de tweede suppletore begroting dit artikel met f 1,2 mln verhoogd in verband met de restauratie van het gedenkteken met carillon op de erebegraafplaats te Arlington. Voorts werd bij tweede suppletore begroting f 17 000 overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken naar onderhavige begroting in verband met het niet doorgaan van de EXPO '96.
De kosten met betrekking tot de Tweede Kamer verkiezingen en de Europese verkiezingen zijn uiteindelijk nog iets lager uitgevallen dan bij Najaarsnota werd geraamd. De slotwetmutatie ad f 0,1 mln (uitgaven) heeft met name hierop betrekking.
Artikel 02.06 Hulp in noodsituaties
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | – |
Amendement | 10 000 | 10 000 |
Mutatie | – 895 | – 97 |
Stand slotwet 1994 | 9 105 | 9 903 |
Dit begrotingsartikel komt voort uit het amendement Van Leyenhorst (kamerstukken II, 1994–1995, 23 400 V, nr. 20) dat bepaalde dat na het opheffen van de Wellink-faciliteit in april 1993 f 10 mln ter beschikking moest blijven van de Minister van Buitenlandse Zaken voor noodhulp in niet-DAC landen.
De onderschrijding bedraagt f 0,9 mln (verplichtingen) respectievelijk f 0,1 mln (uitgaven). Daar dit artikel bestemd is voor noodhulp, is de uitputting sterk afhankelijk van externe omstandigheden. Los van het feit dat noodsituaties niet van tevoren te plannen zijn, geldt voor de onderschrijding op het verplichtingenbudget ook dat in 1994 nog doorlopende verplichtingen uit voorgaande jaren op de kasuitgaven hebben gedrukt. Aangezien het verplichtingenbudget gelijk was aan het kasbudget en de kasruimte vrijwel geheel benut is, heeft dit geleid tot een onderschrijding van de verplichtingenruimte.
Artikel 02.07 Rentesubsidies voortvloeiende uit door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) onder garantie van de Staat verstrekte leningen aan Turkijë
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 108 | |
Mutatie | 15 | |
Stand slotwet 1994 | 123 |
Voor de rentesubsidies met betrekking tot de zachte leningen aan Turkije wordt een groot aantal ministeries aangeslagen volgens een vaste verdeelsleutel. Administratie geschiedt door het Ministerie van Economische Zaken. De reden voor de overschrijding ad f 15 000 ligt in het betalen van de eerste termijn 1995 in december 1994.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | – |
Nota van Wijziging | 25 800 | 17 900 |
1e suppletore begroting | – 1 600 | – 1 600 |
2e suppletore begroting | 900 | – 400 |
Mutatie | – 487 | – 527 |
Stand slotwet 1994 | 24 613 | 15 373 |
De mutatie in de eerste suppletore begroting ad f 1,6 mln betrof een overheveling naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor de uitvoering van de subsidieregeling politieke partijen.
De bij tweede suppletore begroting aangebrachte mutatie in de verplichtingenraming betrof een overcommittering in 1994 ten aanzien van het MATRA-programma van totaal f 0,9 mln. Als gevolg van het feit dat het MATRA-programma voor het eerst in 1994 operationeel was geworden en er derhalve in voorgaande jaren nog geen verplichtingen-bestand was opgebouwd, zouden er in 1994 relatief meer verplichtingen worden aangegaan, ten einde de uitvoering van het programma in volgende jaren te waarborgen. In 1995 zou het verplichtingenbudget met eenzelfde bedrag naar beneden worden bijgesteld. Uiteindelijk is gebleken dat de bij Najaarsnota aangebrachte verhoging ad f 0,9 mln hoger was dan noodzakelijk. In 1995 zal het verplichtingenbudget met ca f 0,4 mln naar beneden worden bijgesteld.
De in de eerste suppletore begroting aangebrachte mutatie is onder «Verplichtingen» toegelicht.
Bij tweede suppletore begroting werd de onderschrijding ad f 0,4 mln aangewend voor de afbouw van het oude (PSO-)programma op artikel 02.04 (zie het gestelde onder dat artikel).
De slotwetmutatie, een onderschrijding ad f 0,5 mln, heeft met name betrekking op het MATRA projecten programma en het MATRA KAP programma. Ten aanzien van het eerste programma geldt dat gezien de strakke band tussen verplichtingen- en kasbudget het vrijwel onmogelijk is om bij beide tot volledige uitputting te komen. Ten aanzien van het MATRA KAP programma zij opgemerkt dat dit in de loop van 1994 van start is gegaan, waarbij sommige posten duidelijk nog moesten wennen aan de systematiek. Ondanks een intensieve monitoring en stimulering hebben deze factoren tot een onderschrijding geleid.
Artikel 02.13 Joegoslavië Tribunaal
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | – |
1e suppletore begroting | 6 300 | 6 300 |
Mutatie | – 755 | – 938 |
Stand slotwet 1994 | 5 545 | 5 362 |
Ter verantwoording van de uitgaven van Nederland samenhangende met het ad hoc Joegoslavië Tribunaal werd bij eerste suppletore begroting een nieuw artikel gecreëerd. De f 6,3 mln werd geraamd voor incidentele kosten samenhangende met de beveiliging van objecten en personen.
De slotwetmutatie wordt verklaard door het volgende.
De BZ-bijdrage aan de vestiging van het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) werd op basis van voorlopige aannames geraamd op f 6,3 mln. Deze raming bleek voor f 0,2 mln te hoog te zijn voor de post «beveiliging woonhuizen rechters». Daarnaast hebben zich allerlei vertragingen voorgedaan, onder andere bij de selectie van woonhuizen en bij de verbouwing van het tribunaal, zodat in 1994 niet alle verplichtingen tot uitgaven hebben geleid.
Voor een toelichting op de mutatie aangebracht in de eerste suppletore begroting wordt verwezen naar het gestelde onder «Verplichtingen».
De slotwetmutatie wordt deels verklaard door hetgeen onder «Verplichtingen» is toegelicht. Vermeld zij dat slechts één committering door Buitenlandse Zaken zelf werd aangegegaan, namelijk het contract met PTT Risicom (beveiliging woonhuizen rechters) ad f 0,2 mln. Deze verplichting werd doorgeschoven naar 1995 en vormt het verschil tussen de uitgaven- en verplichtingenrealisatie. Behalve door een lager niveau van committeringen en het doorschuiven van bovengenoemde verplichting, wordt de resterende onderschrijding op dit artikel met name veroorzaakt door het niet-indienen van een laatste verrekenstuk door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (de Rijksgebouwendienst) voor de onder verantwoordelijkheid van deze dienst uitgevoerde werkzaamheden. Het betreft een bedrag van f 0,5 mln. Dit bedrag komt in 1995 ten laste van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Beleidsveld 03 Samenwerking met ontwikkelingslanden
In de memorie van toelichting op de begroting 1994 (TK, 1993–1994, 23 400 V, nr 2, pag 67 e.v.) werd reeds vermeld dat de in de begroting opgenomen raming van het bedrag voor de aan te gane verplichtingen een tentatief karakter heeft. De aard van het hulpplafond brengt met zich mee dat bij Ontwikkelingssamenwerking de besteding van het geraamde kasbedrag en daarmee de kasbegroting centraal staat. Wijzigingen in de kasramingen beïnvloeden de ruimte voor in hetzelfde jaar nog aan te gane verplichtingen. De verplichtingenraming in de ontwerp-begroting is daarom een momentopname van de situatie zoals die ten tijde van de begrotingsopstelling wordt voorzien. Daarbij is het identificeren, formuleren en beoordelen van te financieren activiteiten een continu proces dat na positieve beoordeling eventueel resulteert in het aangaan van verplichtingen. De mate waarin dit proces voortschrijdt en de voor een programma verantwoordelijke eenheid de beschikbare kasmiddelen van het lopende en de volgende jaren daarmee (deels) opvult, bepaalt de omvang van de aangegane verplichtingen. Aangezien de beschikbaarheid van kasmiddelen in het lopende en de volgende jaren bij het aangaan van verplichtingen de bepalende factor is, wordt de ruimte voor het aangaan van verplichtingen tevens beïnvloed door optredende wijzigingen in het uitgavenritme van reeds aangegane verplichtingen en door eventuele neerwaartse bijstellingen in de omvang van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen. Uit de realisatiecijfers voor de verplichtingen blijkt, dat de hiervoor vermelde voortgang in het doorlopende proces van aangaan van verplichtingen voor een aantal artikelen in 1994 heeft geleid tot een hoger bedrag aan verplichtingen dan geraamd.
Voorts is in de rekening een aantal opwaartse slotwetmutaties van technische aard op de verplichtingen opgenomen, die voortvloeien uit het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording 1993 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (TK, 1993–1994, 23 825, nrs 1 en 2 pag. 52 t/m 68).
De Rekenkamer concludeerde in dat rapport dat in de geïntegreerde verplichtigen-/kasadministratie (GVKA) en daarmee in de saldibalans over 1993 een aantal verplichtingen niet was opgenomen. De opmerkingen van de Rekenkamer terzake betrof een drietal categorieën van verplichtingen.
1. Wel in de toelichting bij de saldibalans onder het hoofd «Toezeggingen» (TK, 1993–1994, 23 858, nr 2, pag. 86) vermelde toezeggingen met betrekking tot:
– bijdragen aan de FMO (artikel 03.30.01) na het jaar 2000 op grond van de overeenkomst tussen de Staat en de FMO;
– in toekomstige jaren aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) te betalen rentesubsidies (artikel 03.17.01) krachtens de overeenkomst tussen de NIO en de Staat;
– maximaal in de toekomstige jaren door de Staat te betalen bedragen uit hoofde van de valutarisico-clausule (artikel 03.32.01) in de OS-leningen van de NIO aan India.
De betreffende verplichtingen waren door het Ministerie niet in saldibalans zelf opgenomen omdat de precieze omvang niet was vast te stellen, onder andere omdat zij mede beïnvloed wordt door koersmutaties en door wijzigingen in de kapitaalmarktrente. In de jaarlijkse begrotingen werd door het Ministerie een verplichtingenraming opgenomen gelijk aan het voor dat betreffende jaar geraamde uitgavenbedrag. De Rekenkamer was van oordeel dat ook bij deze toezeggingen sprake is van juridische verplichtingen die door middel van schattingen gewaardeerd moeten worden en in de GVKA (en daarmee in de saldibalans) opgenomen.
2. De in 1993 – conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst – aan de medefinancieringsorganisaties (art. 03.13) voor 1994 toegezegde bijdragen.
Voor deze – maar ook voor andere – bijdragen op grond van programmafinancieringsovereenkomsten, werd door het Ministerie de verplichtingenraming opgenomen in de begroting van hetzelfde jaar (en voor hetzelfde bedrag) als waarop de bijdrage betrekking had.
3. De in het deskundigenprogramma (art 03.05) gesloten overeenkomsten inzake financiering van multilaterale assistentdeskundigen (MAD's).
Door het Ministerie werd – overeenkomstig de registratie van personeelsartikelen – de «verplichtingen = kas»-regel gehanteerd, dat wil zeggen dat het verplichtingenbedrag voor het betreffende jaar gelijk is aan het uitgavenbedrag voor het betreffende jaar. De Rekenkamer oordeelde dat deze regel ten onrechte is toegepast omdat de betreffende MAD's geen rechtstreekse arbeidsrelatie met het Rijk hebben doch dat het een vorm van programmafinanciering betreft waarbij de omvang van de verplichting, die voortvloeit uit de toezegging aan een multilaterale organisatie tot financiering van een afzonderlijke MAD voor een bepaalde periode in de verplichtingenadministratie moet worden opgenomen. Wanneer – aldus de Rekenkamer – de toepassing van de GVKA-regelgeving in de door haar bedoelde zin tot een ondoelmatige situatie zou leiden, dan diende dit in overleg met het Ministerie van Financiën te worden opgelost.
In het wetgevingsoverleg in het kader begrotingsonderzoek op 2 november 1994 (TK, 1994–1995, 23 900 V, nr 9) is toegezegd dat nader overleg zou plaatsvinden met het Minsterie van Financiën over de consequenties van de opmerkingen van de Rekenkamer.
Dit overleg heeft tot het volgende geleid.
a. De hiervoor onder 1. genoemde toezeggingen zijn gewaardeerd en alsnog in de GVKA opgenomen ten laste van het dienstjaar 1994. Dit leidt tot een overschrijding van de verplichtingenbegrotingen van technische aard bij de artikelonderdelen 03.17.01 (rentesubsidies NIO), 03.30.01 (FMO-begrotingsmiddelen) en 03.32.01 (betalingsbalanssteun en schulden) met betrekking tot het valutarisico India-leningen.
Naast deze toezeggingen, werd tot dan toe nog niet in de GVKA opgenomen de in 1988 toegezegde bijdrage in de aflossing van een door het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) gesloten 15-jarige annuïteitenlening voor de kosten van de herhuisvesting van het KIT. De jaarlijkse bijdrage terzake van Ontwikkelingssamenwerking werd tot en met 1994 opgenomen in de verplichtingenbegroting van het betreffende jaar bij artikel 03.20 «Subsidies aan instituten». In lijn met de in de voorgaande alinea vermelde toezeggingen, is thans ook deze toezegging alsnog in de GVKA opgenomen voor het nog resterende bedrag voor de periode 1995 tot en met 2003 ad f 51,48 mln. Dit leidt eveneens tot een overschrijding van de verplichtingenbegroting van technische aard voor artikel 03.20.
b. Bijdragen die op grond van de bepalingen in de programmafinancierings-overeenkomsten in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk dienen te worden toegezegd, zullen in het vervolg als een verplichting worden geregistreerd op het moment waarop de schriftelijke toezegging geschiedt. Hiervoor wordt dus niet langer de «kas = verplichtingen»-regel gehanteerd.
Behoudens de door de Rekenkamer destijds gesignaleerde bijdrage aan de medefinancieringsorganisaties (art.03.13), geldt dit ook voor de overige programmafinancieringsovereenkomsten. De op grond van deze overeenkomsten eind 1994 – onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring – voor 1995 toegezegde bijdragen, zijn derhalve ten laste van de verplichtingenbegroting van het dienstjaar 1994 geboekt. Hierdoor onstaat een technische overschrijding van de verplichtingenraming 1994 op de navolgende artikel(onderdelen):
– art. 03.13 Medefinanciering van projecten van particuliere organisaties;
– art. 03.21.01 NCO;
– art. 03.34.03 Gemeente-initiatieven/Kleine Plaatselijke activiteiten;
– art. 03.34.05 Communicatieprogramma;
– art. 03.37.01 Medefinanciering Hoger Onderwijssamenwerking (MHO).
Jaarlijks wordt in oktober/november in New York de zogenoemde «pledging conference» gehouden, waarin de donoren dienen aan te geven welke vrijwillige bijdragen zij in het volgende jaar aan VN-instellingen beschikbaar zullen stellen. De schriftelijke vastlegging naar de afzonderlijke organisaties toe, vindt kort daarop plaats.
Ook in deze gevallen werd voorheen de door de schriftelijke vastlegging ontstane verplichting ten laste van hetzelfde dienstjaar gebracht als waarvoor de bijdrage was bestemd (kas = verplichtingen-regel). Naar analogie van het hiervóór met betrekking tot de programmafinancieringsovereenkomsten gestelde, zijn de in 1994 schriftelijk toegezegde bijdragen voor 1995 ten laste van de verplichtingenbegroting voor 1994 gebracht. Hierdoor ontstaat een technische overschrijding van de verplichtingenraming 1994 op art. 03.36 (multilaterale fondsen en programma's).
c. Het overleg met het ministerie van Financiën over de wijze waarop verplichtingen inzake de multilaterale assistentdeskundigen geregistreerd zouden kunnen worden, is nog niet afgerond. Duidelijk is wel dat een individuele registratie tot een ondoelmatige situatie zou leiden. Gezocht wordt naar een oplossing die dat voorkomt. In 1994 zijn – los van de uitkomsten van dat overleg – de in 1994 verzonden schriftelijke bevestigingen aan de VN-organisaties inzake de beschikbare bedragen voor de financiering in 1995 van multilaterale assistentdeskundigen, in de verplichtingenadministratie opgenomen. Dit vanwege de consistente toepassing van de gedragslijn zoals die hiervóór onder punt b. is geschetst met betrekking tot programmafinancieringsovereenkomsten en vrijwillige bijdragen.
Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming op het artikelonderdeel 03.05.02.
In de afzonderlijke programma's zijn tientallen, veelal zelfs honderden activiteiten in uitvoering. Het uitgavenniveau op al deze activiteiten is afhankelijk van de voortgang in die afzonderlijke activiteiten. Het is evident, dat gezien de aard van het ontwikkelingsproces en de veelheid van activiteiten en van de daarbij betrokken instellingen (met name in het buitenland) een 100% nauwkeurige sturing van de uitgaven op het voor het programma beschikbare bedrag niet mogelijk is. Bij de wijzigingswetten en in de «decemberbrief» wordt zo exact mogelijk geraamd wat het vermoedelijke uitgavenniveau zal zijn. Onvermijdelijk is echter dat in een aantal programma's de definitieve realisatie daarvan enigszins zal afwijken. Deze slotwetmutaties zijn van «boekhoudkundige» aard. Wanneer de slotwetmutatie een beleidsmatig karakter heeft, dan is zulks specifiek in de toelichting bij het betreffende sub-artikel aangegeven.
Artikel 03.05 Deskundigenprogramma's
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 112 200 | 112 200 |
2e suppletore begroting | 4 000 | 4 000 |
Mutatie | 28 262 | 1 752 |
Stand Slotwet 1994 | 144 462 | 117 952 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.05.01 Voorbereiding, opleiding en begeleiding
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 9 000 | 9 000 |
Mutatie | – 2 573 | – 2 573 |
Stand Slotwet 1994 | 6 427 | 6 427 |
In de decemberbrief werd voor dit onderdeel een verwachte onderschrijding van 2,0 mln aangekondigd die voor 1,0 mln het gevolg was van een geringer aantal teruggekeerde deskundigen, dat voor studieverlof in aanmerking kwam en voor 1,0 mln, omdat minder voorbereidings- en talencursussen nodig waren, dan aanvankelijk begroot. Deze onderschrijding is nog iets verder toegenomen als gevolg van meevallende kosten bij de werving en selectie van nieuw aan te stellen deskundigen, zodat per saldo een slotwetmutatie van minus 2,573 mln nodig is.
Artikel 03.05.02 Uitzending deskundigen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 103 200 | 103 200 |
2e suppletore begroting | 4 000 | 4 000 |
Mutatie | 30 835 | 4 325 |
Stand Slotwet 1994 | 138 035 | 111 525 |
De verhoging bij de tweede suppletore begroting hield verband met een geraamde overschrijding onder meer als gevolg van een hogere dan bij de begrotingsvoorbereiding gehanteerde dollarkoers in het eerste halfjaar van 1994 bij de betalingen aan VN-instellingen inzake multilaterale assistentdeskundigen. In de decemberbrief werd per saldo een verwachte overschrijding aangekondigd van 6,0 mln. Die was enerzijds het gevolg van meevallende kosten ten bedrage van 2,0 mln op dit onderdeel voor sectorspecialisten waar tegenover stond, dat in de loop van 1994 met de VN-organisaties nieuwe overeenkomsten werden afgesloten inzake de financiering van Multilaterale Assistent Deskundigen. Als gevolg daarvan dient op de eerste dag van ieder kwartaal een voorschot beschikbaar te zijn gesteld aan de betreffende organisatie voor de in dat kwartaal te verrichten betalingen aan de betreffende assistent deskundigen. De betaling voor het eerste kwartaal van 1995 diende daarom eind 1994 te worden geëffectueerd, hetgeen naar verwachting 8,0 mln zou vergen. De overschrijding blijkt uiteindelijk voor wat betreft de uitgaven 4,325 mln te bedragen, in casu 1,675 mln lager dan geraamd in de decemberbrief. Dit wordt veroorzaakt door een daling van de dollarkoers bij de betalingen in december (ca 0,6 mln); lagere uitgaven inzake bilaterale assistentdeskundigen (ca 0,5 mln) en suppletiedeskundigen (ca 0,9 mln) en hogere uitgaven voor sectorspecialisten en diversen (ca 0,3 mln).
Het overleg over de wijze van registratie van de verplichtingen inzake de Multilaterale Assistent Deskundigen is – zoals hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 werd gememoreerd – nog niet afgerond. Echter, zoals hiervóór bij punt c. van het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 is aangegeven, zijn – los van de uitkomsten van dat overleg – de in 1994 aan de VN-organisaties verzonden schriftelijke bevestigingen inzake de voor de financiering in 1995 van multilaterale assistentdeskundigen beschikbare bedragen, in 1994 opgenomen in de verplichtingenadministratie. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming die, inclusief de overschrijding ad 4,325 mln als gevolg van de betaling eind 1994 voor het eerste kwartaal 1995 zoals hiervoor toegelicht, 30,835 mln bedraagt.
In onderstaande tabel is een uitsplitsing van uitzendingen gegeven naar aantallen mensjaren en de kosten per mensjaar voor bilateraal assistent-deskundigen (BAD), de aan de multilaterale organisaties overgemaakte bedragen, met de corresponderende mensjaren, voor multilateraal assistent-deskundigen (MAD) en de aantallen mensjaren en kosten per mensjaar voor suppletiekosten (SUP) – waaronder suppletie-artsen – en voor sectorspecialisten (SSP).
Artikel 03.05.02 (bedragen x f 1 000)
Ontwerpbegroting 1994 | Vermoedelijk beloop 1994 | Realisatie 1994 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aantal mens-jaren | kosten per mensjaar | Totaal | aantal mens-jaren | kosten per mensjaar | Totaal | aantal mens-jaren | kosten per mensjaar | Totaal | |
BAD | 100 | 128 | 12 800 | 90 | 130 | 11 700 | 88 | 128 | 11 244 |
MAD | 330 | 127 | 41 910 | 340 | 140 | 47 600 | 425 | 129 | 54 970 |
SUP | 200 | 151 | 30 130 | 190 | 154 | 29 260 | 177 | 160 | 28 396 |
SSP | 60 | 306 | 18 360 | 60 | 310 | 18 600 | 60 | 280 | 16 804 |
Div. | 40 | 111 | |||||||
Totaal | 103 200 | 107 200 | 111 525 |
De hogere realisatie in mensjaren voor de MAD's, is het gevolg van de hierboven toegelichte betaling in 1994 voor het eerste kwartaal van 1995 als gevolg van de nieuwe overeenkomsten met de VN-organisaties. Hierdoor ontstaat een eenmalige piek in het aantal mensjaren. De gerealiseerde lagere kosten per mensjaar voor de MAD's ten opzichte van de stand bij het vermoedelijk beloop, zijn voornamelijk het gevolg van een lagere gerealiseerde dollarkoers bij de betalingen aan de VN-instellingen.
Hogere kosten per mensjaar inzake suppletiedeskundigen (SUP) worden voornamelijk veroorzaakt door wijzigingen in de vergoedingen in verband met stijging van de kosten van levensonderhoud.
De lagere kosten inzake sectorspecialisten (SSP) ten opzichte van de ontwerpbegroting en het vermoedelijk beloop 1994, worden veroorzaakt doordat de gerealiseerde materiële uitgaven en kosten van lokale ondersteuning, die in de kosten per mensjaar zijn begrepen, lager waren dan geraamd.
Artikel 03.08 Hulp aan Suriname
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 170 000 | 145 000 |
2e suppletore begroting | – 85 000 | – 45 000 |
Mutatie | 45 146 | – 20 255 |
Stand Slotwet 1994 | 130 146 | 79 745 |
De verlaging van het beschikbare verplichtingenbedrag bij de tweede wijzigingswet was enerzijds het gevolg van het gegeven, dat de beslissing betreffende de financiële steun aan het SAP werd uitgesteld en werd anderzijds veroorzaakt door een stagnatie bij het goedkeuren en afhandelen van projectvoorstellen in verband met een wijziging in de taakverdeling van het Planbureau en het Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking in Suriname.
Als uitvloeisel van het op 15 en 16 maart 1994 in Paramaribo gevoerde beleidsoverleg werd evenwel eind 1994 alsnog een bijdrage van 45,5 mln toegezegd in de financiering van het Sociaal Vangnet voor de periode 1995 tot en met 1999. De aanvankelijke (in de tweede wijzigingswet) tot 85 mln verlaagde verplichtingenraming is als gevolg hiervan per saldo met 45,146 mln overschreden
Het uitgavenbedrag werd op basis van het hiervoor onder verplichtingen genoemde bij de tweede wijzigingswet neerwaarts bijgesteld met 45,0 mln met inbegrip van een bedrag van 4,375 mln, dat werd overgeheveld naar artikel 03.43 «Garanties Suriname». De reeds in de decemberbrief aangekondigde verdere onderschrijding door de bij de tweede wijzigingswet reeds gesignaleerde oorzaken van 21,0 mln, blijkt uiteindelijk 20,255 mln te hebben bedragen.
Artikel 03.11 Europees Ontwikkelingsfonds
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | 224 210 |
1e suppletore begroting | – | – 16 900 |
2e suppletore begroting | – | 10 440 |
Mutatie | 10 905 | – 1 035 |
Stand Slotwet 1994 | 10 905 | 216 715 |
De verplichtingen inzake het EOF is aangegaan in ECU's. Conform de regelgeving wordt de waardering van verplichtingen in een andere valuta dan de gulden, gebaseerd op de administratiekoers. Op 31 december bedroeg deze f 2,17. In verband daarmee dient een boekhoudkundige verhoging van de lopende verplichting met 10,905 mln plaats te vinden. Overigens valt te verwachten dat de ontwikkelingen die nadien zijn opgetreden in de koers van de ECU erin zullen resulteren dat in 1995 een neerwaartse aanpassing van de verplichting zal plaatsvinden.
Gezien de gunstige kaspositie van het EOF werd op voorstel van de Europese Commissie eind 1993 en begin 1994 het uitgavenbedrag verlaagd, zoals aangegeven bij de eerste suppletore begroting. De situatie in Rwanda leidde echter tot een verhoging van de laatste afroep over 1994 met 8,355 mln ECU. Deze verhoging werd deels gecompenseerd door lagere afroepen daarvóór zodat bij de tweede wijzigingswet de uitgavenraming per saldo met 10,440 mln diende te worden verhoogd. Koersmutaties van de ECU veroorzaakten een onderschrijding, leidend tot een slotwetmutatie van minus 1,035 mln.
Artikel 03.12 Specifieke multilaterale initiatieven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 60 800 | 42 670 |
1e suppletore begroting | 125 000 | – 5 840 |
2e suppletore begroting | – 48 000 | – 4 629 |
Mutatie | – 12 432 | – 160 |
Stand Slotwet 1994 | 125 368 | 32 041 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd werd en toegelicht.
Artikel 03.12.01 Caribisch Ontwikkelingsfonds
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 12 100 | 4 100 |
1e suppletore begroting | – | – 30 |
Mutatie | – 12 100 | – |
Stand Slotwet 1994 | – | 4 070 |
In tegenstelling tot de verwachting bij de opstelling van de begroting voor 1994, zijn de onderhandelingen over de derde middelenaanvulling van het Fonds niet in 1994 afgerond. Naar verwachting zal dit thans in 1995 geschieden. In verband hiermee dient het verplichtingenbedrag 1994 te worden verlaagd naar nihil.
De definitieve afroep inzake de bijdrage in 1994 aan het Fonds bedroeg 4,070 mln zodat bij de eerste wijzigingswet het uitgavenbedrag werd verlaagd met 0,030 mln.
Artikel 03.12.02 Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 48 000 | 15 170 |
1e suppletore begroting | – | – 6 000 |
2e suppletore begroting | – 48 000 | – 4 629 |
Mutatie | – | 1 |
Stand Slotwet 1994 | – | 4 542 |
Bij de tweede wijzigingswet werd het verplichtingenbedrag op nihil gesteld, omdat werd verwacht, dat de besprekingen inzake de vierde middelenaanvulling in 1994 niet zouden worden afgerond.
De verlaging in de eerste wijzigingswet werd veroorzaakt door het doorschuiven door IFAD van de voor 1994 voorziene afroep van de SPA-II bijdrage naar latere jaren. De verdere verlaging bij de tweede suppletore begroting is het gevolg van de gunstige kaspositie van het IFAD, die leidde tot een aanpassing van het verzilveringsschema voor de IFAD-II bijdrage.
Artikel 03.12.03 Uitgebreide Structurele Aanpassingsfaciliteit (ESAF/IMF)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | 18 000 |
1e suppletore begroting | 125 000 | – |
Mutatie | – | – |
Stand Slotwet 1994 | 125 000 | 18 000 |
In de eerste suppletore begroting werd het verplichtingenbedrag met 125,0 mln verhoogd ten behoeve van de bijdrage aan het IMF voor het rentesubsidiefonds van ESAF-II, waarvan de betaling over een tiental jaren gespreid zal zijn.
Artikel 03.12.04 Gemeenschappelijk Grondstoffenfonds
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | 4 700 |
1e suppletore begroting | – | 190 |
Mutatie | – | 1 |
Stand Slotwet 1994 | – | 4 891 |
In de eerste wijzigingswet werd dit artikelonderdeel verhoogd met 0,19 mln voor de jaarlijkse bijdrage in de huisvestingskosten van het G.G.F.
Artikel 03.12.06 Ontwikkelingsprojecten met betrekking tot grondstoffen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 700 | 700 |
Mutatie | – 332 | – 162 |
Stand Slotwet 1994 | 368 | 538 |
Minder activiteiten dan waarin de verplichtingenraming voorzag, dienden zich aan voor financiering in dit onderdeel. Hierdoor is een onderschrijding van de verplichtingenraming opgetreden van 0,332 mln.
In de decemberbrief werd melding gemaakt van een verwachte onderschrijding van 0,08 mln met name als gevolg van koersmutaties. Omdat een in voorbereiding zijnde activiteit – tegen de verwachting – niet meer tot besteding is gekomen in 1994, is de onderschrijding per saldo toegenomen tot 0,162 mln.
Artikel 03.13 Medefinanciering van projecten van particuliere organisaties
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 494 100 | 494 100 |
1e suppletore begroting | – 1 000 | – 1 000 |
2e suppletore begroting | 3 800 | 3 800 |
Mutatie | 515 128 | – 279 |
Stand Slotwet 1994 | 1 012 028 | 496 621 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.13.01 Medefinancieringsprogramma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 416 300 | 416 300 |
1e suppletore begroting | – 1 000 | – 1 000 |
2e suppletore begroting | 3 800 | 3 800 |
Mutatie | 435 328 | – 279 |
Stand Slotwet 1994 | 854 428 | 418 821 |
Als gevolg van het feit dat de omvang van de bijdrage aan het medefinancieringsprogramma is gekoppeld aan de omvang van het OS-plafond (exclusief de bandbreedte-effecten) werd bij de eerste suppletore begroting de bijdrage neerwaarts bijgesteld met 1,0 mln en vervolgens, op grond van de definitieve vaststelling van het NNI en daarmee het OS-plafond, bij de tweede wijzigingswet verhoogd met 3,8 mln.
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de medefinancieringsorganisaties de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 435,1 mln aan het medefinancieringsprogramma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, per saldo resulterend in een slotwetmutatie van 435,328 mln.
Voor een toelichting op de mutaties in de eerste en tweede suppletore begroting wordt verwezen naar het hierboven bij «verplichtingen» vermelde. De definitieve realisatie heeft tot een onderschrijding geleid van 0,279 mln.
Artikel 03.13.02 Voedingsprogramma ter ondersteuning van ontwikkelingsaktiviteiten van particuliere organisaties (VPO-programma)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 30 000 | 30 000 |
Mutatie | 30 000 | – |
Stand Slotwet 1994 | 60 000 | 30 000 |
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel«Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de organisaties die het VPO-programma uitvoeren de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 30,0 mln aan dit programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 30,0 mln.
Artikel 03.13.03 Uitzending van artsen en ontwikkelingswerkers van particuliere organisaties (PSO)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 28 800 | 28 800 |
Mutatie | 29 800 | – |
Stand Slotwet 1994 | 58 600 | 28 800 |
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de Vereniging voor Personele Samenwerking met ontwikkelingslanden (PSO) de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 29,8 mln aan het PSO-programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 29,8 mln.
Artikel 03.13.04 Medefinanciering van programma's via de vakbeweging
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 19 000 | 19 000 |
Mutatie | 20 000 | – |
Stand Slotwet 1994 | 39 000 | 19 000 |
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan FNV en CNV de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 20,0 mln aan het Vakbondmedefinancieringsprogramma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 20,0 mln.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 82 030 | 82 030 |
2e suppletore begroting | 500 | 500 |
Mutatie | – 2 084 | – 2 084 |
Stand Slotwet 1994 | 80 446 | 80 446 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 79 000 | 79 000 |
Mutatie | – 2 084 | – 2 084 |
Stand Slotwet 1994 | 76 916 | 76 916 |
Zoals in de decemberbrief werd aangekondigd, werd dit onderdeel onderschreden met 2,084 mln veroorzaakt door lagere velduitgaven, onder andere als gevolg van de sluiting van het programma in Rwanda en door de devaluatie van de CFA-franc.
Artikel 03.14.02 KSP-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 2 000 | 2 000 |
2e suppletore begroting | 500 | 500 |
Mutatie | – | – |
Stand Slotwet 1994 | 2 500 | 2 500 |
In verband met een groter beroep op financieringen in dit programma werd in de tweede wijzigingswet dit onderdeel verhoogd met 0,5 mln.
Artikel 03.15 Opvang van vluchtelingen en asielgerechtigden alsmede asielzoekers in Nederland
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 441 440 | 441 440 |
Mutatie | 950 | 950 |
Stand Slotwet 1994 | 442 390 | 442 390 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.15.01 en 03.15.02 Opvang in Nederland van toegelaten vluchtelingen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 24 740 | 24 740 |
Mutatie | 0 950 | 0 950 |
Stand Slotwet 1994 | 25 690 | 25 690 |
In de decemberbrief werd vermeld dat op dit onderdeel een overschrijding zou ontstaan omdat – naast de bijdrage over 1994 – nog een bedrag van 0,95 mln aan het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport diende te worden betaald uit hoofde van de definitieve afrekening over 1993.
Artikel 03.15.04 Opvang in Nederland van asielzoekers, door Justitie maximaal te declareren
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 84 000 | 84 000 |
1e suppletore begroting | – 13 000 | – 13 000 |
Stand Slotwet 1994 | 71 000 | 71 000 |
Voor de toelichting wordt verwezen naar artikelonderdeel 03.15.05
Artikel 03.15.05 Opvang in Nederland van asielzoekers, door BIZA maximaal te declareren
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 12 000 | 12 000 |
1e suppletore begroting | 13 000 | 13 000 |
Stand Slotwet 1994 | 25 000 | 25 000 |
Bij de eerste suppletore begroting werd dit artikelonderdeel verhoogd met 13,0 mln bij een gelijktijdige verlaging van artikelonderdeel 03.15.04 met 13,0 mln. Dit hing samen met de reorganisatie van de Nederlandse politie, waardoor de uitgaven inzake de politie volledig zijn opgenomen op de begroting van Binnenlandse Zaken. De toerekening van kosten van de Rijkspolitie in relatie met de opvang van asielzoekers, werd in verband daarmee overgebracht van artikelonderdeel 03.15.04 (door Justitie te declareren kosten) naar artikelonderdeel 03.15.05 (door Binnenlandse Zaken te declareren kosten).
Artikel 03.17 Rentesubsidies en apparaatskosten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 345 400 | 350 400 |
2e suppletore begroting | – 20 400 | – 20 400 |
Mutatie | 2 744 451 | – 953 |
Stand Slotwet 1994 | 3 069 451 | 329 047 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.17.01 Rentesubsidies NIO
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 340 275 | 340 275 |
2e suppletore begroting | – 20 400 | – 20 400 |
Mutatie | 2 744 729 | – 675 |
Stand Slotwet 1994 | 3 064 604 | 319 200 |
In de tweede wijzigingswet werden de verplichtingen- en uitgavenramingen met 20,4 mln verlaagd omdat, als gevolg van de rentedaling in de afgelopen jaren, in 1994 herfinanciering van opgenomen leningen tegen lager rentende leningen plaats vond. Voorts was de uitstaande hoofdsom tengevolge van kwijtschelding van hoofdsommen afgenomen, hetgeen eveneens tot lagere kosten voor rentesubsidies leidt.
Naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording 1993, zijn in 1994 de uit de overeenkomst tussen de Staat en de NIO voortvloeiende geraamde rentesubsidielasten over de uitstaande leningen tot aan het einde van de looptijd van die leningen, in de verplichtingenadministratie verwerkt. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór onder «Algemeen» bij beleidsveld 03 vermelde. Tot nu toe werd voor deze uitgaven de «kas = verplichtingen»-regel toegepast. Toekomstige ontwikkelingen in de marktrente, alsmede beslissingen tot kwijtschelding van hoofdsommen in het kader van schuldverlichting zullen van invloed zijn op de uiteindelijke omvang van de betreffende kosten.
De invoering van de raming van de resterende rentesubsidielasten voor 1995 en latere jaren leidt per saldo tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met 2 744,729 mln.
Voor de mutatie in de tweede wijzigingswet, wordt verwezen naar het in de eerste alinea bij «verplichtingen» vermelde. De uiteindelijke realisatie leidt tot een slotwetmutatie van minus 0,675 mln.
Artikel 03.17.02 Apparaatskosten NIO
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 5 125 | 5 125 |
Mutatie | – 278 | – 278 |
Stand Slotwet 1994 | 4 847 | 4 847 |
Meevallende kosten hebben tot een onderschrijding van het beschikbare bedrag geleid met 0,278 mln.
Artikel 03.18 Huisvestingskosten Ontwikkelingssamenwerking
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 14 067 | 14 067 |
Mutatie | – 765 | – 765 |
Stand Slotwet 1994 | 13 302 | 13 302 |
In de decemberbrief werd reeds vermeld, dat de door de RGD gedeclareerde kosten van de huisvesting 0,58 mln lager waren dan geraamd in de begroting. Daarnaast zijn voorziene declaraties van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inzake een bijdrage in de huisvestingskosten van het IHS en ITC ten bedrage van 0,185 mln niet ontvangen.
Artikel 03.19 Inspectie ontwikkelingssamenwerking te velde (IOV)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 3 500 | 3 500 |
2e suppletore begroting | – 500 | – 500 |
Mutatie | 180 | – 751 |
Stand Slotwet 1994 | 3 180 | 2 249 |
In de tweede wijzigingswet werden de verplichtingen- en uitgavenramingen verlaagd omdat, als gevolg van de afronding van 5 onderzoeken en de opstelling van een samenvattende notitie voor de drie landenstudies, in 1994 minder (duur) veldwerk werd verricht. De definitieve realisatie leidt tot een opwaartse slotwetmutatie van 0,180 mln.
Voor de verlaging met 0,5 mln bij de tweede wijzigingswet, wordt verwezen naar het hiervóór onder verplichtingen gemelde. In de decemberbrief werd reeds aangegeven dat om de in de tweede suppletore begroting genoemde reden een verdere onderschrijding werd verwacht van 0,75 mln. Deze heeft zich – zoals blijkt uit de slotwetmutatie gerealiseerd.
Volume en prestatie (x f 1000)
Artikel 03.19 | 1994 Begroting | 1994 Realisatie |
---|---|---|
lopende onderzoeken | 9 | 18 |
– waarvan afgerond c.q. af te ronden onderzoeken | 4 | 8 |
Kosten inschakeling consultants* (f mln) | 2.73 | 1.90 |
Overige kosten** (f mln) | 0.77 | 0.35 |
Totaal | 3.50 | 2.25 |
* inclusief reis- en verblijfkosten
** inclusief bijdragen aan multilaterale evaluaties
Artikel 03.20 Subsidie aan instituten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 35 806 | 35 806 |
1e suppletore begroting | 190 | 190 |
2e suppletore begroting | 17 | 17 |
Mutatie | 52 175 | 694 |
Stand Slotwet 1994 | 88 188 | 36 707 |
De verhogingen in de eerste en tweede suppletore begroting hingen samen met de verhoging van de subsidies aan het RNTC en het ASC. Dit naar aanleiding van respectievelijk de structurele doorwerking in 1994 van de loonbijstelling 1993 ( RNTC en ASC) en de definitieve uitkering van de WAGGS ( RNTC).
Voor de in 1988 toegezegde bijdrage in de aflossing van een door het KIT gesloten 15-jarige annuïteitenlening voor de kosten van huisvesting, werd tot nu toe de jaarlijkse bijdrage opgenomen in de verplichtingenraming van het betreffende jaar. Zoals hiervoor bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 is aangegeven, is in 1994 ook het resterende deel van die in 1988 gedane toezegging (voor de periode 1995 tot en met 2003) ad 51,48 mln in de verplichtingenadministratie ingevoerd.
Tezamen met de bij de uitgaven vermelde verhoging inzake de verwerking van de WAGGS 1994, leidt een en ander tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting 1994 met 52,175 mln.
Voor de toelichting op de mutatie in de eerste en tweede suppletore begroting wordt verwezen naar het bij «verplichtingen» in de eerste alinea vermelde. In de decemberbrief werd een verdere overschrijding aangekondigd van 0,69 mln als gevolg van de verwerking van de WAGGS 1994 in de subsidie aan het KIT en het ASC.
Artikel 03.21 Voorlichting, bewustwording en advisering inzake ontwikkelingssamenwerking
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 28 500 | 28 500 |
2e suppletore begroting | 200 | 200 |
Mutatie | 15 475 | 275 |
Stand Slotwet 1994 | 44 175 | 28 975 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.21.01 Nationale Commissie Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking (NCO)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 17 000 | 17 000 |
2e suppletore begroting | 200 | 200 |
Mutatie | 17 198 | – 2 |
Stand Slotwet 1994 | 34 398 | 17 198 |
De verhoging in de tweede suppletore begroting voor dit artikelonderdeel hangt samen met een via de NCO verstrekte eenmalige bijdrage aan het «Platform voor Duurzame Ontwikkeling» voor de activiteit « Maatschappelijke evaluatie van Agenda 21».
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de NCO de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 17,2 mln aan het NCO-programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 17 198 mln.
Voor de toelichting op de verhoging in de tweede suppletore begroting, wordt verwezen naar het in de eerste alinea bij «verplichtingen» vermelde.
Artikel 03.21.02 Voorlichtingsactiviteiten Ontwikkelingssamenwerking
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 3 300 | 3 300 |
Mutatie | – 2 | – 2 |
Stand Slotwet 1994 | 3 298 | 3 298 |
Volume en prestatie (x f 1000)
Artikel 03.21.02 | 1994 Begroting | 1994 Realisatie |
---|---|---|
Audiovisuele produkties | 0 600 | 0 922 |
Drukwerken | 0 550 | 0 579 |
Onderwijsprodukties | 1 350 | 1 278 |
Overige uitgaven (inclusief baten) | 0 800 | 0 519 |
Totaal | 3 300 | 3 298 |
Artikel 03.21.03 Natuur- en Milieu-Educatie (NME)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 2 000 | 2 000 |
Mutatie | – 2 000 | – |
Stand Slotwet 1994 | – | 2 000 |
De verplichting inzake de bijdrage voor 1994 werd ultimo 1993 reeds in de verplichtingenadministratie ingevoerd, zodat de verplichtingenraming 1994 niet is belast. Een en ander leidt tot een slotwetmutatie van minus 2,0 mln.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 700 | 700 |
Mutatie | 270 | 270 |
Stand Slotwet 1994 | 970 | 970 |
In de decemberbrief werd reeds vermeld, dat als gevolg van nog te betalen declaraties van de RAWOO van kosten vóór 1994, een overschrijding werd verwacht. De definitieve omvang daarvan leidt per saldo tot een slotwetmutatie van 0,27 mln.
Artikel 03.21.05 Periodieken Samsam en IS/Scherpenzeelstichting
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 5 500 | 5 500 |
Mutatie | 9 | 9 |
Stand Slotwet 1994 | 5 509 | 5 509 |
Volume en prestatie (x f 1000)
Artikel 03.21.05 | 1994Begroting | 1994Realisatie |
---|---|---|
Samsam | 3 700 | 3 455 |
Internationale Samenwerking | 1 600 | 1 854 |
Stichting Scherpenzeel | 200 | 200 |
Totaal | 5 500 | 5 509 |
Artikel 03.22 Garanties op door de NIO verstrekte leningen vanaf 1971
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen 1994 | Uitgaven 1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 22 300 | 35 000 |
Mutatie | – 19 193 | – 12 302 |
Stand Slotwet 1994 | 3 107 | 22 698 |
Het verplichtingenbedrag wordt verlaagd met 19,193 mln. Het betreft het saldo van enerzijds een toevoeging van 1,94 mln als gevolg van de bandbreedte ex 1993 en anderzijds een verlaging met 21,133 mln omdat de opname van gelden op door de Staat gegarandeerde leningen in met name het programma voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties aanzienlijk lager was dan het daarvoor beschikbare bedrag.
Een en ander wordt veroorzaakt doordat een contract inzake een watervoorzieningsproject in Vietnam nog niet in 1994 kon worden afgerond en doordat inzake een lopend contract voor een project in Zimbabwe de voorziene leverantie van in het contract opgenomen reservedelen, nog niet heeft plaatsgevonden.
Vooraf is niet vast te stellen in welke mate ontwikkelingslanden nalatig zullen zijn bij de betaling van rente en/of aflossingen op verstrekte leningen. Daarnaast wordt de omvang van de uitgaven inzake garanties eveneens beïnvloed door beslissingen over kwijtschelding van de schuldendienst. Bij kwijtschelding komen de niet betaalde bedragen ten laste van artikel 03.32.01 «Betalingsbalanssteun en schulden» in plaats van het garantie-artikel.
In de decemberbrief werd reeds aangegeven dat de ingediende declaraties door de NIO, inzake niet betaalde rente en aflossingen door ontwikkelingslanden, naar verwachting 6,6 mln lager zouden uitvallen dan geraamd in de ontwerpbegroting. Als gevolg van kwijtschelding van schuldendiensten inzake Kenya heeft daarnaast een administratieve overboeking plaatsgevonden vanuit het garantie-artikel naar het artikel 03.32 «Betalingsbalanssteun en schulden». De definitieve realisatie mondt uit in een onderschrijding van 12,302 mln en een dienovereenkomstige neerwaartse slotwetmutatie.
Artikel 03.26 Milieubeleid in ontwikkelingslanden
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 517 000 | 300 000 |
1e suppletore begroting | 11 000 | 4 000 |
2e suppletore begroting | – 57 000 | – 57 700 |
Mutatie | – 24 495 | – 31 097 |
Stand Slotwet 1994 | 446 505 | 215 203 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.26.01 Milieubeleid in ontwikkelingslanden, bilaterale activiteiten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x ff 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 230 000 | 190 000 |
1e suppletore begroting | 11 000 | 11 000 |
2e suppletore begroting | – | 17 800 |
Mutatie | 27 883 | – 35 896 |
Stand Slotwet 1994 | 268 883 | 182 904 |
In de eerste wijzigingswet werd de verplichtingenraming met 11,0 mln verhoogd, welk bedrag bestemd was voor de geraamde extra aan te gane verplichtingen voortvloeiend uit de hulpverlening aan Benin, Costa Rica en Bhutan uit hoofde van de duurzame ontwikkelingsverdragen met die landen. De voortgang in het continue proces van identificatie, formulering en beoordeling van nieuwe activiteiten, nodig om een adequate omvang van de portefeuille te bereiken om de in meerjaren perspectief beschikbare middelen te besteden, heeft per saldo geleid tot een overschrijding van de verplichtingenraming met 27,9 mln. Deze overschrijding wordt binnen het artikel gecompenseerd door onderschrijdingen op de artikelonderdelen 03.26.02 en 03.26.03.
In de eerste wijzigingswet werd het uitgavenbedrag verhoogd met 11,0 mln om de reden zoals hiervóór bij verplichtingen vermeld. Bij de tweede suppletore begroting werd dit artikelonderdeel verder verhoogd met 17,8 mln in verband met een verwachte overschrijding op de bilaterale activiteiten, welke verhoging binnen het artikel werd gefinancierd uit een onderschrijding op artikel 03.26.02 «Multilaterale activiteiten». waar minder middelen benodigd waren.
In de decemberbrief werd reeds een verwachte onderschrijding aangekondigd op dit artikelonderdeel van 35,6 mln. De uiteindelijke omvang daarvan is iets hoger, in casu 35,896 mln. Een aantal projecten vergde meer nader onderzoek en overleg met counterparts in de beoordelingsfase dan verwacht. Hierdoor zijn deze projecten nog niet of vertraagd tot uitvoering gekomen. De hierdoor ontstane onderschrijding bedraagt ca 5,0 mln. Daarnaast verliepen de onderhandelingen met derden over voor projecten te sluiten uitvoeringscontracten trager dan verwacht, hetgeen leidde tot een onderschrijding van ca 3,0 mln. Voor een aantal activiteiten was de liquiditeitspositie zodanig dat – gegeven het strakke regiem voor de verstrekking van nieuwe middelen – er geen aanleiding was nieuwe fondsen beschikbaar te stellen. Dit leidde tot ca 5,0 mln lagere uitgaven dan was geraamd. Op een aantal activiteiten deed zich een onderschrijding voor als gevolg van het niet tijdig ontvangen van rapportages en/of verantwoordingen (ca 2,0 mln) en het niet – of voor lager dan geraamde bedragen – ontvangen van afroepen van uitvoerende multilaterale organisaties (ca 4,0 mln ).
Op voor Azië beschikbare regionale milieufondsen is een onderschrijding van 13,4 mln ontstaan die onder meer het gevolg is van het niet tijdig tot stand komen van overeenstemming tussen Bhutan en het Kuwait Fund inzake de sluiting van een houtfabriek die schade toebrengt aan het milieu en waarvoor Nederlandse steun is toegezegd van 4,0 mln. Voorts is er vertraging opgetreden in de uitvoering of in de indiening van declaraties, dan wel voldeden rapportages niet aan de vereisten van een aantal activiteiten in India tot een bedrag van ca 2,8 mln.
Daarnaast werd de indiening van een claim voor lokale kostenfinanciering ad 4,5 mln in tegenstelling tot de verwachting – door aan Indiase zijde opgetreden vertraging – niet in 1994 ontvangen. Op activiteiten in Pakistan ontstond een onderschrijding van 1,7 mln doordat een project nog niet kon worden gecommitteerd en de voortgang van een ander project leidde tot een lagere financieringsbehoefte voor 1994 dan verwacht.
Op de voor Afrika beschikbare regionale milieufondsen is een kleine onderschrijding van 1,3 mln ontstaan door met name enkele incidentele vertragingen op activiteiten in Kenya en Tanzania.
Tenslotte ontstond op de regionale milieufondsen voor Latijns-Amerika een onderschrijding van per saldo 2,3 mln, die voornamelijk het gevolg is van de regeringswisseling in Costa Rica in mei 1994, die heeft geleid tot een vertraging in de invulling van de samenwerking op het gebied van milieu.
Artikel 03.26.02 Milieubeleid in ontwikkelingslanden, multilaterale activiteiten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 232 000 | 70 000 |
2e suppletore begroting | – 22 000 | – 45 000 |
Mutatie | – 36 696 | 6 364 |
Stand Slotwet 1994 | 173 304 | 31 364 |
In de tweede suppletore begroting werd het verplichtingenbedrag verlaagd, aangezien multilaterale initiatieven – als follow-up van UNCED – in geringere mate (in aantal en omvang) van de grond bleken te komen. Deze reden ligt ook ten grondslag aan de slotwetmutatie van minus 36,696 mln. De onderschrijding wordt in belangrijke mate gecompenseerd door een overschrijding op het artikelonderdeel 03.26.01.
Als gevolg van het bij de verplichtingen vermelde werd de uitgavenraming in de tweede wijzigingswet met 45,0 mln verlaagd. Daarvan werd 17,8 mln aangewend voor de financiering van de toen verwachte overschrijding van de uitgaven voor bilaterale milieu-activiteiten (art 03.26.01).
In de decemberbrief werd reeds aangekondigd dat de uitgaven 5,58 mln hoger zouden zijn dan geraamd doordat de besteding op de lopende multilaterale activiteiten sneller verliep dan verwacht. De definitieve omvang van de overschrijding is – zoals blijkt uit de slotwetmutatie – enigszins hoger uitgevallen, in casu 6,364 mln.
Artikel 03.26.03 MILIEV-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 55 000 | 40 000 |
1e suppletore begroting | – | – 7 000 |
2e suppletore begroting | – 35 000 | – 30 500 |
Mutatie | – 15 682 | – 1 565 |
Stand Slotwet 1994 | 4 318 | 935 |
De verlaging van de verplichtingenraming in de tweede suppletore begroting hield voornamelijk verband met het uitblijven van voldoende financieringsaanvragen, terwijl de wel binnenkomende aanvragen veel onderzoek vergden. Dat nadere onderzoek, omdat aanvragen niet voldoende zijn uitgewerkt of omdat het ontbreekt aan informatie van de aanvrager, vergt zoveel tijd dat de uiteindelijke realisatie van de verplichtingenraming een verdere onderschrijding vertoont van 15,682 mln ten opzichte van de raming bij de tweede wijzigingswet.
De verlagingen van de uitgavenraming in de eerste en tweede suppletore begroting waren het gevolg van hetgeen hiervoor onder verplichtingen werd vermeld. Daarnaast werd bij twee projecten de financiering opgeschort of vertraagd, terwijl van één project het commercieel te financieren gedeelte moeilijk tot stand kwam.
In de decemberbrief werd melding gemaakt van een vermoedelijke onderschrijding van 1,52 mln omdat een voorziene aanbetaling op een windenergieproject in China niet kon worden geëffectueerd omdat de commerciële financiering nog niet rond was. De uiteindelijke onderschrijding is nog iets hoger uitgevallen, in casu 1,565 mln.
Artikel 03.27 Onderzoek en technologie
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 48 000 | 48 000 |
2e suppletore begroting | 32 000 | – |
Mutatie | – 0 489 | – 1 515 |
Stand Slotwet 1994 | 79 511 | 46 485 |
Als gevolg van het nieuwe onderzoeksbeleid, zoals omschreven in de nota «Onderzoek en Ontwikkelingssamenwerking» (TK, 1991–1992, 22 688 nrs 1 en 2), werden in 1994 langjarige onderzoeksprogamma's gecommitteerd, waardoor in de tweede suppletore begroting het verplichtingenbedrag met 32,0 mln moest worden verhoogd tot 80,0 mln. Korte projectmatige, en sterk gefaseerde, activiteiten vinden minder plaats. De uiteindelijke realisatie bedraagt 79,511 mln, in casu een geringe onderschrijding van 0,489 mln.
In de decemberbrief werd een geraamde onderschrijding gemeld van 2,0 mln veroorzaakt doordat rekening op lopende verplichtingen niet tijdig werden ontvangen dan wel niet voldeden aan de beheerseisen. De uiteindelijke omvang van die onderschrijding bedraagt 1,515 mln, zoals uit de slotwetmutatie blijkt.
Artikel 03.28 Vrouwen en ontwikkeling
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 26 000 | 19 000 |
1e suppletore begroting | – | 11 000 |
2e suppletore begroting | 2 000 | 6 666 |
Mutatie | – 2 256 | – 2 084 |
Stand Slotwet 1994 | 25 744 | 34 582 |
Een bijdrage aan de activiteiten van «Womens World Banking» ten bedrage van 6,7 mln noopte in de tweede wijzigingswet tot een verhoging van de verplichtingenraming met per saldo 2,0 mln. Het resterende deel werd opgevangen binnen de reeds beschikbare raming. Per saldo is evenwel de omvang van activiteiten waarvoor daadwerkelijk in 1994 een verplichting werd aangegaan, iets achter gebleven bij de raming in de tweede wijzigingswet. Dit leidt tot een slotwetmutatie van minus 2,256 mln.
De verhoging in de eerste suppletore begroting werd veroorzaakt door een grotere financieringsbehoefte van reeds aangegane en in 1994 aan te gane verplichtingen. In de tweede wijzigingswet werden de uitgaven verder verhoogd in verband met de hierboven onder verplichtingen genoemde bijdrage.
In de decemberbrief werd reeds een verwachte onderschrijding aangekondigd van 2,0 mln, die geheel het gevolg was van het langzamer dan verwacht tot besteding komen van het via de ambassades uitgevoerde onderdeel «Vrouwenfonds Lokaal». De definitieve onderschrijding bedraagt 2,084 mln.
Artikel 03.29 Stedelijke Armoedebestrijding
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 10 000 | 7 000 |
Mutatie | 3 076 | 694 |
Stand Slotwet 1994 | 13 076 | 7 694 |
Door een voorspoedige voortgang in het voorbereidingsproces van enkele meerjarige activiteiten, is de realisatie van de verplichtingen hoger uitgevallen dan geraamd in de ontwerpbegroting. Een en ander noopt tot een opwaartse bijstelling in de Slotwet van 3,076 mln.
In de decemberbrief werd reeds vermeld, dat de sneller dan verwachte voortgang van de projecten naar verwachting tot een overschrijding van 0,5 mln zou leiden. De uiteindelijke realisatie bedraagt 7,694 mln zodat de overschrijding nog iets hoger is uitgevallen, in casu 0,694 mln.
Artikel 03.30 Bedrijfsleven en Ontwikkeling
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 200 500 | 263 000 |
1e suppletore begroting | – | – 9 700 |
2e suppletore begroting | – 34 600 | – 11 900 |
Mutatie | 403 294 | – 30 004 |
Stand Slotwet 1994 | 569 194 | 211 396 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.30.01 FMO-begrotingsmiddelen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | – | 102 500 |
Mutatie | 404 900 | – |
Stand Slotwet 1994 | 404 900 | 102 500 |
Naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording 1993, is in 1994 alsnog de in de overeenkomst tussen de Staat en de FMO van 20 maart 1991 opgenomen toezegging inzake de bijdrage na het jaar 2000, in de verplichtingenadministratie verwerkt. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór onder «Algemeen» bij beleidsveld 03 vermelde. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met 404,9 mln.
Artikel 03.30.03 PUM-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 9 000 | 9 000 |
2e suppletore begroting | – 1 000 | – 1 000 |
Mutatie | 1 400 | – 539 |
Stand Slotwet 1994 | 9 400 | 7 461 |
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan. Abusievelijk werd de verplichtingenraming inzake de bijdrage voor 1995 bij de tweede suppletore begroting neerwaarts bijgesteld met hetzelfde bedrag als de uitgaven. Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan het NCW de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 9,4 mln aan het PUM-programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 1,4 mln.
De uitgavenraming werd in de tweede suppletore begroting neerwaarts bijgesteld in verband met een vertraging in de voortgang van het programma als gevolg van een reorganisatie bij het NCW. Als gevolg van nog bij de uitvoerder van het programma aanwezige liquiditeiten is het over 1994 ter beschikking gestelde bedrag 0,539 mln lager dan werd voorzien bij de tweede wijzigingswet, hetgeen reeds in de decemberbrief werd aangegeven.
Artikel 03.30.04 Bevordering van de export in ontwikkelingslanden (CBI)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 11 500 | 11 500 |
2e suppletore begroting | 1 200 | 1 200 |
Mutatie | 296 | 296 |
Stand Slotwet 1994 | 12 996 | 12 996 |
De verplichtingen- en uitgavenbedragen werden in de tweede wijzigingswet verhoogd als gevolg van een aantal factoren, zoals een verhoogde belangstelling voor CBI-activiteiten en daarbij meer deelnemers uit de armste landen, leidend tot hogere kosten van verblijf en transport, alsmede door enkele betalingen over 1993, die eerst in 1994 konden worden afgewikkeld.
In de decemberbrief werd reeds aangekondigd dat de realisatie van de uitgaven het beschikbare bedrag naar raming met 0,2 mln zou overschrijden doordat aanvankelijk niet voor 1994 voorziene betalingen, alsnog werden gerealiseerd. De definitieve omvang van die overschrijding blijkt iets hoger te zijn, in casu 0,296 mln.
Artikel 03.30.05 Bedrijfsmatige technische bijstand
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 2 000 | 2 000 |
2e suppletore begroting | 200 | 200 |
Mutatie | – | – 155 |
Stand Slotwet 1994 | 2 200 | 2 045 |
De uitbesteding van de beoordeling van ORET- en MILIEV-projecten leidde, in verband met een groter aantal te beoordelen activiteiten, in de tweede suppletore begroting tot een verhoging van de verplichtingen- en uitgavenramingen met 0,2 mln. Als gevolg van het iets langzamer tot uitgaven komen van de lopende verplichtingen, ontstond een geringe onderschrijding van de uitgaven met 0,155 mln.
Artikel 03.30.06 Ontwikkelingsrelevante exporttransacties (ORET)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 150 000 | 110 000 |
1e suppletore begroting | – | – 9 700 |
2e suppletore begroting | – 35 000 | – 12 300 |
Mutatie | – 3 302 | – 29 606 |
Stand Slotwet 1994 | 111 698 | 58 394 |
Zoals reeds in de tweede wijzigingswet werd aangegeven, was de behandelingsduur van financieringsaanvragen langer dan voorzien omdat de informatie benodigd voor de toetsing op commerciële en economische haalbaarheid en op ontwikkelingsrelevantie niet tijdig door de aanvragers kon worden geleverd, waardoor in 1994 minder verplichtingen tot stand kwamen. De omvang van aan te gane verplichtingen werd daarom verlaagd tot 115,0 mln. De realisatie bedraagt 112,183 mln, zodat een slotwetmutatie van minus 3,302 mln ontstaat.
In de eerste en tweede wijzigingswet werden de uitgavenramingen met respectievelijk 9,7 en 12,3 mln verlaagd. Dat als gevolg van het wegvallen van twee projecten en de langere behandelingsduur van financieringsaanvagen zoals hiervóór bij verplichtingen vermeld. Daarnaast trad er vertraging op bij het verwerven van de commerciële financiering voor het niet-schenkingsdeel van transacties.
In de decemberbrief werd reeds melding gemaakt van een verwachte verdere onderschrijding van ruim 27,0 mln . Voor een bedrag van 8,3 mln was dit het gevolg van het niet tijdig afronden van de contractonderhandelingen voor een groot project in Ethiopië. Waren de onderhandelingen vóór december rondgekomen, dan had direct een aanbetaling kunnen worden gedaan uit de schenking. Bij de tweede suppletore begroting werd er nog vanuit gegaan dat deze uitgave kon worden gedaan. De verlaging werd voorts veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van of betalingen op lopende projecten. Een dergelijke vertraging is niet altijd te voorzien. Zij kan het gevolg zijn van uitstel van activiteiten of van uitstel van de betaling door de afnemer of de ontvangende overheid (om budgettaire reden, vooral aan het eind van het jaar) van het zelf te financieren deel waaraan de betaling van het ORET-deel is gekoppeld.
Daarnaast bleken de ramingen van te verwachten uitgaven, zoals die van bedrijven worden ontvangen, ondanks een correctie die daarop door het behandelend bureau wordt toegepast, dikwijls te optimistisch. Tenslotte veroorzaakten lagere declaraties bij de NIO van met de ORET-financiering samenhangende vergoeding van de kosten van commercieel krediet een lager bedrag aan uitgaven. De uiteindelijke omvang van de om al deze redenen ontstane onderschrijding ligt – zoals blijkt uit de slotwetmutatie – dus 2,6 mln boven hetgeen in de decemberbrief werd aangekondigd.
Artikel 03.32.01 Betalingsbalanssteun en schulden
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 117 000 | 119 406 |
1e suppletore begroting | – | – 4 417 |
2e suppletore begroting | 23 000 | 13 973 |
Mutatie | 86 347 | 36 308 |
Stand Slotwet 1994 | 226 347 | 165 270 |
In de tweede wijzigingswet werd het verplichtingenbedrag met 23,0 mln verhoogd in verband met schuldverlichtingsmaatregelen ten behoeve van Haïti, Uganda, Nicaragua zoals hierna bij uitgaven is toegelicht. Naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer in het rapport bij de financiële verantwoording over 1993, is alsnog in 1994 de resterende verplichting uit hoofde van de valutarisico-clausule in de OS-leningen aan India ad 63,0 mln voor 1995 en latere jaren, in de verplichtingenadministratie opgenomen. Terzake zij ook verwezen naar het onder «Algemeen» bij beleidsveld 03 vermelde. De slotwetmutatie van 86,3 mln heeft dus voor 63,0 mln een technische oorzaak. Het resterende deel van de slotwetmutatie vloeit voort uit de bij «uitgaven» toegelichte schuldverlichtingsmaatregelen zoals opgenomen in de decemberbrief. Deels konden deze verplichtingen nog ten laste gebracht worden van de na de tweede wijzigingswet nog beschikbare verplichtingenraming.
De overige mutaties in het OS-plafond leidden in de eerste wijzigingswet tot de noodzaak van een verlaging met 4,417 mln die op dit onderdeel werd verwerkt. Bij de tweede suppletore begroting werd de uitgavenraming verhoogd met 13,973 mln. Uit deze verhoging en uit de reeds voor het programma beschikbare middelen werden bijdragen gegeven aan de verlichting van multilaterale schuldenlasten van Haïti (via de supportgroep voor een bedrag van uiteindelijk 3,5 mln) en van Nicaragua (15,0 mln) en Uganda (10,0 mln).
Zoals in de decemberbrief werd aangegeven diende een bedrag van 32,6 mln toegevoegd te worden voor de financiering van schuldverlichtingsmaatregelen. Het betrof een verhoging van de bijdrage in de verlichting van de schuldendienst van Uganda aan het IMF. De regering van Uganda had aan de supportgroup, waarvan Nederland deel uitmaakt, gevraagd daarin een bijdrage te leveren (2,5 mln). Kwijtschelding van de laatste uitstaande leningen van de MOL's Burkina Faso (12,4 mln) en Zambia (14,4 mln) overeenkomstig de UNCTAD resolutie van 1978, waarmee deze landen geheel schuldenvrij zijn op het gebied van Nederlandse ontwikkelingsleningen. Kwijtschelding van hoofdsommen voor Jemen (eveneens een land met de MOL-status) ad 3,4 mln als extra steun voor de wederopbouw van het land nu de burgeroorlog is beëindigd. De definitieve realisatie bedraagt 165,270 mln, zodat een slotwetmutatie van 36,308 mln noodzakelijk is. Van deze mutatie wordt 5,5 mln veroorzaakt door de overboeking van kwijtgescholden bedragen inzake rente en aflossingen met betrekking tot Kenya uit het garantieartikel (03.22) naar het artikel «Betalingsbalanssteun en schulden». Voor het overige is de slotwetmutatie het gevolg van de in de decemberbrief vermelde schuldverlichtingsmaatregelen.
Met de brief van tweede ondergetekende van 23 februari 1995 (TK, 1994–1995, 23 900 V, nr 31) is de Kamer het overzicht toegegaan van het in 1994 gevoerde beleid op het gebied van buitenlandse schulden van ontwikkelingslanden en landen in transitie.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 310 000 | 310 000 |
Amendement | – 10 000 | – 10 000 |
1e suppletore begroting | – 25 000 | – 25 000 |
2e suppletore begroting | 49 400 | 49 400 |
Mutatie | 29 933 | 18 467 |
Stand Slotwet 1994 | 354 333 | 342 867 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.33.01 Humanitaire Noodhulp
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 300 000 | 300 000 |
Amendement | – 10 000 | – 10 000 |
1e suppletore begroting | – 25 000 | – 25 000 |
2e suppletore begroting | 49 400 | 49 400 |
Mutatie | 30 374 | 17 397 |
Stand Slotwet 1994 | 344 774 | 331 797 |
In de eerste suppletore begroting werd een bedrag van 25,0 mln overgeboekt naar de landenprogramma's. Dit hing samen met het gegeven dat van een drietal landen uit de categorie «conflict en rehabilitatielanden» te weten Eritrea, Bezette Gebieden en Kambodja kon worden gesteld dat zij van een stadium van conflict over zijn gegaan naar een stadium van rehabilitatie. Aangezien financiering van rehabilitatie-activiteiten in deze landen plaatsvindt onder de beleids- en budgetverantwoordelijkheid van de regionale landenbureaus werden de daarmee gemoeide bedragen overgeboekt naar artikel 03.39 landenprogramma Afrika (10,0 mln ten behoeve van Eritrea en 8,0 mln voor de Bezette Gebieden) en naar artikel 03.44 landenprogramma Azië (ten behoeve van Kambodja 7,0 mln).
De verhoging met 49,4 mln in de tweede wijzigingswet was het gevolg van de toenemende behoefte aan humanitaire noodhulp, overwegend bestemd voor de hulp aan Rwanda en bestond voor 4,4 mln uit een budgetneutrale overheveling van fondsen inzake Rwanda uit artikel 03.39 (Landenprogramma Afrika).
In de decemberbrief werd reeds een verwachte overschrijding gemeld van 15,4 mln. De overschrijding vloeide voort uit een bijdrage aan het Internationale Rode Kruis (ICRC) ten bedrage van 18,0 mln. Het ICRC had eind 1994 speciale aandacht gevraagd voor de «Forgotten Conflicts», zoals Afghanistan, Sri Lanka, Kaukasus en Cambodja, conflictgebieden waar ICRC werkt en waar de programma's voor 1994 financieel nog niet gedekt waren. Hier werd 9,0 mln aan bijgedragen. Daarnaast vroeg ICRC een extra bijdrage voor het voormalige Joegoslavië gezien de noodzakelijke uitbreiding van haar activiteiten daar, na het verhevigen van het conflict in een aantal gebieden en een extra bijdrage voor haar activiteiten in Rwanda en Burundi, een programma dat meerdere malen moest worden verhoogd gedurende 1994. Voor elk van deze landen is 3,0 mln ter beschikking gesteld.
Voorts werd een bijdrage van 8,75 mln verstrekt aan het VN Trust Fund voor Rwanda. Dit fonds is opgezet om onder meer de nieuwe regering te helpen dusdanige condities te creëren in Rwanda, dat vluchtelingen en ontheemden weer op korte termijn terug kunnen keren. De uitgaven van de betreffende bijdragen kwamen deels ten laste van nog in het programma beschikbare middelen en worden deels in 1995 betaalbaar gesteld op basis van de financieringsbehoeften. De slotwetmutatie van de verplichtingen ad 30,374 mln wordt dus voor 26,75 mln veroorzaakt door de in de decemberbrief vermelde bijdragen – en is voor dat laatste bedrag dus beleidsmatig van aard – en betreft voor het overige (3,624 mln) het gelijkmaken van de raming aan de realisatie.
Voor wat betreft de uitgaven werd in de decemberbrief aangegeven, dat naar verwachting een overschrijding op zou treden van 15,4 mln als gevolg van de hiervoor genoemde bijdragen aan het ICRC en aan het VN Trust Fund voor Rwanda. Doordat op de daarnaast lopende activiteiten uitgaven iets sneller dan verwacht zijn gerealiseerd, is de uiteindelijke overschijding uitgekomen op 17,397 mln, die dus voor 15,4 mln beleidsmatig van aard is.
Met de brief van tweede ondergetekende van 19 januari 1995, is de Kamer een overzicht toegegaan van alle in 1994 gedane committeringen in het kader van de nood-, humanitaire en rehabilitatiehulp.
Artikel 03.33.03 Activiteiten m.b.t mensenrechten en democratiseringsprocessen
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 10 000 | 10 000 |
Mutatie | – 441 | 1 070 |
Stand Slotwet 1994 | 9 559 | 11 070 |
Als gevolg van een iets snellere realisatie van de uitgaven op de lopende portefeuille dan werd geraamd bij de opstelling van de tweede wijzigingswet, werd in de decemberbrief een geraamde overschrijding gemeld van 0,8 mln. De definitieve omvang daarvan is uitgekomen op 1,070 mln.
Artikel 03.34 Programma- ondersteuning en -vernieuwing
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 48 400 | 46 900 |
1e suppletore begroting | 400 | 400 |
2e suppletore begroting | 5 500 | – 400 |
Mutatie | 10 729 | – 1 945 |
Stand Slotwet 1994 | 65 029 | 44 955 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.34.01 Project- en programmavoorbereiding en begeleiding
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 4 300 | 4 300 |
1e suppletore begroting | – 900 | – 900 |
2e suppletore begroting | – | – 100 |
Mutatie | – 294 | – 735 |
Stand Slotwet 1994 | 3 106 | 2 565 |
Voor het programma geldt dat de omvang van verplichtingen en uitgaven afhankelijk is van de mate waarin fondsen benodigd zijn voor de financiering van kosten samenhangend met de interne ontwikkeling en uitvoering van het OS-beleid. De stand van de aangegane verplichtingen en aanvragen voor financiering leidde bij de eerste suppletore begroting tot een verwachte onderschrijding van 0,9 mln van de verplichtingen- en uitgavenramingen. De uiteindelijke realisatie heeft tot een verdere onderschrijding van de verplichtingenraming geleid van 0,294 mln.
Voor de mutatie in de eerste wijzigingswet wordt verwezen naar het hierboven bij «verplichtingen» vermelde. Bij de tweede wijzigingswet werd het uitgavenbedrag verder verlaagd met 0,1 mln.
In de decemberbrief werd een verdere onderschrijding geraamd van 0,2 mln als gevolg van het gegeven, dat de realisatie van de uitgaven langzamer verliep dan verwacht ten opzichte van de tweede wijzigingswet. Doordat enkele uitgaven in tegenstelling tot de verwachting niet meer in 1994 werden gerealiseerd, is de onderschrijding uiteindelijk toegenomen tot 0,735 mln.
Artikel 03.34.02 KAP-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 16 100 | 16 100 |
Mutatie | – 1 647 | – 1 647 |
Stand Slotwet 1994 | 14 453 | 14 453 |
Het programma wordt via 62 ambassades uitgevoerd met activiteiten in ca 120 landen. Doordat een aantal activiteiten niet meer tot uitgaven heeft geleid in 1994, is een onderschrijding ontstaan van 1,647 mln die leidt tot overeenkomstige slotwetmutaties.
Artikel 03.34.03 Gemeente-initiatieven en kleine plaatselijke activiteiten
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 5 000 | 5 000 |
2e suppletore begroting | 1 500 | 1 000 |
Mutatie | 6 419 | 1 000 |
Stand Slotwet 1994 | 12 919 | 7 000 |
Bij de tweede suppletore begroting werd het verplichtingenbedrag met 1,5 mln verhoogd, in verband met een groter beroep op medefinanciering van activiteiten in dit programma.
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de VNG en de NCO de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdragen voor 1995 aan respectievelijk het Gemeentelijke Initiatievenprogramma (inclusief Kleine Plaatselijke Activiteiten Nicaragua) ad 3,5 mln via de VNG en het Kleine Plaatselijke Activiteitenprogramma ad 2,5 mln via de NCO, totaal 6,0 mln, en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994. Het voorgaande en de uitvoering over 1994 resulteren per saldo in een slotwetmutatie van plus 6,419 mln.
Het onder verplichtingen vermelde, leidde tot een verhoging van de uitgaven bij de tweede wijzigingswet met 1,0 mln. In de decemberbrief werd een overschrijding gemeld van 1,0 mln omdat het beroep op bijdragen voor kleine plaatselijke activiteiten in dit in de loop van 1994 aan de NCO uitbestede programma, verder was toegenomen. Dit resulteert in een opwaartse slotwetmutatie van 1,0 mln.
Artikel 03.34.04 Culturele programma's
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 3 000 | 3 000 |
Mutatie | – 856 | – 321 |
Stand Slotwet 1994 | 2 144 | 2 679 |
De onderschrijding van de verplichtingenraming wordt deels – zoals vermeld in de decemberbrief – veroorzaakt doordat de voorbereiding inzake het project Cultureel Geschenk Jemen (de conservering van de Al-Ahqab-collectie te Tarim) door de burgeroorlog werd afgebroken en dientengevolge vertraagd zodat de werkzaamheden van het project pas in april 1995 kunnen starten. Daarnaast is van enkele activiteiten de beoordeling nog niet afgerond zodat nog niet kon worden overgegaan tot het aangaan van verplichtingen terzake. Per saldo leidt een en ander tot een slotwetmutatie van minus 0,856 mln.
Het hiervóór bij «verplichtingen» vermelde t.a.v. het Cultureel Geschenk Jemen en een geringe vertraging in de betalingen op andere activiteiten, leidt per saldo tot een onderschrijding van 0,321 mln.
Artikel 03.34.05 Communicatieprogramma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 4 000 | 4 000 |
2e suppletore begroting | 2 300 | – 300 |
Mutatie | 2 291 | – 13 |
Stand Slotwet 1994 | 8 591 | 3 687 |
De groeiende belangstelling voor dit programma, leidde in de tweede suppletore begroting tot een verhoging met 2,3 mln. De financiering daarvan vindt plaats binnen het budgettaire kader van het programma in latere jaren.
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan de Stichting Communicatie Ontwikkelingssamenwerking (SCO) de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage voor 1995 ad 2,5 mln aan het SCO-programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van per saldo 2,291 mln.
De geringe verlaging in de uitgavenraming van 0,3 mln bij de tweede wijzigingswet betrof het geraamde saldo van een aantal mineure over- en onderschrijdingen op de lopende activiteiten. De uiteindelijke realisatie leidt tot een slotwetmutatie van minus 0,013 mln.
Artikel 03.34.06 Doelbijdragen en overige
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 14 000 | 12 500 |
1e suppletore begroting | 1 300 | 1 300 |
2e suppletore begroting | – | – 1 000 |
Mutatie | 4 862 | – 215 |
Stand Slotwet 1994 | 20 162 | 12 585 |
De verhoging bij de eerste wijzigingswet werd veroorzaakt door een eenmalige bijdrage aan de Stichting Max Havelaar ten behoeve van de publiekscampagne inzake cacao. Als gevolg van het aangaan van enkele meerjarige verplichtingen in dit onderdeel, is een piek ontstaan in de realisatie van de verplichtingen. Een en ander leidt tot een opwaartse slotwetmutatie van 4,862 mln.
Voor de verhoging met 1,3 mln in de eerste suppletore begroting, wordt verwezen naar het hiervóór bij «verplichtingen» vermelde. Bij de tweede suppletore begroting werd het beschikbare bedrag verlaagd met 1,0 mln in verband met een verwachte onderschrijding op dit onderdeel als gevolg van een geringer aantal financieringsaanvragen tot uitgaven leidend in 1994, dan binnen de beschikbare middelen kon worden gefinancierd.
De definitieve realisatie van de uitgaven is, ten opzichte van de stand bij de tweede wijzigingswet, iets lager uitgevallen zodat een slotwetmutatie van minus 0,215 mln resulteert.
Artikel 03.34.07 K en O-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 2 000 | 2 000 |
2e suppletore begroting | 1 700 | – |
Mutatie | – 46 | – 14 |
Stand Slotwet 1994 | 3 654 | 1 986 |
De beleidsnotitie «Beleid in de Kinderschoenen» leidde tot meer belangstelling voor dit programma terwijl daarnaast een meerjarige verplichting werd aangegaan. Dit leidde tot een verhoging van het verplichtingenbedrag met 1,7 mln in de tweede wijzigingswet. De definitieve realisatie mondt uit in een slotwetmutatie van 0,046 mln.
Artikel 03.36 Multilaterale fondsen en programma's
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 579 250 | 486 950 |
1e suppletore begroting | 1 250 | 1 250 |
2e suppletore begroting | 22 800 | 38 150 |
Mutatie | 141 517 | 20 811 |
Stand Slotwet 1994 | 744 817 | 547 161 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.36.01 VN-ontwikkelingsprogramma (UNDP)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 160 000 | 160 000 |
Mutatie | 170 000 | 10 000 |
Stand Slotwet 1994 | 330 000 | 170 000 |
In het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde, is aangegeven dat de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer – in haar rapport bij de financiële verantwoording over 1993 – tot gevolg hebben, dat ook de vrijwillige bijdragen aan VN-instellingen wanneer die in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, als een verplichting moet worden geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan. Voorheen werden deze bijdragen als een verplichting geregistreerd in hetzelfde jaar als waarvoor de bijdrage was bestemd (kas = verplichtingen-regel).
Aansluitend aan de «pledging conference» op 1 en 2 november 1994 in New York, is eind 1994 de bijdrage voor 1995 ad 160,0 mln aan UNDP schriftelijk toegezegd en in de verplichtingenadministratie opgenomen. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met dit bedrag.
Tezamen met de bij de uitgaven vermelde extra bijdrage ad 10,0 mln, resulteert dit derhalve in een opwaartse slotwetmutatie van 170,0 mln, waarvan 10,0 mln van beleidsmatige aard is.
In de decemberbrief werd een overschrijding gemeld van 10,0 mln in verband met een bijdrage aan de extra taken die UNDP toevloeien in het kader van de wederopbouw van samenlevingen na het beëindigen van conflicten en om aldus een goed verlopende overgang tot stand te brengen tussen noodhulp en structurele hulp.
Artikel 03.36.02 VN-kapitaalontwikkelingsfonds (UNCDF)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 10 000 | 10 000 |
Mutatie | 9 400 | – |
Stand Slotwet 1994 | 19 400 | 10 000 |
In het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde, is aangegeven dat de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer – in haar rapport bij de financiële verantwoording over 1993 – tot gevolg hebben, dat ook de vrijwillige bijdragen aan VN-instellingen wanneer die in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, als een verplichting moet worden geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan. Voorheen werden deze bijdragen als een verplichting geregistreerd in hetzelfde jaar als waarvoor de bijdrage was bestemd (kas = verplichtingen-regel).
Aansluitend aan de «pledging conference» op 1 en 2 november 1994 in New York, is eind 1994 een bijdrage voor 1995 ad 9,4 mln aan UNCDF schriftelijk toegezegd en in de verplichtingenadministratie opgenomen. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met dit bedrag.
Artikel 03.36.03 VN-bevolkingsfonds (UNFPA)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 60 000 | 60 000 |
Mutatie | 70 000 | 6 000 |
Stand Slotwet 1994 | 130 000 | 66 000 |
In het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde, is aangegeven dat de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer – in haar rapport bij de financiële verantwoording over 1993 – tot gevolg hebben, dat ook de vrijwillige bijdragen aan VN-instellingen wanneer die in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, als een verplichting moet worden geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan. Voorheen werden deze bijdragen als een verplichting geregistreerd in hetzelfde jaar als waarvoor de bijdrage was bestemd (kas = verplichtingen-regel).
Aansluitend aan de «pledging conference» op 1 en 2 november 1994 in New York, is eind 1994 de bijdrage voor 1995 ad 64,0 mln aan UNFPA schriftelijk toegezegd en in de verplichtingenadministratie opgenomen. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met dit bedrag.
Tezamen met de bij de uitgaven genoemde additionele bijdrage, leidt dit tot een opwaartse slotwetmutatie van 70,0 mln, waarvan 6,0 mln een beleidsmatig karakter heeft.
In de decemberbrief werd een overschrijding gemeld in verband met een additionele bijdrage van 6,0 mln aan UNFPA ter verlichting van de extra begrotingsdruk, die UNFPA heeft ondervonden als gevolg van de Wereldbevolkingsconferentie in Caïro en om het Fonds in staat te stellen de eerste fase van de implementatie van het Caïro-actieprogramma op te vangen.
Artikel 03.36.04 Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 37 000 | 37 000 |
Mutatie | 42 000 | 5 000 |
Stand Slotwet 1994 | 79 000 | 42 000 |
In het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde, is aangegeven dat de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer – in haar rapport bij de financiële verantwoording over 1993 – tot gevolg hebben, dat ook de vrijwillige bijdragen aan VN-instellingen wanneer die in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, als een verplichting moet worden geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan. Voorheen werden deze bijdragen als een verplichting geregistreerd in hetzelfde jaar als waarvoor de bijdrage was bestemd (kas = verplichtingen-regel).
Aansluitend aan de «pledging conference» op 1 en 2 november 1994 in New York, is eind 1994 de bijdrage voor 1995 ad 37,0 mln aan UNICEF schriftelijk toegezegd en in de verplichtingenadministratie opgenomen. Dit leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenraming met dit bedrag.
Tezamen met de bij de uitgaven genoemde extra bijdrage, leidt dit tot een opwaartse slotwetmutatie van 42,0 mln, die voor 5,0 mln beleidsmatig van aard is.
In de decemberbrief werd melding gemaakt van een additionele bijdrage aan UNICEF ten bedrage van 5,0 mln met name in verband met de extra activiteiten die UNICEF boven op haar reguliere programma's in de afgelopen jaren heeft moeten ontwikkelen voor kinderen in moeilijke omstandigheden in gewelddadige conflicten.
Artikel 03.36.05 VN-Vluchtelingenprogramma (UNHCR)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 43 000 | 43 000 |
2e suppletore begroting | 10 000 | 10 000 |
Stand Slotwet 1994 | 53 000 | 53 000 |
De verhoging bij de tweede wijzigingswet hing samen met een verzoek van UNHCR voor extra middelen in verband met de grote financieringsbehoefte voor onder andere de opvang van vluchtelingen uit Liberia en Afghanistan en de repatriëring van vluchtelingen naar Mozambique en Sri Lanka en de humanitaire hulp aan Rwanda en Burundi.
Artikel 03.36.06 VN-organisatie voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting (x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 9 000 | 9 000 |
Mutatie | 1 000 | 1 000 |
Stand Slotwet 1994 | 10 000 | 10 000 |
In de decemberbrief werd een overschrijding gemeld van 1,0 mln in verband met een verhoging van de bijdrage vanwege het belang van een snelle verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnen, nodig voor het slagen van het Palestijns interim zelfbestuur. E.e.a. leidt dus tot slotwetmutaties van 1,0 mln die beleidsmatig van aard zijn.
Artikel 03.36.08 Wereldvoedselprogramma en Internationale Noodhulpreserve (WFP/IEFR)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 145 000 | 72 500 |
Mutatie | – 140 000 | 4 669 |
Stand Slotwet 1994 | 5 000 | 77 169 |
Het aangaan van de verplichting eind 1994 inzake de bijdrage aan WFP/IEFR voor het biennium 1995/1996, waarvoor in de ontwerpbegroting 1994 een verplichtingenraming van 145,0 mln was opgenomen, ondervond enige vertraging omdat het noodzakelijk was een aanvullende raamovereenkomst op te stellen. Als gevolg hiervan is de schriftelijke toezegging terzake eerst in januari 1995 verzonden en de verplichting derhalve in 1995 opgenomen in de verplichtingenadministratie. Door de hierna bij de «uitgaven» toegelichte additionele bijdrage van 5,0 mln, leidt een en ander per saldo tot een neerwaartse slotwetmutatie van 140,0 mln.
Een extra bijdrage van 5,0 mln , naar aanleiding van een van de aanbevelingen van de tri-partite evaluatie van het WFP, ten behoeve van het Immediate Response Account voor snelle acties in acute noodsituaties, leidt – zoals aangegeven in de decemberbrief – tot een verhoging van het uitgavenbedrag. Op de bijdrage in het kader van het biennium 1993/1994, ontstond in 1994 een kleine onderschrijding (0,331 mln), zodat per saldo een verhoging van de uitgavenraming nodig is met 4,669 mln die beleidsmatig van aard is.
Artikel 03.36.09 Speciale Programma's
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 54 000 | 34 200 |
1e suppletore begroting | 1 250 | 1 250 |
2e suppletore begroting | – 10 250 | 5 100 |
Mutatie | – 1 630 | 3 395 |
Stand Slotwet 1994 | 43 370 | 43 945 |
In de eerste suppletore begroting werd het verplichtingenbedrag met 1,250 mln verhoogd in verband met bijdragen aan de viering van het 50-jarig bestaan van de VN ( 1,0 mln ) en 0,25 mln ten behoeve van de Population Council ter voorbereiding op de wereldbevolkingsconferentie te Cairo. In de tweede suppletore begroting werd de raming neerwaarts bijgesteld in verband met het gegeven dat in 1994 minder bijdragen voor twee jaar (1994 en 1995) werden verplicht dan verwacht werd bij de opstelling van de begroting. De definitieve realisatie leidt tot een neerwaartse mutatie van 1,63 mln.
Om reden zoals vermeld onder verplichtingen, werd bij de eerste wijzigingswet de uitgaven raming verhoogd met 1,25 mln. Bij de tweede suppletore begroting werd dit bedrag verder verhoogd ten behoeve van een bijdrage aan ECA ( 1,0 mln), een bijdrage aan UNICEF voor het Independent Vaccine Programma (2,0 mln) en voor 2,1 mln door versnelde uitgaven van lopende projecten.
In de decemberbrief werd een overschrijding aangekondigd van 2,0 mln in verband met een (additionele) bijdrage aan het Consultant Trust Fund van de Wereldbank. Deze additionele bijdrage en een iets sneller dan verwacht uitgavenritme van de lopende activiteiten, leiden tot een slotwetmutatie van plus 3,395 mln, die derhalve voor 2,0 mln een beleidsmatig karakter heeft.
Artikel 03.36.10 VN-vredesoperaties in ontwikkelingslanden
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 61 250 | 61 250 |
2e suppletore begroting | 23 050 | 23 050 |
Mutatie | – 9 253 | – 9 253 |
Stand Slotwet 1994 | 75 047 | 75 047 |
De VN-ramingen ten tijde van de tweede suppletore begroting inzake de contributies voor vredesoperaties in ontwikkelingslanden overschreden het begrotingsbedrag, waardoor een verhoging nodig was met 23,05 mln.
In de decemberbrief werd een onderschrijding van 9,25 mln aangekondigd omdat de begrotingen voor de meest recente mandaatsperioden – in tegenstelling tot de verwachting bij de tweede suppletore begroting – nog niet door de Algemene Vergadering van de VN waren behandeld.
Zoals blijkt uit de slotwetmutatie van minus 9,253 mln heeft die onderschrijding zich daadwerkelijk gerealiseerd.
Artikel 03.37 Internationaal Onderwijs
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 131 600 | 125 200 |
2e suppletore begroting | 3 100 | – 16 098 |
Mutatie | 28 922 | – 7 552 |
Stand Slotwet 1994 | 163 622 | 101 550 |
De mutaties worden hierna op sub-artikelniveau gespecificeerd en toegelicht.
Artikel 03.37.01 Medefinanciering Hoger Onderwijs (MHO)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 38 000 | 38 000 |
2e suppletore begroting | – 13 400 | – 13 400 |
Mutatie | 38 083 | 83 |
Stand Slotwet 1994 | 62 683 | 24 683 |
Met de instelling van een programmafinancieringsmodel heeft de universitaire samenwerking een andere opzet gekregen (brede samenwerkingsrelaties in plaats van vele losse projecten). De invoering daarvan verliep minder snel dan aanvankelijk gepland. Omdat de selectie van nieuwe counterpart-instellingen eerst medio 1994 kon worden afgerond, is een vertraging opgetreden in de uitvoering van dit programma. Daarnaast waren de uitgaven op lopende activiteiten lager door verrekening met eerder verstrekte voorschotten. Per saldo leidde dit tot een verlaging bij de tweede wijzigingswet met 13,4 mln.
Bijdragen die op grond van de bepalingen van een programmafinancieringsovereenkomst in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij bestemd zijn schriftelijk worden toegezegd, worden met ingang van 1994 als een aangegane verplichting geregistreerd in het jaar waarin de schriftelijke toezegging wordt gedaan en niet – zoals voorheen – in het jaar waarvoor de betreffende bijdrage is bestemd. Dit vloeit voort uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording over 1993. Terzake zij ook verwezen naar het hiervóór bij het onderdeel «Algemeen» van beleidsveld 03 vermelde.
Conform de bepalingen van de programmafinancieringsovereenkomst is ultimo 1994 aan het Nuffic de schriftelijke toezegging verzonden inzake de bijdrage ad 38,0 mln voor 1995 aan het MHO-programma en opgenomen in de verplichtingenadministratie. Een en ander leidt tot een technische overschrijding van de verplichtingenbegroting van 1994, resulterend in een slotwetmutatie van 38,083 mln, waarvan 0,083 mln als gevolg van de iets hogere uitgavenrealisatie in vergelijking met de raming in de tweede wijzigingswet, hetgeen daarnaast leidt tot een slotwetmutatie van 0,083 mln bij de uitgaven.
Artikel 03.37.02 Directe steun aan opleidingsinstituten in ontwikkelingslanden (DSO)
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 29 600 | 27 400 |
2e suppletore begroting | 10 400 | – |
Mutatie | – 11 180 | – 5 094 |
Stand Slotwet 1994 | 28 820 | 22 306 |
De verhoging van de verplichtingenraming met 10,4 mln bij de tweede wijzigingswet hield verband met de nieuwe opzet van het programma op basis van de nota «Ontwikkelingssamenwerking en onderwijs in de jaren negentig» (TK, 1991 – 1992, 22 473, nrs 1 en 2), waardoor meerjarige verplichtingen zijn aangegaan ten behoeve van opleidingsinstituten in ontwikkelingslanden.
De definitieve realisatie leidde tot een onderschrijding van de verplichtingenraming met 11,180. De oorzaak hiervan is, dat er in de raming rekening mee was gehouden dat bijdragen inzake de samenwerking Nederland-Israel na 1994 in 1994 in de verplichtingenadministratie verwerkt zouden worden. Door enige vertraging in de afhandeling daarvan, is dat eerst begin 1995 geschied.
In de decemberbrief werd een onderschrijding van de beschikbare middelen geraamd aan van ca 4,2 mln in vergelijking met de stand van de tweede wijzigingswet.
De definitieve omvang van de onderschrijding is met 5,094 mln nog enigszins hoger uitgevallen. Aan de onderschrijding liggen de volgende redenen ten grondslag. In de eerste plaats blijken de eerder van de instellingen ontvangen ramingen van de uitgaven voor 1994 te hoog te zijn in vergelijking met de thans van hen ontvangen declaraties. Ten tweede is vertraging ontstaan in de afhandeling en betaling omdat een aantal instellingen niet binnen de vastgestelde periode hun rapportage heeft ingediend. Beide oorzaken samen hebben geleid tot een onderschrijding van ca 2,3 mln. Ten derde is bij de behandeling van enkele nieuwe projectvoorstellen vertraging opgetreden waardoor de nog in 1994 verwachte goedkeuring en bevoorschotting (ca 2,7 mln) niet heeft plaats gevonden.
Artikel 03.37.03 Samenwerking met Internationaal Onderwijs Instituten (SIO)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 64 000 | 59 800 |
2e suppletore begroting | 6 100 | – 2 698 |
Mutatie | 2 019 | – 2 541 |
Stand Slotwet 1994 | 72 119 | 54 561 |
Bij de saldering van de verplichtingenramingen van de artikelonderdelen naar het totaal van het artikel in de begrotingsstaat van de ontwerpbegroting 1994, is een opwaartse verschrijving ontstaan van 0,1 mln. In verband daarmee dient de «Stand ontwerp-begroting 1994» voor dit onderdeel te worden gesteld op 64,0 mln (was 63,9 mln). De verhoging in de tweede wijzigingswet van 6,1 mln hield verband met het aangaan van een aantal nieuwe meerjarige verplichtingen ter continuering van het programma. De uiteindelijke realisatie is 2,019 mln hoger uitgevallen, hetgeen leidt tot een overeenkomstige slotwetmutatie.
Bij de tweede suppletore begroting werd de uitgavenraming per saldo met 2,698 mln neerwaarts bijgesteld in verband met een verwachte vertraging in de ontvangst van afrekeningen van lopende activiteiten, waardoor geen of minder nieuwe fondsen beschikbaar werden gesteld.
In de decemberbrief werd aangegeven dat een verdere onderschrijding van 2,2 mln werd verwacht. De definitieve omvang daarvan is – zoals blijkt uit de slotwetmutatie 2,541 mln. Deze onderschrijding is het gevolg van het feit dat een aantal declaraties voor activiteiten in uitvoering – in tegenstelling tot de verwachting – niet is ontvangen, dan wel lager dan gepland.
Daarnaast heeft de bevoorschotting (1,3 mln) van een reeds in oktober jl. goedgekeurd project tussen het RVB en Ranche House College in Zimbabwe, dat op 1 december jl. had moeten beginnen, niet kunnen plaats vinden omdat de betrokken instellingen niet hebben voldaan aan de voorwaarde om het projectdocument bij te stellen.
Artikel 03.39 Landenprogramma Afrika
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 593 000 | 575 000 |
1e suppletore begroting | 18 000 | 18 000 |
2e suppletore begroting | – | 5 300 |
Mutatie | 8 293 | 21 528 |
Stand Slotwet 1994 | 619 293 | 619 828 |
Als gevolg van de bij art. 03.33.01 «Humanitaire noodsituaties» toegelichte overboeking van middelen naar het landenprogramma Afrika ten behoeve van rehabilitatiehulp aan Eritrea en de Bezette Gebieden werd bij de eerste wijzigingswet de verplichtingen- en uitgavenraming verhoogd met 18,0 mln. De uiteindelijke realisatie resulteerde in een relatief geringe overschrijding en een overeenkomstige slotwetmutatie van 8,293 mln.
De verhoging bij de tweede wijzigingswet met 5,3 mln was het saldo van enige mutaties. Ten eerste een verhoging voor het regioprogramma Zuidelijk Afrika met 20,0 mln bestaande uit een additionele bijdrage van 5,0 mln via de Wereldbank aan het programma van ondersteuning van de economische en politieke hervormingen in Zambia (de fifth dimension), 10,0 mln ten behoeve van additionele projecten in Zuid-Afrika en Namibië en 5,0 mln in verband met het sneller tot besteding komen van de laatste Nederlandse bijdrage aan de zogenaamde Ibanda-Uyole weg. Ten tweede een verlaging van het regioprogramma «Nijl en Rode Zee» als gevolg van de tijdelijke stopzetting van projecten in Jemen door de (burger)oorlog en ten derde door een budgetneutrale overheveling van 4,4 mln uit het programma voor Midden en Oost-Afrika naar artikelonderdeel 03.33.01 voor financiering van de noodhulp in Rwanda.
In de decemberbrief werd melding gemaakt van een geraamde overschrijding van 22,4 mln. Deze overschrijding bedraagt uiteindelijk – zoals blijkt uit de slotwetmutatie 21,528 mln.
Voor de regio Nijl en Rode Zee werd na een dringende oproep van de donorcoördinatiegroep voor hulp aan de Palestijnen, die op 29 en 30 november 1994 in Brussel bijeenkwam, een tweede bijdrage van 4 mln beschikbaar gesteld aan het Johan Jørgen Holst Peace Fund. Dit fonds werd begin 1994 in het leven geroepen ter leniging van het Palestijnse begrotingstekort. Het fonds wordt beheerd door de Wereldbank. Tevens werd via UNRWA een bijdrage van 6,05 mln beschikbaar gesteld voor operationele kosten van de Palestijnse politie. Een goed functionerend Palestijns politieapparaat is noodzakelijk voor de voortgang van het vredesproces in het Midden Oosten. Dit, en de uitvoering van het lopende programma resulteerde per saldo in een overschrijding van 10,073 mln ten opzichte van de stand bij de tweede wijzigingswet, die voor 10 mln een beleidsmatig karakter heeft.
Voor de regio Sahel werd in de decemberbrief een kleine onderschrijding geraamd van 0,3 mln. De uiteindelijke realisatie is iets hoger uitgevallen, waardoor een geringe overschrijding van 0,784 mln is opgetreden in vergelijking met de stand bij de tweede wijzigingswet.
Voor het regioprogramma Zuidelijk Afrika werd in de decemberbrief een overschrijding verwacht met 22,6 mln als gevolg van een snellere realisatie van uitgaven op het lopende programma (3,8 mln); een additionele bijdrage van 5,0 mln aan de fifth dimension (schuldkwijtschelding) voor Zambia in verband met de zeer positieve beoordeling door de Wereldbank over de voortgang van het structurele aanpassingsprogramma alsmede de gedurfde en ingrijpende maatregelen die Zambia heeft genomen met betrekking tot privatisering van semi-overheidsbedrijven. Met deze extra bijdrage kwam de totale Nederlandse bijdrage aan de fifth dimension in 1994 op 15 mln, welk bedrag overeenkomt met de toezegging in 1993 in het kader van het structurele aanpassingsprogramma. Voorts door een bijdrage van 5,0 mln aan het Noodvoedselhulpprogramma van WFP in Mozambique in verband met de tegenvallende oogst wegens droogte en een additionele bijdrage van 8,8 mln aan het programma van UNHCR voor repatriëring en reïntegratie van vluchtelingen, gelet op de zeer positieve resultaten van een in november 1994 in opdracht van Nederland uitgevoerde evaluatie. Deze bijdragen mede als ondersteuning van het positief verlopende vredesproces in Mozambique.
Het voorgaande resulteerde uiteindelijk in een overschrijding van 21,992 mln, in vergelijking met de stand bij de tweede wijzigingswet, die voor 18,8 mln als beleidsmatig kan worden aangemerkt.
Voor het regioprogramma Oost Afrika werd in de decemberbrief een verwachte onderschrijding van het kasplafond gemeld van 9,3 mln. De definitieve realisatie is nog iets lager uitgevallen in casu een onderschrijding van 10,83 mln van het kasplafond bij de tweede wijzigingswet. Hiervan wordt 3,6 mln veroorzaakt door het feit dat een voorziene bijdrage in de financiering van de schuldendienst van Uganda bij de IBRD – waarvoor in oktober een verzoek van de Ugandese autoriteiten werd ontvangen – inmiddels door Zweden en Noorwegen bleek te zullen worden gefinancierd.
De overige 7,23 mln aan onderschrijdingen wordt veroorzaakt door het achterblijven van de bestedingen uit hoofde van het lopende projectenprogramma. Met name door de aanhouding van voorziene investeringen in de Tanzaniaanse suikerindustrie in afwachting van de uitkomsten van een privatiseringsstudie; door vertragingen in de uitvoering van de uitbestede waterprogramma's in Kenya en Tanzania als gevolg van stagnatie bij het overdragen van regionale verantwoordelijkheden naar districtsniveau in Kenya en, in Tanzania, door een bijstelling van de wijze waarop het programma wordt uitgevoerd. Tenslotte lagere uitgaven ten opzichte van de jaarbegrotingen van twee van de tien districtenprogramma's in Tanzania door opstartproblemen en tegenvallende lokale uitvoeringscapaciteit en een vertraging en de aanbesteding van het «droogte management»-programma in Noord Kenya.
In de decemberbrief werd voor het onderdeel «Overig Afrika», door een lagere realisatie van de uitgaven ten opzichte van de stand bij de tweede wijzigingswet, een geringe onderschrijding van 0,2 mln verwacht. Blijkens de definitieve realisatiecijfers, is de verwachte onderschrijding nog enigszins hoger uitgevallen en bedraagt 0,491 mln.
Artikel 03.40 Landenprogramma Latijns-Amerika
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 85 000 | 110 000 |
2e suppletore begroting | 19 000 | 11 280 |
Mutatie | 391 | – 2 129 |
Stand Slotwet 1994 | 104 391 | 119 151 |
In de tweede suppletore wet werd de verplichtingenraming met 19,0 mln verhoogd in verband met de noodzaak tot het aangaan van een aantal nieuwe verplichtingen om de continuïteit van het programma te verzekeren. De realisatie leidt per saldo tot een slotwetmutatie van 0,391 mln.
Zowel voor het onderdeel «Midden-Amerika» als voor het onderdeel «Andes», bleek het in de ontwerpbegroting 1994 opgenomen bedrag – dat in verband met de beschikbare middelen noodzakelijkerwijs op een lager niveau was vastgesteld dan in de eerdere meerjarenraming was opgenomen – onvoldoende voor de lopende en noodzakelijke nieuwe verplichtingen zodat in de tweede suppletore wet het uitgavenbedrag werd verhoogd met respectievelijk 4,0 mln en 7,28 mln.
Voor dit artikel werd in de decemberbrief een onderschrijding geraamd van 2,48 mln bestaande uit een geringe overschrijding op het kasplafond voor het Andesprogramma als gevolg van het iets sneller verlopen van de uitgaven en een onderschrijding op het kasplafond voor de regio Midden Amerika doordat enige multilateraal uitgevoerde projecten aanzienlijk onder het verwachte uitgavenniveau zouden blijven. De definitieve omvang van de onderschrijding bedraagt – zoals blijkt uit de slotwetmutatie – 2,129 mln, bestaande uit een overschrijding van het kasplafond voor de Andes-regio met 0,980 mln en een onderschrijding op het kasplafond voor de regio Midden Amerika met 3,109 mln in vergelijking met de stand bij de tweede wijzigingswet.
Artikel 03.42 West-Oost-Zuid-programma
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 63 000 | 53 500 |
2e suppletore begroting | 27 000 | 39 561 |
Mutatie | 4 834 | 486 |
Stand Slotwet 1994 | 94 834 | 93 547 |
In de tweede wijzigingswet werd de verplichtingenraming met 27,0 mln verhoogd in verband met de bij «uitgaven» toegelichte additionele hulp aan Macedonië, Moldavië en Albanië. De voortgang in het continue proces van identificatie, formulering, beoordeling en committering van activiteiten resulteerde per saldo in een relatief geringe overschrijding van de verplichtingenraming en daarmee in een slotwetmutatie van 4,834 mln.
De verhoging in de tweede wijzigingswet met 39,561 mln hing samen met de Nederlandse bijdrage aan de Support Group Macedonië (19,6 mln), een verhoging van de bijdrage ten behoeve van Moldavië in cofinanciering met de Wereldbank (5,0 mln); cofinanciering met de Wereldbank van Import Support (5,0 mln) ten behoeve van Albanië en de financiering van het lopende programma, dat zich sneller realiseerde zodat méér middelen benodigd waren.
De definitieve realisatie leidde tot een kleine opwaartse slotwetmutatie van 0,486 mln.
Artikel 03.43 Garanties Suriname
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | p.m. | p.m. |
2e suppletore begroting | – | 4 375 |
Mutatie | 27 900 | – |
Stand Slotwet 1994 | 27 900 | 4 375 |
In het verdrag met Suriname is een garantiefaciliteit van f 500 mln opgenomen. Vooraf is niet bekend of op deze faciliteit een beroep zal worden gedaan, zodat in de ontwerpbegroting een memoriepost wordt opgenomen.
Eind 1994 is de in 1993 afgegeven garantie voor de financiering van de investeringskosten voor een olieraffinaderij verhoogd met 27,9 mln tot 50,0 mln. Dit leidt tot een slotwetmutatie van 27,9 mln.
De mutatie in de tweede suppletore wet heeft betrekking op een beroep op het garantieartikel uit hoofde van de garantie op een door de ABN in 1987 verstrekte lening. De betreffende uitgaven komen ten laste van de verdragsmiddelen.
Artikel 03.44 Landenprogramma Azië
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerpbegroting(x f 1 000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 200 000 | 285 000 |
1e suppletore begroting | 7 000 | 8 600 |
2e suppletore begroting | – | 6 152 |
Mutatie | 92 721 | 4 509 |
Stand Slotwet 1994 | 299 721 | 304 261 |
De verhoging van de verplichtingenraming bij de eerste suppletore wet hing samen met de bij artikel 03.33.01 «Humanitaire noodsituaties» toegelichte overheveling van middelen naar het landenprogramma ten behoeve van rehabilitatiehulp aan Cambodja.
Hiervóór is bij beleidsveld 03 onderdeel «Algemeen» ten aanzien van de verplichtingenramingen aangegeven, dat deze een tentatief karakter hebben, waarbij de aard van het hulpplafond met zich meebrengt dat de kasbegroting centraal staat. Wijzigingen in de kasramingen beïnvloeden de ruimte voor in hetzelfde jaar aan te gane verplichtingen. Tevens wordt de ruimte voor het aangaan van verplichtingen beïnvloed door neerwaartse bijstellingen van verplichtingen die in voorgaande jaren zijn aangegaan, aangezien daardoor in de beschikbare kasmiddelen van het lopende jaar en de toekomstige jaren – die bij het aangaan van nieuwe verplichtingen de bepalende factor zijn – ruimte ontstaat voor de financiering van nieuwe verplichtingen.
Zoals blijkt uit de saldibalans, en aldaar nader wordt toegelicht, heeft in 1994 een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden op vóór 1994 aangegane verplichtingen ten laste van dit artikel tot een bedrag van 68,0 mln. Voor de hierdoor ontstane ruimte in de beschikbare kasmiddelen in 1994 en later, zijn in het voortdurende proces van identificatie, beoordeling en committering van activiteiten, nodig om de continuïteit van een programma te verzekeren, nieuwe verplichtingen aangegaan. Tezamen met de bij «uitgaven» toegelichte committering inzake de kwijtschelding van een deel van de uitstaande NIO-leningen ten behoeve van India en de voortgang van het gehele Azië-programma resulteert een en ander per saldo in een overschrijding van de verplichtingen-raming met 92,721 mln.
Uit de saldibalans blijkt tevens dat het totaal van de uitstaande verplichtingen op 31 december 1994 in vergelijking met 31 december 1993 is afgenomen met 73,0 mln.
De verhoging met 8,6 mln in de eerste suppletore begroting betrof voor 7,0 mln de hiervóór bij «verplichtingen» toegelichte toevoeging inzake rehabilitatiehulp voor Cambodja. De resterende 1,6 mln was benodigd in verband met een geraamde overschrijding uit hoofde van het lopende programma.
In de tweede wijzigingswet werd het uitgavenbedrag met 6,152 mln verhoogd ten behoeve van een bijdrage aan een UNDP-project in Cambodja.
In de decemberbrief werd vermeld dat dit artikel naar verwachting zou worden overschreden met 3,7 mln. De definitieve omvang van die overschrijding bedraagt – zoals blijkt uit de slotwetmutatie – 4,509 mln. De overschrijding wordt veroorzaakt door de in de decemberbrief gemelde macro-economische steun aan India door kwijtschelding van een deel van de uitstaande NIO-leningen ten bedrage van 34,0 mln die in belangrijke mate ten laste kwam van de reeds voor India beschikbare kasmiddelen en voor het overige (14,85 mln) ten laste van additionele kasmiddelen. Per saldo leidde dit, en de uitgaven op de lopende portefeuille, tot een overschrijding van het kasplafond voor India met 15,243 mln. Daarvan is dus 14,85 mln als beleidsmatig aan te merken.
Op het kasplafond voor Bangladesh werd in de decemberbrief een onderschrijding geraamd van 11,7 mln, omdat de realisatie van de uitgaven op de lopende activiteiten enigszins achterbleef bij de verwachtingen door vertraging in de indiening van reïmbursementclaims van twee projecten en als gevolg van lagere koersen van de dollar en de Taka, terwijl daarnaast eerder voorziene programmahulp om beleidsmatige redenen niet werd geëffectueerd. De definitieve omvang van de onderschrijding bedraagt 11,910 mln.
Op het kasplafond voor Pakistan werd in de decemberbrief een onderschrijding van 5,2 mln geraamd, voornamelijk veroorzaakt door het achterblijven van uitgaven in de sector «kleinschalige bedrijvigheid» als gevolg van herstructurering van de aanpak in deze sector. Nieuwe activiteiten die aan deze nieuwe aanpak en daardoor meer aan de huidige behoeften voldoen, zijn nog niet in de fase van uitvoering. De definitieve omvang van de onderschrijding bedraagt 4,492 mln. Voor het onderdeel «Overig Azië» werd in de decemberbrief een vermoedelijke overschrijding gemeld van 5,75 mln omdat de uitgaven op de lopende activiteiten sneller verliepen dan verwacht. De definitieve omvang van die overschrijding bedraagt 5,668 mln.
Mutaties andere begrotingshoofdstukken en EU
De in de ontwerp-begroting opgenomen bedragen inzake de toerekening van de EU-begroting inzake ontwikkelingssamenwerking ad 259,8 mln waren gebaseerd op de cijfers uit het voorontwerp van de begroting van de EU. Conform de afspraken met betrekking tot deze toerekening vindt een bijstelling plaats wanneer de begrotingsbedragen van de EU inzake ontwikkelingssamenwerking – zoals opgenomen in de definitieve begroting van de Gemeenschap afwijken van het voorontwerp. Deze bijstelling leidde tot een verhoging van de desbetreffende toerekening met per saldo 9,2 mln in de eerste wijzigingswet.
Daarnaast werd door de EU de begrotingsvoorziening voor noodhulp in de loop van 1994 verhoogd met 212 mln ECU. Als gevolg hiervan werd in de tweede wijzigingswet conform de vigerende sleutel de toerekening van de EU-noodhulp verhoogd met 21,5 mln, waarmee de totale omvang van de toerekening in 1994 290,5 mln bedraagt.
Bij de eerste wijzigingswet werden de aan het hulpplafond toegerekende bedragen inzake de samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba door KABNA, verhoogd met 1,154 mln uit hoofde van de bandbreedte over 1993, waarna de toerekening 279,229 mln beliep. In de decemberbrief werd gemeld, dat op de beschikbare middelen een onderschrijding werd verwacht van 43,2 mln. De onderschrijding werd – zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag inzake de wijziging van hoofdstuk IV (TK, 1994 – 1995, 24 003, nr 4) – veroorzaakt door koerseffecten, door de herziening van de financieringsconstructie en door de regeringswisselingen in de Nederlandse Antillen en Aruba. In de brief van de tweede ondergetekende, mede namens de minister van Financiën en de minister voor Nederlands Antilliaanse en Arubaanse Zaken, van 28 februari 1995 aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken werd voorts gemeld dat de betreffende onderschrijding, als gevolg van een onbedoelde vertraging bij de administratieve verwerking van een betaling naar de Nederlandse Antillen, verder toe zou nemen tot 65 mln. De definitieve realisatie over 1994 bedraagt 212,730 mln, in casu een onderschrijding van 66,499 mln. Deze onderschrijding zal via de bandbreedtesystematiek te gelegener tijd worden toegevoegd aan de middelen van 1995 en volgende jaren.
Onderwijs en Wetenschappen (hoofdstuk VIII)
De toerekening van de uitgaven van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen werd in de eerste wijzigingswet verhoogd met 2,381 mln, voortvloeiend uit loon- en prijsbijstellingen van de subsidies aan ASC, ISS, ITC en Nuffic. In de decemberbrief werd een verdere noodzakelijke verhoging van 1,099 mln als gevolg van loonbijstelling in de betreffende subsidies aangekondigd. De definitieve realisatie van de toerekening over 1994 bedraagt 175,289 mln, in casu een overschrijding van het na de tweede suppletoire begroting beschikbare bedrag van 1,099 mln.
In de tweede wijzigingswet werd de toerekening verlaagd met 9,732 mln tot 408,201 mln als gevolg van bijstellingen in de verzilveringsschema's van bijdragen aan de IDA (een verhoging met 5,513 mln); de bijdrage aan de IFC (een verlaging met 0,634 mln) en de bijdragen aan de regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen (een verlaging met 16,022 mln). Voorts werd de toerekening verhoogd met een bedrag ad 1,411 mln t.b.v. gematerialiseerde garanties op EIB leningen.
In de decemberbrief werd tenslotte een overschrijding van 1,005 mln aangekondigd door hogere garantiebetalingen inzake EIB-leningen.
De definitieve realisatie bedraagt 400,131 mln, in casu een onderschrijding van de beschikbare middelen bij de tweede suppletoire begroting met 8,070 mln, in plaats van de verwachte overschrijding in de decemberbrief. Deze onderschrijding wordt vrijwel geheel veroorzaakt doordat de voorziene bijdrage aan het IFC ad 9,03 mln niet tot betaling is gekomen in 1994.
Verkeer en Waterstaat (hoofdstuk XII)
De toerekening ad 3,237 mln werd in de eerste wijzigingswet verlaagd met 0,171 mln in verband met koerseffecten. In de tweede wijzigingswet werd de toerekening van de uitgaven van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verhoogd met 0,221 mln in verband met een stijging van de contributies van IMO, de WMO en de ICAO. De definitieve realisatie bedraagt 2,748 mln, hetgeen een onderschrijding van de toerekening ten opzichte van de stand bij de tweede wijzigingswet betekent van 0,539 mln. Deze onderschrijding wordt vrijwel geheel veroorzaakt door het gegeven dat de bijdrage aan de IMO niet in 1994 is afgewikkeld.
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hoofdstuk XIV)
De toerekening van de uitgaven van dit departement aan het OS-plafond ad 24,252 mln werd in de eerste wijzigingswet met 1,537 mln verlaagd, hetgeen samenhing met lagere kosten van de contributie aan de FAO (1,8 mln) en hogere kosten van de subsidies aan het IAC en ILRI (0,26 mln) in verband met de verwerking van loonbijstelling 1993. In de tweede wijzigingswet vond een verdere verlaging plaats met 0,215 mln als gevolg van koersmutaties op de bijdrage aan de FAO (0,284 mln) en hogere kosten van de subsidies aan ASC, IAC en ILRI door loon- en prijsbijstelling.
De definitieve realisatie is met 22,500 mln gelijk aan de stand in de tweede wijzigingswet.
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hoofdstuk XV)
De definitieve realisatie van de SoZaWe-toerekeningen bedraagt 48,610 mln, hetgeen een onderschrijding van het beschikbare bedrag betekent met 0,115 mln. Deze onderschrijding betreft lagere uitgaven van SoZaWe inzake de «remigratie naar Suriname».
Beleidsveld 05 Diplomatieke Vertegenwoordigingen
Artikel 05.01 Personeel en Materieel
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 363 966 | 363 966 |
Amendement | 800 | 800 |
1e suppletore begroting | 2 287 | 2 287 |
2e suppletore begroting | – 785 | – 785 |
Mutatie | 3 176 | 3 176 |
Stand slotwet 1994 | 369 444 | 369 444 |
Voor een toelichting wordt verwezen naar hetgeen vermeld is bij de artikelonderdelen 05.01.01, 05.01.02 en 05.01.03.
Artikel 05.01.01 Actief regulier personeel
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 135 257 | 135 257 |
Amendement | 400 | 400 |
1e suppletore begroting | 3 462 | 3 462 |
2e suppletore begroting | 1 701 | 1 701 |
Mutatie | 2 156 | 2 156 |
Stand slotwet 1994 | 142 976 | 142 976 |
Het amendement dat betrekking had op het openhouden van het consulaat-generaal te Frankfurt (kamerstukken II, 1994–1995, 23 400 V, nr. 46) is uitgevoerd.
De in de eerste suppletore begroting aangebrachte mutatie betrof enerzijds een verhoging ad f 5,1 mln als gevolg van de structurele doorwerking van de eerste en de tweede loonbijstelling 1993 en anderzijds een verlaging ad f 1,6 mln in verband met de verwachte niet volledige bezetting van de toegestane formatie. Deze f 1,6 mln werd ingezet voor de budgettaire problematiek binnen beleidsveld 01.
In de tweede suppletore begroting is dit artikel met f 1,7 mln verhoogd. Deze verhoging betrof enerzijds de verwerking van de loonbijstelling 1994 en anderzijds de verwerking van de bijstelling naar aanleiding van de maatregelen samenhangend met het ABP-complex (zie artikel 01.09 voor een nadere toelichting).
De slotwetmutatie, een overschrijding ad f 2,2 mln, heeft met name betrekking op de lonen van lokaal personeel. De loonontwikkeling wordt in zeer sterke mate bepaald door lokale factoren.
Artikel 05.01.02 Personeel, vergoedingen buitenland
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 126 344 | 126 344 |
Amendement | 400 | 400 |
1e suppletore begroting | – 1 175 | – 1 175 |
2e suppletore begroting | 14 | 14 |
Mutatie | 2 119 | 2 119 |
Stand slotwet 1994 | 127 702 | 127 702 |
Het amendement dat betrekking had op het openhouden van het consulaat-generaal te Frankfurt (kamerstukken II, 1994–1995, 23 400 V, nr. 46) is uitgevoerd.
De verlaging in de eerste suppletore begroting ad f 1,2 mln had betrekking op de verwachte niet volledige bezetting van de toegestane formatie (zie artikelonderdeel 05.01.01).
De slotwetmutatie is een relatief geringe afwijking ten opzichte van het definitieve begrotingsbedrag.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 102 365 | 102 365 |
2e suppletore begroting | – 2 500 | – 2 500 |
Mutatie | – 1 099 | – 1 099 |
Stand slotwet 1994 | 98 766 | 98 766 |
In de tweede suppletore begroting werd dit artikel met f 2,5 mln verlaagd als gevolg van lagere uitgaven op de posten dan aanvankelijk was geraamd. Het betrof met name de huren.
De slotwetmutatie is een relatief geringe afwijking ten opzichte van het definitieve begrotingsbedrag.
Artikel 05.02 Gebouwen buitenland
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Verplichtingen1994 | Uitgaven1994 | |
---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 64 424 | 63 064 |
1e suppletore begroting | 36 519 | 2 000 |
2e suppletore begroting | – 2 449 | 3 551 |
Mutatie | – 1 092 | 395 |
Stand slotwet 1994 | 97 402 | 69 010 |
In de eerste suppletore begroting werd onderhavig artikel met f 2 mln verhoogd ten behoeve van de aanschaf van een vijftal gepantserde dienstauto's voor de diplomatieke vertegenwoordigingen in die landen waarbij de situatie voor de medewerkers een gevaar kon opleveren. Daarnaast werd onderhavig artikel in de eerste suppletore begroting met f 34,5 mln verhoogd. Deze verhoging van de verplichtingenraming ging gepaard met een verlaging van de verplichtingenramingen in latere jaren voor eenzelfde bedrag. De mutatie was noodzakelijk om de projectenplanning te laten plaatsvinden binnen de beschikbare kasmiddelen. De uitgavenraming werd dan ook niet aangepast.
In de tweede suppletore begroting werd onderhavig artikel met f 0,2 mln verhoogd in verband met de verkoop van het pand in Biederitz.
Daarnaast werd onderhavig artikel in de tweede suppletore begroting met f 2,7 mln verlaagd, hetgeen onderstaand wordt toegelicht.
De uit het Regeerakkoord voortvloeiende bezuinigingen zijn in de meerjarencijfers bij de begroting 1995 verwerkt. Op artikel 05.02 zijn in dat kader vanaf 1996 zowel de verplichtingen als de uitgaven met f 3,67 mln structureel verlaagd. Ten einde voormelde verlaging van de uitgaven in 1996 ad f 3,67 mln daadwerkelijk te kunnen realiseren bleek een verlaging van het verplichtingenbedrag voor 1994 met ca. f 3,5 mln nodig, waarvan een groot deel werd verwerkt in de tweede suppletore begroting (zie hiervoor het gestelde bij de kamervragen naar aanleiding van de tweede suppletore begroting, kamerstukken II, 1994–1995, 24 004, nr. 4). De resterende verlaging van het verplichtingenbedrag 1994 van ca. f 1,1 mln zou bij slotwet volgen. In samenhang daarmee zou de in de begroting 1995 vervatte neerwaartse bijstelling van de verplichtingenraming 1996 ad f 3,67 mln voor een bedrag van ca. f 3,5 mln ongedaan worden gemaakt. Dit laatste vindt zijn weerslag in de ontwerp-begroting 1996. Aldus blijven de verplichtingen- en uitgavenramingen meerjarig gezien in evenwicht.
De slotwetmutatie, een verlaging ad f 1,1 mln, heeft voor f 1 mln betrekking op de eerdergenoemde resterende verlaging van het verplichtingenbedrag 1994. Daarnaast ligt de verklaring voor de slotwetmutatie met name in het feit dat het planmatig onderhoud aan rijkseigendomspanden in 1994 pas laat op gang is gekomen als gevolg van personele mutaties bij de Dienst Gebouwen Buitenland.
De in de eerste suppletore begroting aangebrachte verhoging ad f 2 mln is onder «Verplichtingen» toegelicht.
De in de tweede suppletore begroting aangebrachte verhoging ad f 0,2 mln met betrekking tot Biederitz is eveneens onder «Verplichtingen» toegelicht.
Daarnaast diende onderhavig artikel in de tweede suppletore begroting met f 3,3 mln te worden verhoogd als gevolg van opgetreden wijzigingen tijdens de uitvoer van de projecten Paramaribo, Washington, PV New York en CG New York. Tijdens het uitvoeringsproces was namelijk gebleken dat voor bepaalde projecten hogere uitgaven noodzakelijk waren dan verwacht waardoor het kasritme anders uitviel dan aanvankelijk was gepland.
De slotwetmutatie is een relatief geringe boekhoudkundige afwijking ten opzichte van het oorspronkelijke begrotingsbedrag.
Artikel 01.01 Personeel en Materieel
Opbouw ontvangsten vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 577 |
1e suppletore begroting | 2 673 |
Mutatie | 1 513 |
Stand slotwet 1994 | 4 763 |
De in de eerste suppletore begroting aangebrachte verhoging ad f 2,7 mln was mogelijk in verband met het vervallen van de reservering van middelen ter dekking van de uitbetaling van claims in verband met de nationalisatie van bedrijven in Egypte in de jaren '60, alsmede claims vanuit de oorlogsjaren met betrekking tot Italië.
De slotwetmutatie ad f 1,5 mln heeft deels betrekking op bovengenoemde schadeclaims. De hieruit voortvloeiende ontvangsten zijn namelijk f 0,7 mln hoger uitgevallen dan bij Najaarsnota werd geraamd. Daarnaast heeft de slotwetmutatie met name betrekking op een creditnota van het Rijkscomputercentrum in verband met een betaling in 1993 voor programmatuur met betrekking tot het vergoedingensysteem Dienst Buitenlandse Zaken.
Artikel 01.03 Rente-ontvangsten over banksaldi alsmede over verleende voorschotten aan het personeel
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting(x f 1000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 750 |
Mutatie | – 330 |
Stand slotwet 1994 | 420 |
Als gevolg van een stringenter liquiditeitenbeheer is het uitstaand saldo geldmiddelen op de posten de laatste jaren steeds verder afgenomen. Een direct gevolg hiervan is dat ook de rente-ontvangsten dalen.
Hiertegenover staat echter dat het renteverlies voor de Staat der Nederlanden eveneens zal dalen aangezien er minder «ongebruikt geld in de wereld is» (deze compensatie is echter niet zichtbaar).
Artikel 01.06 Doorberekening subsidies en bijdragen aan andere ministeries
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 7 014 |
1e suppletore begroting | – 418 |
2e suppletore begroting | 10 |
Mutatie | – 113 |
Stand slotwet 1994 | 6 493 |
In de eerste suppletore begroting werd dit artikel met f 0,6 mln verlaagd in verband met het structureel overhevelen van gelden van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen naar onderhavige begroting ten behoeve van Instituut Clingendael. De ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen kwamen hiermee te vervallen. Daarnaast werd in de eerste suppletore begroting ten gevolge van een verhoging van personele en materiële kosten de bijdrage van het Ministerie van Defensie aan het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging (NBV) met f 0,2 mln verhoogd.
De in de tweede suppletore begroting aangebrachte verhoging had betrekking op de ontvangen royalties ten behoeve van de verbindingsbeveiliging in Nederland.
De slotwetmutatie, een verlaging ad f 0,1 mln, heeft met name betrekking op de doorberekening aan Defensie voor Clingendael. Als gevolg van door Defensie rechtstreeks betaalde onkosten ten aanzien van de bijdrage met betrekking tot de subsidie 1994 aan NIIB Clingendael is er in 1994 f 0,2 mln minder doorberekend aan Defensie.
Beleidsveld 02 Internationale betrekkingen
Artikel 02.03 Restituties bijdragen aan internationale organisaties
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | Memorie |
1e suppletore begroting | 2 900 |
2e suppletore begroting | – 1 400 |
Mutatie | – 940 |
Stand slotwet 1994 | 560 |
De mutatie in de eerste suppletore begroting betrof verwachte restituties op in voorgaande jaren gedane betalingen aan de VN. Bij tweede suppletore begroting werden de ontvangsten in verband met deze restituties f 1,4 mln lager geraamd dan ten tijde van de Voorjaarsnota.
De slotwetmutatie, een verlaging ad f 0,9 mln, betrof met name een technische correctie doordat een reductie op bijdragen met betrekking tot de WHO/PAHO ten onrechte als een restitutie op bijdragen uit voorgaande jaren was aangemerkt.
Beleidsveld 03 Internationale samenwerking
Artikel 03.03 Restitutie door NIO van garantiebetalingen in afgesloten dienstjaren
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | Memorie |
1e suppletore begroting | 8 240 |
Mutatie | 731 |
Stand slotwet 1994 | 8 971 |
De mutatie in de eerste suppletore begroting betrof door de NIO terugbetaalde bedragen op door haar ontvangen garantiebetalingen in voorgaande dienstjaren.
De definitieve realisatie van deze ontvangsten is iets hoger uitgevallen, hetgeen leidt tot een slotwetmutatie van f 0,731 mln.
Artikel 03.04 Tijdelijke financiering van de NIO
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | Memorie |
1e suppletore begroting | 23 765 |
Stand slotwet 1994 | 23 765 |
De mutatie in de eerste suppletore begroting had betrekking op het volgende.
De Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking N.V. (NIO) beschikt over een rekeningcourant-faciliteit bij het Ministerie van Financiën. De NIO kan vooruitlopend op het aantrekken van middelen op de kapitaalmarkt voor de financiering van de leningportefeuille – tijdelijk middelen opnemen onder deze rekeningcourant-faciliteit c.q. door haar aangetrokken middelen die nog niet benodigd zijn, daarop plaatsen. Het saldo bedroeg op 31 december 1993 f 23,765 miljoen en werd in de slotwet 1993 verantwoord op uitgavenartikel 03.25 «Tijdelijke financiering van door de NIO uit eigen middelen met garantie van de Staat te verstrekken leningen aan ontwikkelingslanden». Bij aanzuivering van dat saldo in het volgende jaar wordt dat saldo als ontvangst verantwoord op onderhavig ontvangstenartikel. Voor wat betreft het saldo van 1993 heeft dat in januari 1994 plaatsgevonden.
Zowel het uitgavenartikel 03.25 als het ontvangstenartikel 03.04 maken geen deel uit van het hulpplafond en de mutaties daarop zijn niet van invloed op de uitgaven en ontvangsten onder dat hulpplafond.
Artikel 03.05 Diverse ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | Memorie |
1e suppletore begroting | 4 458 |
2e suppletore begroting | 15 393 |
Mutatie | – 610 |
Stand slotwet 1994 | 19 241 |
De mutaties in de eerste en tweede suppletore begroting hadden met name betrekking op de terugstorting van in voorgaande jaren verstrekte voorschotten.
De uiteindelijke omvang van de ontvangsten leidt tot een negatieve slotwetmutatie van f 0,610 mln.
Beleidsveld 05 Diplomatieke Vertegenwoordigingen
Artikel 05.01 Personeel en Materieel
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 9 000 |
2e suppletore begroting | 147 |
Mutatie | – 965 |
Stand slotwet 1994 | 8 182 |
De mutatie in de tweede suppletore begroting betrof een verhoging in verband met de verkoop van het pand in Biederitz.
Het begrotingsbedrag op dit artikel heeft ten aanzien van de diverse ontvangsten op de posten een stelpostkarakter. De oorzaak voor de slotwetmutatie is als zodanig dan ook niet te specificeren.
Artikel 05.02 Kanselarijrechten en paspoortgelden
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1 000)
Ontvangsten 1994 | |
---|---|
Stand ontwerp-begroting 1994 | 27 718 |
Mutatie | 1 382 |
Stand slotwet 1994 | 29 100 |
De slotwetmutatie ad f 1,4 mln is voornamelijk het gevolg van een grotere vraag naar paspoorten in het buitenland dan waar aanvankelijk rekening mee was gehouden.
Het Besluit Paspoortgelden biedt in artikel 8 de mogelijkheid een paspoort uit te geven tegen een verlaagd tarief. De mogelijkheid van een verlaagd tarief wordt geboden indien de aanvrager, die in het buitenland woont, daarom schriftelijk verzoekt en niet in staat is om het normale tarief te betalen.
Een verzoek wordt alleen in behandeling genomen indien de aanvrager een vaste woonplaats heeft in het ressort van de consulaire vertegenwoordiging. Bij de schriftelijke aanvraag dient de aanvrager voorts een aantal bescheiden mee te zenden, zoals loonstroken en belastingaangiftes. Ook kan de betrokken consulair ambtenaar een onderzoek ter plaatse instellen. Gezien het zeer geringe aantal paspoorten dat tegen verlaagd tarief wordt afgegeven en de ingebouwde controlemaatregelen wordt een uitgebreid onderzoek naar M&O door het Ministerie niet nodig geacht.
De Wet op de Kanselarijrechten biedt de mogelijkheid om visa tegen verlaagd tarief te verstrekken. De aanvrager dient in dat geval zijn onvermogen met bewijsstukken aannemelijk te maken. Er bestaan geen aanwijzingen dat bij deze regelingen sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Daarnaast heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van genoemde wet de bevoegdheid voor onderdanen van andere mogendheden visumrechten op te heffen of te wijzigen. Tevens worden bijvoorbeeld in geval van culturele uitwisselingen gratis visa verstrekt. Dit geschiedt echter uitsluitend op basis van reciprociteit; de mogelijkheid tot M&O is hier vrijwel uitgesloten.
Vanwege de onwaarschijnlijkheid van M&O en het zeer geringe financiële belang wordt een apart M&O-beleid ten aanzien van de uitgifte van visa tegen verlaagd tarief niet noodzakelijk geacht.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
J. P. Pronk
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
I | Speciale programma's | 1 374 506 | – 21 527 | 1 352 979 | – 12 059 | 1 340 920 | – 37 778 | 1 303 142 | |
II | Landenprogramma's | 1 181 700 | 26 350 | 1 208 050 | 21 668 | 1 229 718 | 3 711 | 1 233 429 | |
III | Ontwikkelingsfinanciering via Internationale Organisaties | 1 431 563 | – 12 290 | 1 419 273 | 54 318 | 1 473 591 | 10 545 | 1 484 136 | |
IV | Medefinanciering van projecten van partiku- liere organisaties en SNV-programma | 576 130 | – 1 000 | 575 130 | 4 300 | 579 430 | – 2 363 | 577 067 | |
V | Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba | 216 855 | 374 | 217 229 | – 436 | 216 793 | – 67 430 | 149 363 | |
VI | Overige uitgaven ten laste van Ontwikkelingssamenwerking | 1 643 346 | 14 853 | 1 658 199 | – 13 091 | 1 645 108 | – 11 479 | 1 633 629 | |
Totaal Ontwikkelingssamenwerking | 6 424 100 | 6 760 | 6 430 860 | 54 700 | 6 485 560 | – 104 794 | 6 380 766 | ||
w.v. | leningen (kap.mrkt.middelen) | 22 300 | 1 940 | 24 240 | 24 240 | – 21 133 | 3 107 | ||
w.v. | schenkingen (begrotingsmiddelen) | 6 401 800 | 4 820 | 6 406 620 | 54 700 | 6 461 320 | – 83 661 | 6 377 659 | |
Hulpplafond excl. bandbreedte | 6 375 500 | – 14 700 | 6 360 800 | 54 700 | 6 415 500 | 6 415 500 | |||
Bandbreedte 1991 kap.mrkt.middelen | 22 100 | 22 100 | 22 100 | 22 100 | |||||
Bandbreedte 1991 begrotingsmiddelen | 15 700 | 15 700 | 15 700 | 15 700 | |||||
Bandbreedte 1992 kap.mrkt.middelen | 0 200 | 0 200 | 0 200 | 0 200 | |||||
Bandbreedte 1992 begrotingsmiddelen | 10 600 | 10 600 | 10 600 | 10 600 | |||||
Bandbreedte 1993 kap.mrkt.middelen | p.m. | 1 940 | 1 940 | 1 940 | 1 940 | ||||
Bandbreedte 1993 begrotingsmiddelen | p.m. | 11 280 | 11 280 | 11 280 11 280 | |||||
Compensabele ontvangsten | p.m. | 8 240 | 8 240 | 8 240 | 441 | 8 681 | |||
Totaal begrotingsmiddelen | 6 401 800 | 4 820 | 6 406 620 | 54 700 | 6 461 320 | 441 | 6 461 761 | ||
Totaal kap.mrkt.middelen | 22 300 | 1 940 | 24 240 | 24 240 | 24 240 | ||||
Totaal middelen | 6 424 100 | 6 760 | 6 430 860 | 54 700 | 6 485 560 | 441 | 6 486 001 | ||
onbesteed, leningen | 21 133 | ||||||||
onbesteed, schenkingen | 82 102 |
CATEGORIE I: Speciale programma's (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr.hfd.st./ art | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a.1 | Milieubeleid in ontwikkelingslanden – bilaterale activiteiten | 190 000 | 11 000 | 201 000 | 17 800 | 218 800 | – 35 896 | 182 904 | V-03.26.01 |
– multilaterale bijdragen | 70 000 | 70 000 | – 45 000 | 25 000 | 6 364 | 31 364 | V-03.26.02 | ||
– MILIEV-programma | 40 000 | – 7 000 | 33 000 | – 30 500 | 2 500 | – 1 565 | 935 | V-03.26.03 | |
a.2 | Onderzoek | 49 000 | 49 000 | 49 000 | – 1 515 | 47 485 | V-03.27/XIV | ||
a.3 | Vrouwen en ontwikkeling | 19 000 | 11 000 | 30 000 | 6 666 | 36 666 | – 2 084 | 34 582 | V-03.28 |
a.4 | Stedelijke armoedebestrijding | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 694 | 7 694 | V-03.29 | ||
b. | Programma's Bedrijfsleven en Ontwikkeling | ||||||||
b.1 | Middelenvoorziening FMO – begrotingsmiddelen | 102 500 | 102 500 | 102 500 | 102 500 | V-03.30.01 | |||
b.2 | Speciale programma's FMO | 26 000 | 26 000 | 26 000 | 26 000 | V-03.30.02 | |||
b.3 | PUM-programma | 9 000 | 9 000 | – 1 000 | 8 000 | – 539 | 7 461 | V-03.30.03 | |
b.4 | – Bevordering van de export van ontwikkelingslanden (CBI) | 11 500 | 11 500 | 1 200 | 12 700 | 296 | 12 996 | V-03.30.04 | |
– ITC-bijdrage via CBI | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | V-03.30.07 | ||||
b.5 | – Wet Herverzekering Investeringen (WHI) | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | IX-B | |||
– Particuliere Ontwikkelings- en Participatie Maatschappijen (POPM) | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | V-03.30.08 | ||||
b.6 | Ontwikkelingsrelevante exporttransacties – leningen | 21 600 | 2 190 | 23 790 | 23 790 | – 20 705 | 3 085 | V-0 3.22.03 | |
– schenkingen | 110 000 | – 9 700 | 100 300 | – 12 300 | 88 000 | – 29 606 | 58 394 | V-03.30.06 | |
b.7 | Bedrijfsmatige technische bijstand | 2 000 | 2 000 | 200 | 2 200 | – 155 | 2 045 | V-03.30.05 | |
c. | Internationaal onderwijs | ||||||||
c.1 | Medefinanciering van Hoger Onderwijs Samenwerking (M.H.O.) | 38 000 | 38 000 | – 13 400 | 24 600 | 83 | 24 683 | V-03.37.01 | |
c.2 | Directe steun aan opleidingsinstituten in ontwikkelingslanden (DSO) | 27 400 | 27 400 | 27 400 | – 5 094 | 22 306 | V-03.37.02 | ||
c.3 | Samenwerking met Internationaal Onderwijs Instituten (S.I.O.) | 61 000 | 61 000 | – 2 698 | 58 302 | – 2 541 | 55 761 | V-03.37. 03 VIII | |
d | Betalingsbalanssteun en schulden – schenkingen – | 119 406 | – 4 417 | 114 989 | 13 973 | 128 962 | 36 308 | 165 270 | V-03.32.01 |
– begrotingsleningen(consolidaties) – | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | V-03.32.02 | ||||
e. | Noodhulp | ||||||||
e.1 | Humanitaire noodhulp | 290 000 | – 25 000 | 265 000 | 49 400 | 314 400 | 17 397 | 331 797 | V-03.33.01 |
e.2 | Noodhulp niet DAC-landen | 10 000 | 10 000 | 10 000 | – 97 | 9 903 | V-02.06 | ||
e.3 | Activiteiten m.b.t. mensenrechten en democratiseringsprocessen | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 1 070 | 11 070 | V-03.33.03 | ||
f. | Deskundigenprogramma's | ||||||||
f.1 | Voorbereiding/opleiding en begeleiding | 9 000 | 9 000 | 9 000 | – 2 573 | 6 427 | V-03.05.01 | ||
f.2 | Uitzending deskundigen | 103 200 | 103 200 | 4 000 | 107 200 | 4 325 | 111 525 | V-03. 05.02 | |
g. | Programmaondersteuning en -vernieuwing | ||||||||
g.1 | Project- en programmavoorbereiding en begeleiding | 4 300 | – 900 | 3 400 | – 100 | 3 300 | – 735 | 2 565 | V- 03.34.01 |
g.2 | KAP-programma | 16 100 | 16 100 | 16 100 | – 1 647 | 14 453 | V-03.34.02 | ||
g.3 | Gemeente-initiatieven en kleine plaatselijke activiteiten | 5 000 | 5 000 | 1 000 | 6 000 | 1 000 | 7 000 | V-03.34.03 | |
g.4 | Doelbijdragen en speciale activiteiten – culturele programma's | 3 000 | 3 000 | 3 000 | – 321 | 2 679 | V-03.34.04 | ||
– communicatieprogramma | 4 000 | 4 000 | – 300 | 3 700 | – 13 | 3 687 | V-03.34.05 | ||
– doelbijdragen en overige | 12 500 | 1 300 | 13 800 | – 1 000 | 12 800 | – 215 | 12 585 | V-03 .34.06 | |
– Ondersteuning kinderen in moeilijke omstandigheden (K & O) | 2 000 | 2 000 | 2 000 | – 14 | 1 986 | V-03.34.07 | |||
Totaal categorie I | 1 374 506 | – 21 527 | 1 352 979 | – 12 059 | 1 340 920 | – 37 778 | 1 303 142 |
CATEGORIE II: Landenprogramma's (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr.hfd.st./ art | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a. | Landenprogramma | ||||||||
a.1 | Landenprogramma Azië | 285 000 | 8 600 | 293 600 | 6 152 | 299 752 | 4 509 | 304 261 | V-03.44 |
a.2 | Landenprogramma Afrika – leningen – | 700 | – 250 | 450 | 450 | – 428 | 22 | V-03.22 | |
– schenkingen – | 575 000 | 18 000 | 593 000 | 5 300 | 598 300 | 21 528 | 619 828 | V-03.39 | |
a.3 | Landenprogramma Latijns Amerika | 110 000 | 110 000 | 11 280 | 121 280 | – 2 129 | 119 151 | V-03.40 | |
a.4 | West-Oost-Zuid-programma – bilateraal – | 53 500 | 53 500 | 39 561 | 93 061 | 486 | 93 547 | V-03.42 | |
– multilateraal – | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | XIII | ||||
b. | Hulp aan Suriname | 145 000 | 145 000 | – 45 000 | 100 000 | – 20 255 | 79 745 | V-03.08 | |
Garanties Suriname | p.m. | p.m. | 4 375 | 4 375 | 4 375 | V-03.43 | |||
Totaal categorie II | 1 181 700 | 26 350 | 1 208 050 | 21 668 | 1 229 718 | 3 711 | 1 233 429 |
Specificatie Landenprogramma Azie (IIa.1)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bangladesh – schenking – | 80 000 | 80 000 | 80 000 | – 11 910 | 68 090 | |||
India – schenking – | 112 000 | 112 000 | 112 000 | 15 243 | 127 243 | |||
Pakistan – schenking – | 45 000 | 45 000 | 45 000 | – 4 492 | 40 508 | |||
Overig Azië | 48 000 | 8 600 | 56 600 | 6 152 | 62 752 | 5 668 | 68 420 | |
Totaal kernprogramma programmalanden– schenking – | 285 000 | 8 600 | 293 600 | 6 152 | 299 752 | 4 509 | 304 261 |
Specificatie Landenprogramma Afrika (IIa.2)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
regio Nijl en Rode Zee – lening – | 700 | – 250 | 450 | 450 | – 428 | 22 | ||
– schenking – | 130 000 | 18 000 | 148 000 | – 10 300 | 137 700 | 10 073 | 147 773 | |
regio Sahel en overig West Afrika | 128 000 | 128 000 | 128 000 | 784 | 128 784 | |||
regio Oost Afrika | 172 000 | 172 000 | – 4 400 | 167 600 | – 10 830 | 156 770 | ||
regio Zuidelijk Afrika | 135 000 | 135 000 | 20 000 | 155 000 | 21 992 | 176 992 | ||
Overig Afrika | 10 000 | 10 000 | 10 000 | – 491 | 9 509 | |||
Totaal IIa.2 – lening – | 700 | – 250 | 450 | 450 | – 428 | 22 | ||
Totaal IIa.2 – schenkingen – | 575 000 | 18 000 | 593 000 | 5 300 | 598 300 | 21 528 | 619 828 |
Specificatie Landenprogramma Latijns Amerika (IIa.3)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
regio Midden Amerika | 50 000 | 50 000 | 4 000 | 54 000 | – 3 109 | 50 891 | ||
regio Andes | 60 000 | 60 000 | 7 280 | 67 280 | 980 | 68 260 | ||
Totaal IIa.3 – schenkingen – | 110 000 | 110 000 | 11 280 | 121 280 | – 2 129 | 119 151 |
CATEGORIE III: Ontwikkelingsfinanciering via internationale organisaties (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr. hfd. st./art | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a. | Multilaterale fondsen en programma's | ||||||||
– VN-ontwikkelingsprogramma (UNDP) | 160 000 | 160 000 | 160 000 | 10 000 | 170 000 | V-03.36.01 | |||
– VN-kapitaalontwikkelingsfonds (UNCDF) | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | V-03.36.02 | ||||
– VN-bevolkingsfonds (UNFPA) | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 6 000 | 66 000 | V-03.36.03 | |||
– VN-kinderfonds (UNICEF) | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 5 000 | 42 000 | V-03.36.04 | |||
– VN-vluchtelingenprogramma (UNHCR) | 43 000 | 43 000 | 10 000 | 53 000 | 53 000 | V-03.36.05 | |||
– VN-vluchtelingenprogramma (UNRWA) | 9 000 | 9 000 | 9 000 | 1 000 | 10 000 | V-03.36.06 | |||
– Wereldvoedselprogramma en Internationale noodvoedselhulpreserve (WFP/IEFR) | 72 500 | 72 500 | 72 500 | 4 669 | 77 169 | V-03.36.08 | |||
– Speciale programma's | 34 200 | 1 250 | 35 450 | 5 100 | 40 550 | 3 395 | 43 945 | V-03 .36.09 | |
OS-bijdrage in contributies VN-vredesoperaties in ontwikkelingslanden | 61 250 | 61 250 | 23 050 | 84 300 | – 9 253 | 75 047 | V-03.36.10 | ||
b. | Multilaterale financiële instellingen | ||||||||
– Wereldbank (IBRD) | -.- | -.- | -.- | -.- | IX-B | ||||
– Internationale Ontwikkelings- Associatie (IDA) | 346 835 | 346 835 | 5 513 | 352 348 | 352 348 | IX-B | |||
– Internat. Financieringsmaatschappij (IFC) | 9 664 | 9 664 | – 634 | 9 030 | – 9 030 | -.- | IX-B | ||
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties (MIGA) | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | IX-B | ||||
– Regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen | 61 434 | 61 434 | – 16 022 | 45 412 | – 41 | 45 371 | IX-B | ||
– Caribisch Ontwikkelingsfonds | 4 100 | – 30 | 4 070 | 4 070 | 4 070 | V-03.12.01 | |||
– Int.Fonds voor Agrarische Ontwikkeling(IFAD) | 15 170 | – 6 000 | 9 170 | – 4 629 | 4 541 | 1 | 4 542 | V-03.12.02 | |
– Uitbreiding struct. aanpassingsfad. (ESAF/INF) | 18 000 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | V-03.12.03 | ||||
c. | EG-hulpverlening | ||||||||
– Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) | 224 210 | – 16 900 | 207 310 | 10 440 | 217 750 | – 1 035 | 216 715 | V-03.11 | |
– Samenwerking met ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië | 49 600 | 100 | 49 700 | 49 700 | 49 700 | EG | |||
– Middellandse Zee-gebied | 50 800 | 3 600 | 54 400 | 54 400 | 54 400 | EG | |||
– Noodhulp en specifieke maatregelen tot samenwerking met ontwikkelingslanden | 80 300 | 12 800 | 93 100 | 21 500 | 114 600 | 114 600 | EG | ||
– Voedselhulp | 79 100 | – 7 300 | 71 800 | 71 800 | 71 800 | EG | |||
d. | – Gemeenschappelijk Grondstoffenfonds | 4 700 | 190 | 4 890 | 4 890 | 1 | 4 891 | V-03.12 .04 | |
– Financiering grondstoffenvoorraden | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | V-03.12.05 | ||||
– Ontwikkelingsprojecten m.b.t. grondstoffen | 700 | 700 | 700 | – 162 | 538 | V-03.12.06 | |||
Totaal categorie III | 1 431 563 | – 12 290 | 1 419 273 | 54 318 | 1 473 591 | 10 545 | 1 484 136 |
CATEGORIE IV: Medefinanciering van projecten van particuliere organisaties en SNV-programma (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr.hfd. st./art.a | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a. | Medefinancieringsprogramma | 416 300 | – 1 000 | 415 300 | 3 800 | 419 100 | – 279 | 418 821 | V-03.13.01 |
b. | Voedsel-,voedingshulp ter ondersteuning van projecten van particuliere organisaties | 30 000 | 30 000 | 30 000 | 30 000 | V-03.13.02 | |||
Totaal Medefinancieringsprogramma | 446 300 | – 1 000 | 445 300 | 3 800 | 449 1 00 | – 279 | 448 821 | ||
c. | Uitzending van artsen en vrijwilligers van particuliere organisaties (PSO) | 28 800 | 28 800 | 28 800 | 28 800 | V-03.13.03 | |||
d. | Medefinanciering van programma's via de vakbeweging | 19 000 | 19 000 | 19 000 | 19 000 | V-03.13.04 | |||
e. | SNV-programma | ||||||||
e.1 | Uitzendingen | 79 000 | 79 000 | 79 000 | – 2 084 | 76 916 | V-03.1 4.01 | ||
e.2 | KSP-programma (kleine SNV-projecten) | 2 000 | 2 000 | 500 | 2 500 | 2 500 | V-03.14.02 | ||
e.3 | Overige uitgaven | 1 030 | 1 030 | 1 030 | 1 030 | V-03.14.03 | |||
Totaal categorie IV | 576 130 | – 1 000 | 575 130 | 4 300 | 579 430 | – 2 363 | 577 067 |
CATEGORIE V: Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr.hfd. st./art. | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a. | Samenwerkings-activiteiten * | 216 855 | 374 | 217 229 | – 436 | 216 793 | – 67 430 | 149 355 | IV/VIII |
* incl.bandbreedte ex 1991 | 3 750 | 3 750 | 3 750 | 3 750 | |||||
ex 1992 | – 75 | – 75 | – 75 | – 75 | |||||
ex 1993 | p.m. | 1 154 | 1 154 | 1 154 | 1 154 |
CATEGORIE VI: Overige uitgaven ten laste van Ontwikkelingssamenwerking (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | Begr.hfd. st./art. | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a.1 | Subsidies en bijdragen t.b.v. opvang en begeleiding van buitenlandse werknemers en (voormalige) Rijksgenoten | 117 600 | 117 600 | 117 600 | 117 600 | XV/XVI/ Gem.fonds | |||
a.2 | Opvang in Nederland van toegelaten vluchtelingen | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 950 | 25 690 | V-03.15.01/02 | ||
a.3 | Opvang in Nederland van asielzoekers | ||||||||
– Directe kosten van opvang | 420 200 | 420 200 | 420 200 | 420 200 | V-03.15.03/06 | ||||
– Onderwijs t.b.v. asielzoekers | 100 000 | 100 000 | 100 000 | 100 000 | VIII/XIV | ||||
b. | Remigratie naar Suriname | 725 | 725 | 725 | – 115 | 610 | XV | ||
c.1 | – Rentesubsidies en apparaatskosten – NIO – | 345 400 | 345 400 | – 20 400 | 325 000 | – 953 | 324 047 | V-03.17.01/02 | |
– FMO – | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | V-03.17.03 | ||||
c.2 | Garantiebetalingen(minus ontvangsten) | ||||||||
– uit hoofde van hulpleningen NIO | 35 000 | 35 000 | 35 000 | – 12 302 | 22 698 | V-03.22/.23 | |||
– uit hoofde van EIB-leningen | p.m. | p.m. | 1 411 | 1 411 | 1 001 | 2 412 | IXB | ||
d. | Internationale apparaatskosten | ||||||||
– VN en haar gespecialiseerde organisaties | 80 095 | 608 | 80 703 | – 184 | 80 519 | – 1 504 | 79 015 | V-02.01/XII/XIV | |
– OESO | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | V-02.03.01 | ||||
e. | Nationale apparaatskosten | ||||||||
– personele en materiële kosten geïntegreerde dienst (DBZ) | 294 860 | 11 472 | 306 332 | 5 860 | 312 192 | – 250 | 311 942 | Div.V | |
– kosten Inspectie Ontw.samenwerking (IOV) | 3 500 | 3 500 | – 500 | 3 000 | – 751 | 2 249 | V-03.19 | ||
– kosten accountantscontrole OS-activiteiten | 4 000 | – 1 140 | 2 860 | 2 860 | – 370 | 2 490 | V-01.01.03 | ||
f. | Subsidies aan instituten en cursussen van internationaal onderwijs en onderzoek | 120 506 | 3 133 | 123 639 | 86 | 123 725 | 1 609 | 125 334 | Div.V/VIII/XI/XIV (zie annex I) |
g. | Voorlichting, bewustwording en advisering inzake Ontwikkelingssamenwerking en Bewustwording (NCO) | 17 000 | 17 000 | 200 | 17 200 | – 2 | 17 198 | V-03.21.01 | |
– voorlichtingsactiviteiten OS | 3 300 | 3 300 | 3 300 | – 2 | 3 298 | V-03.21.02 | |||
– Sam Sam en IS / Scherpenzeelsticht. | 5 500 | 5 500 | 5 500 | 9 | 5 509 | V-03.21.05 | |||
– Natuur- en Milieu-educatie (NME) | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | V-03.21.03 | ||||
– NAR en RAWOO | 700 | 700 | 700 | 270 | 970 | V-03.21.04 | |||
h. | Overige uitgaven inzake samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba | 27 340 | 780 | 28 120 | 436 | 28 556 | 931 | 29 487 | IV |
Rentesubsidies Ned.Antillen en Aruba | 34 880 | 34 880 | 34 880 | 34 880 | IV | ||||
Totaal categorie VI | 1 643 346 | 14 853 | 1 658 199 | – 13 091 | 1 645 108 | – 11 479 | 1 633 629 |
Annex I. Instituten en Cursussen (in duizenden guldens)
Begr. 1994 | Eerste wijz. | Saldo 1994 | Tweede wijz. | Saldo 1994 | Slotwet | Saldo 1994 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Instituten en Cursussen | |||||||
Totaal Afrika Studiecentrum | 3 834 | 117 | 3 951 | 26 | 3 977 | 23 | 4 000 |
Institute of Social Studies (ISS) | 13 267 | 548 | 13 815 | 13 815 | 201 | 14 016 | |
Internationaal Agrarisch Centrum (IAC) | 5 612 | 183 | 5 795 | 30 | 5 825 | 5 825 | |
Internationaal Instituut voor Land- aanwinning en Cultuurtechniek (ILRI) | 1 792 | 74 | 1 866 | 13 | 1 879 | 1 879 | |
International Reference Centre for Watersupply (IRC) | 840 | 840 | 840 | 840 | |||
International Training Centre for Aerial Surveys (ITC) | 33 441 | 855 | 34 296 | 34 296 | 740 | 35 036 | |
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) | 26 905 | 26 905 | 26 905 | 685 | 27 590 | ||
Huisvestingsvoorzieningen KIT | 5 720 | 5 720 | 5 720 | 5 720 | |||
Netherlands University Foundation for International Cooperation (NUFFIC) | 22 285 | 905 | 23 190 | 23 190 | 143 | 23 333 | |
Opleidingscentrum Wereldomroep (RNTC) | 2 170 | 155 | 2 325 | 17 | 2 342 | 2 342 | |
Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek voor de Tropen (WOTRO) | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | |||
Landbouwuniversiteit Wageningen | 500 | 500 | 500 | 500 | |||
IAH Larenstein, locatie Deventer | 788 | 788 | 788 | 788 | |||
Bibliotheekfonds Carnegie-stichting | 1 135 | 296 | 1 431 | 1 431 | 1 431 | ||
Huisvesting IHE/IRC | 1 032 | 1 032 | 1 032 | 2 | 1 034 | ||
Huisvesting IHS | 157 | 157 | 157 | – 157 | |||
Huisvesting ITC | 28 | 28 | 28 | – 28 | |||
Totaal | 120 506 | 3 133 | 123 639 | 86 | 123 725 | 1 609 | 125 334 |
I Saldibalans per 31 december in f
Activa | Passiva | ||||||
1994 | 1993 | 1994 | 1993 | ||||
1. | Uitgaven ten laste van de begroting | 2. | Ontvangsten ten gunste van de begroting | ||||
1.1 | Oude dienstjaren | 7 053 488 060 | 6 389 812 651 | 2.1 | Oude dienstjaren | 230 797 850 | 132 566 207 |
1.2 | Lopend dienstjaar | 7 583 837 203 | 7 053 488 060 | 2.2 | Oude dienstjaar | 144 339 663 | 230 797 850 |
14 637 325 263 | 13 443 300 711 | 375 137 513 | 363 364 0 57 | ||||
3. | Liquide middelen | 4. | Rijkshoofdboekhouding | ||||
3.1 | Kas saldi | 1 647 685 | 2 039 993 | 4.1 | Rekening-courant | 14 257 989 578 | 13 095 321 422 |
3.2 | Bank Saldi | 17 462 990 | 19 968 153 | 4.2 | Te verrekenen | 13 107 | 29 233 009 |
3.3 | Giro Saldi | 20 802 | 1 175 124 | ||||
3.4 | Gelden onderweg | – 7 917 415 | 628 291 | ||||
11 214 062 | 23 811 561 | 14 258 002 685 | 13 124 554 431 | ||||
5. | Intra-comptabele vorderingen | 6. | Intra-comptabele schulden | ||||
5.1 | Ministeries | 11 569 156 | 10 300 567 | 6.1 | Diverse schulden | 46 328 979 | 14 417 772 |
5.2 | Persoonlijke rekeningen | 1 907 239 | 1 915 983 | ||||
5.3 | Externe debiteuren | 4 293 337 | 6 377 118 | ||||
5.4 | Overige vorderingen | 13 160 120 | 16 630 320 | ||||
30 929 852 | 35 223 988 | 46 328 979 | 14 417 772 | ||||
Intra-comptabele activa | 14 679 469 177 | 13 502 336 260 | Intra-comptabele passiva | 14 679 469 177 | 13 502 336 260 | ||
8. | Extra-comptabele vorderingen | 415 880 912 | 409 638 865 | 8a. | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 415 880 812 | 409 638 865 |
10. | Extra-comptabele voorschotten | 1 315 108 788 | 1 256 736 188 | 10a. | Tegenrekening extra- comptabele voorschotten | 1 315 108 788 | 1 256 736 188 |
11a. | Tegenrekening open- staande verplichtingen | 14 987 904 939 | 11 240 057 022 | 11. | Openstaandeverplichtingen | 14 987 904 939 | 11 240 057 022 |
Extra-comptabele activa | 16 718 894 539 | 12 906 432 075 | Extra-comptabele passiva | 16 718 894 539 | 12 906 432 075 | ||
Totaal activa | 31 398 363 716 | 26 408 768 335 | Totaal passiva | 31 398 363 716 | 26 408 768 335 | ||
II Toelichting op de saldibalans per 31 december 1994 (in miljoenen guldens)
Ad 1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet f 14 637,3 mln)
Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven opgenomen van de jaren 1993 en 1994. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal worden deze bedragen verevend met het Ministerie van Financiën. Het saldo is als volgt opgebouwd:
Uitgaven dienstjaar 1992 | 6 389,8 | |
Uitgaven dienstjaar 1993 | 7 053,5 | (saldibalans post 1.1) |
Te verevenen per 1 januari 1994 | 13 433,3 | |
In 1994 verevend uitgaven dienstjaar 1992 | – 6 389,8 | |
Uitgaven dienstjaar 1994 | 7 583,8 | (saldibalans post 1.2) |
Te verevenen per 31 december 1994 | 14 637,3 |
Voor een nadere specificatie van de uitgaven 1994 wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op deze slotwet/rekening 1994.
Ad 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit f 375,1 mln)
Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten opgenomen van de jaren 1993 en 1994. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal worden deze bedragen verevend met het Ministerie van Financiën. Het saldo is als volgt opgebouwd:
Ontvangsten dienstjaar 1992 | – 132,6 | |
Ontvangsten dienstjaar 1993 | – 230,8 | (saldibalans post 2.1) |
Te verevenen per 1 januari 1994 | – 363,4 | |
In 1994 verevende ontvangsten dienstjaar 1992 | 132,6 | |
Ontvangsten dienstjaar 1994 | – 144,3 | (saldibalans post 2.2) |
Te verevenen per 31 december 1994 | – 375,1 |
Voor een nadere specificatie van de ontvangsten 1994 wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op deze slotwet/rekening 1994.
Ad 3 Liquide middelen (debet f 11,2 mln)
De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het Departement en de Vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasury-beleid is er in dit kader op gericht m.b.t. de gelden van Hoofdstuk V van de Rijksbegroting te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang, alsmede te komen tot een kostenminimalisatie t.a.v. bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.
Vreemde valuta zijn op de balans gewaardeerd tegen de geldende administratiekoersen per 31 december 1994, welke een afspiegeling zijn van de werkelijke koersen per die datum.
De specificatie van de post liquide middelen luidt als volgt:
Saldibalans post | 31 december 1994 | 31 december 1993 |
---|---|---|
3.1 Kassaldi | 1,6 | 2,0 |
3.2 Banksaldi | 17,5 | 20,0 |
3.3 Girosaldi | pm | 1,2 |
3.4 Gelden onderweg | –7,9 | 0,6 |
Totaal | 11,2 | 23,8 |
Ten behoeve van de bijdragen aan internationale organisaties, zoals VN, UNIDO,UNESCO,WHO etc., welke in US-dollars dienen te worden voldaan, is op 1 september 1994 een valutatermijncontract afgesloten met De Nederlandse Bank NV. Het contract had een waarde van $ 25,9 mln tegen een termijnkoers van f 1,77575 per US $ bij levering per 13 januari 1995.
Ad 3.1 Kassaldi (debet f 1,6 mln)
De specificatie van de post kassaldi luidt als volgt:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Kasgeld Vertegenwoordigingen | 1,6 | 2,0 |
Kasgeld Departement | pm | pm |
Totaal | 1,6 | 2,0 |
Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken. De hoogte van de kassaldi welke op de Vertegenwoordigingen worden aangehouden zijn in het algemeen afhankelijk van de lokale (monetaire) omstandigheden en de soort en hoogte van de ontvangsten en uitgaven die door de Vertegenwoordigingen worden gegenereerd. Dit vindt uiteraard plaats binnen de kaders van het door het Ministerie uitgevoerde treasurybeleid. Op een beperkt aantal Vertegenwoordigingen worden contanten in voorraad gehouden (zgn. noodreserves) i.v.m. eventuele calamiteiten. Per 31 december 1994 bedroegen deze Noodreserves f 0,3 mln. Voorts zijn er enkele Vertegenwoordigingen die in dit kader een verhoogd kassaldo aanhouden. Enkele Vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is.
Ad 3.2 Banksaldi (debet f 17,5 mln)
Soort rekening | Binnenland | Buitenland | Totaal | |||
---|---|---|---|---|---|---|
31 december | 31 december | 31 december | ||||
1994 | 1993 | 1994 | 1993 | 1994 | 1993 | |
Gewone rekening– | – 5,3 | – 2,8 | 19,7 | 16,8 | 14,4 | 14,0 |
Nonconvertibele rekening | – | – | 1,3 | 1,1 | 1,3 | 1,1 |
Deposito/spaarrekening | – | 3,2 | 1,8 | 1,7 | 1,8 | 4,9 |
Totaal | – 5,3 | 0,4 | 22,8 | 19,6 | 17,5 | 20,0 |
Van de in het buitenland aanwezige bankgelden bedroeg het tegoed in nederlandse guldens f 6,4 mln en het equivalent van de vreemde valuta f 16,4 mln.
De toename van de rekening-courant schuld ultimo 1994 met f 2,5 mln t.o.v. 1993 op de post Gewone rekening binnenland wordt veroorzaakt door niet gereguleerde saldi per 31 december 1994.
Thans beschikken 21 Vertegenwoordigingen over een bankrekening in Nederland die tezamen met de bankrekeningen van het Departement zijn ondergebracht in een «pool» waarbij saldo «nul» het uitgangspunt is. Deze Vertegenwoordigingen kunnen op basis van een vooraf in te dienen liquiditeitsplanning zelfstandig op need-be basis gelden lastens hun bestedingslimiet uit de pool overtrekken naar de lokale bankrekeningen. Met deze methodiek wordt enerzijds de flexibiliteit van de Vertegenwoordigingen op financieel terrein vergroot en anderzijds rentederving en valutarisico verder teruggedrongen.
Het saldo per 31 december 1994 op de post Gewone rekening binnenland bevat dan ook ondermeer het totaal van de aan de Vertegenwoordigingen in het kader van de nieuwe financieringsmethodiek ter beschikking gestelde bestedingsruimte die nog niet aan voornoemde pool werd onttrokken.
De Deposito's Binnenland in verband met uit te keren schadeclaims Egypte en Italië zijn in 1994 vervallen en ten gunste van de gewone rekening-courant gebracht. Zie voor een toelichting ook onder de intra-comptabele schulden.
Ad 3.3 Girosaldi (debet f pm mln)
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Girosaldi Vertegenwoordigingen | pm | 0,1 |
Girosaldi Departement | pm | 1,1 |
Totaal | pm | 1,2 |
Voor de post Girosaldi is een «nulsaldo» het uitgangspunt. Het saldo bedroeg op 31 december 1994 vrijwel nihil.
Ad 3.4 Gelden onderweg (credit f 7,9 mln)
De specificatie van het saldo op de post gelden onderweg is als volgt:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Overmakingen van het Ministerie naar de Vertegenwoordigingen | 0,5 | 3,1 |
Overmakingen tussen de Vertegenwoordigingen onderling | 0,1 | 0,2 |
Kruisposten | – 0,1 | – 1,0 |
Betalingsopdrachten van de Vertegenwoordigingen | – 7,4 | – 1,7 |
Totaal | – 7,9 | 0,6 |
In 1994 is aan 115 Vertegenwoordigingen in totaal f 484,8 mln overgemaakt.
Ad 4 Rijkshoofdboekhouding (credit f 14 258,0 mln)
Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven.
Saldibalans post | 31 december 1994 | 31 december 1993 |
---|---|---|
4.1 Rekening-courant RHB | 14 258,0 | 13 095,3 |
4.2 Te verrekenen RHB | pm | 29,2 |
Totaal | 14 258,0 | 13 124,5 |
Ad 4.1 Rekening-courant RHB (credit f 14 258,0 mln)
Het verschuldigde saldo is in overeenstemming met de opgave van de RHB.
Ad 4.2 Te verrekenen RHB (credit f pm mln)
Het saldo, dat in feite per 31 december van enig boekjaar nihil dient te zijn, heeft betrekking op:
– Bezwaren van andere Ministeries op verrekenstukken van BuZa | – 0,3 |
– Bezwaren van BuZa op verrekenstukken van andere Ministeries | 0,3 |
pm |
Ad 5 Intra-comptabele vorderingen (debet f 30,9 mln)
Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.
Het saldo van de intra-comptabele vorderingen is als volgt opgebouwd:
Saldibalans post | 31 december 1994 | 31 december 1993 |
---|---|---|
5.1 Ministeries | 11,6 | 10,3 |
5.2 Persoonlijke rekeningen | 1,9 | 1,9 |
5.3 Externe debiteuren | 4,3 | 6,4 |
5.4 Overige vorderingen | 13,1 | 16,6 |
Totaal | 30,9 | 35,2 |
Van de totale f 30,9 mln aan vorderingen per 31 december 1994 is f 4,8 mln opgenomen in de Debiteurenadministratie. Dit betreffen Ministeries, Persoonlijke rekeningen en Externe debiteuren. Het gemiddeld aantal dagen dat een vordering in de Debiteurenadministratie openstond (exclusief Ministeries) is teruggelopen van 59 dagen in 1993 tot 36 dagen in 1994. De specificatie per vorderingsoort van het saldo luidt als volgt:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Ambtenaren buitenlandse dienst | 0,4 | 0,6 |
Departementsambtenaren | 0,1 | 0,2 |
Bedrijven | 3,4 | 3,7 |
Personen | 0,3 | 0,5 |
Rijksinstellingen | 0,4 | 1,5 |
Privacy gevoelige debiteuren | 0,2 | 0,2 |
4,8 | 6,7 |
De ouderdomsanalyse in totalen luidt als volgt:
1991 | 0,4 |
1992 | 0,2 |
1993 | 0,1 |
1994 | 4,1 |
4,8 |
Bij de toelichting op de vorderingen wordt alleen van vorderingsoorten waarvan het saldo per 31 december 1994 f 1,5 mln (5 % van de totale balanspost) of meer bedraagt een toelichting gegeven.
Ad 5.1 Ministeries (debet f 11,6 mln)
Het saldo is als volgt opgebouwd:
Saldo per 1 januari 1994 | 10,3 |
In te vorderen in 1994 | 58,5 |
68,8 | |
Verrekend in 1994 | 57,2 |
Saldo per 31 december 1994 | 11,6 |
Het saldo per 31 december 1994 betreft:
– Nog in te dienen verrekenstukken betreffende uitgaven door het Departement en de Vertegenwoordigingen | 10,9 |
– Geschillen met andere Ministeries. Dit saldo zal opnieuw worden ingevorderd c.q. ten laste van de begroting 1995 worden gebracht. | 0,7 |
11,6 |
De ouderdom van deze vorderingen is niet ouder dan drie maanden.
De nog in te dienen verrekenstukken per 31 december 1994 betreffen de volgende ministeries:
Defensie Koninklijke Landmacht | 1,4 |
Defensie Koninklijke Marine | 1,9 |
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij | 2,8 |
Sociale Zaken | 2,0 |
Overige ministeries | 2,8 |
10,9 |
Ad 5.2 Persoonlijke rekeningen (debet f 1,9 mln)
Deze categorie vorderingen heeft betrekking op ambtenaren. Het betreft geldverstrekkingen die zowel op het Departement als op de Vertegenwoordigingen plaatsvinden. De invordering vindt op het Departement plaats via de debiteurenadministratie, danwel door inhouding op het salaris.
Specificatie | 31 december 1994 | 31 december 1993 |
---|---|---|
Te verrekenen met derden OS-sector | 1,1 | 0,9 |
Vorderingen in de Debiteurenadministratie | 0,6 | 0,8 |
Diverse vorderingen | 0,2 | 0,2 |
Totaal | 1,9 | 1,9 |
Te verrekenen met derden OS-sector betreffen salarisvoorschotten en waarborgsommen van OS-deskundigen. Een specificatie van de Vorderingen in het Debiteurensysteem naar vorderingsoort en de daarbij behorende ouderdomsanalyse is opgenomen onder de Intra-comptabele vorderingen.
De ouderdomsanalyse van de Persoonlijke rekeningen is als volgt:
1994 | 1993 | |
---|---|---|
Te verrekenen met derden OS-sector | 0,9 | 0,2 |
Ad 5.3 Externe debiteuren (debet f 4,3 mln)
Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven e.d. Het betreft ondermeer vorderingen die ontstaan zijn m.b.t. uitgaven in het kader van dienstverlening danwel afrekeningen van projecten in de OS-sector. Deze vorderingen ontstaan zowel op het Departement als op de Vertegenwoordigingen in het buitenland. De invordering vindt plaats op het Departement via de Debiteurenadministratie.
Specificatie | 31 december 1994 | 31 december 1993 |
---|---|---|
Vorderingen in de Debiteurenadministratie | 4,2 | 5,9 |
Diverse vorderingen | 0,1 | 0,5 |
Totaal | 4,3 | 6,4 |
Een specificatie van de Vorderingen in het Debiteurensysteem naar vorderingsoort en de daarbij behorende ouderdomsanalyse is opgenomen onder de Intra-comptabele vorderingen.
Onder de vorderingen in de Debiteurenadministratie is om beheerstechnische redenen voor f 2,6 mln aan vorderingen opgenomen welke strikt genomen niet voldoen aan de definitie van de «Aanwijzingsregeling boekingen buiten begrotingsverband». In 1995 zullen deze vorderingen worden ondergebracht onder de extra-comptabele vorderingen.
Ad 5.4 Overige vorderingen (debet f 13,1 mln)
Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Onder deze vorderingen vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de Vertegenwoordiging verrekend wordt.
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Achtergestelde lening u/g SNV | – | 4,0 |
Vorderingen SNV inzake salarissen | 1,2 | 1,2 |
Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland | 5,0 | 5,2 |
(Huur)waarborgsommen buitenland | 3,7 | 3,6 |
Te vorderen BTW buitenland | 1,3 | 0,4 |
Diverse overige vorderingen | 1,9 | 2,2 |
Totaal | 13,1 | 16,6 |
De achtergestelde lening SNV ultimo 1993 is in 1994 overgeboekt naar de extra-comptabele vorderingen. Tegelijkertijd vond in 1994 begrotingsbelasting plaats.
Ter plaatse te verrekenen uitgaven betreft voor een groot deel bij de plaatselijke autoriteiten ingevorderde maar nog niet terug ontvangen BTW.
Vanwege het karakter van de waarborgsommen is hiervan geen ouderdomsanalyse opgenomen. Momenteel wordt nog overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over het (eventueel) ten laste van de begroting brengen van het saldo van de waarborgsommen ultimo 1994. In de loop van 1995 zal, naar verwachting, deze discussie worden afgerond.
Te vorderen BTW buitenland betreft de nog niet bij de plaatselijke autoriteiten ingevorderde BTW. Hiervan betreft f 0,8 mln Parijs.
De ouderdomsanalyse voor de Overige vorderingen luidt als volgt:
1994 | 1993 | 1992 en ouder | |
---|---|---|---|
Vorderingen SNV inzake salarissen | 1,2 | – | – |
Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland | 2,5 | 2,1 | 0,4 |
Te vorderen BTW buitenland | 1,3 | pm | pm |
Ad 6. Intra-comptabele schulden (credit 46,3 mln)
Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.
Het saldo is als volgt gespecificeerd:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Nationalisaties | 28,7 | 11,6 |
Loonheffing en premies | 13,3 | – 0,8 |
Diverse overige schulden | 4,3 | 3,6 |
Totaal | 46,3 | 14,4 |
Het saldo van de Nationalisaties, dat betrekking heeft op eventueel uit te keren schadeclaims, is t.o.v. 1993 toegenomen doordat de rente en aflossing voor de in 1994 uit te keren schadeclaims m.b.t. Indonesië in 1994 is ontvangen.
De te ontvangen rente en aflossing krachtens de «Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de tussen de beide landen nog bestaande financiële vraagstukken» van 7 september 1966 bedraagt per balansdatum f 157,2 mln. De nog verschuldigde uitkeringen krachtens de Rijkswet van 15 maart 1969 art 10 4e lid bedraagt op balansdatum f 116,0 mln. Jaarlijks wordt het restant van de jaartermijn, na aftrek van een reserve van momenteel ruim f 0,2 mln voor mogelijke rechthebbenden (consignatiekas art. 12 Rijkswet), afgedragen aan het Ministerie van Financiën. Het nog af te dragen jaarsaldo aan het Ministerie van Financiën bedraagt op balansdatum f 7,5 mln.
De schadeclaims nationalisaties Egypte en Italië zijn in 1994 geheel afgewikkeld, de resterende niet opgeëiste schulden zijn in 1994 ten gunste van de begroting gebracht.
Loonheffing en premies: betreffen op de salarissen van december 1994 ingehouden loonheffing en premies. Hiervan betreft f 0,8 mln loonheffing en premies SNV. De totale loonheffing en premies zijn in 1995 afgedragen.
Het saldo van de Panden, opgenomen in de Diverse overige schulden, is vanwege het karakter niet in de ouderdomsanalyse opgenomen. Het saldo bedroeg per 31 december 1994 f 0,7 mln.
De ouderdomsanalyse van de Intra-comptabele schulden luidt als volgt:
1994 | 1993 | 1992 | |
---|---|---|---|
Nationalisaties | 28,7 | – | – |
Loonheffing en premies | 13,3 | – | – |
Diverse overige schulden (excl. Panden) | 2,9 | 0,5 | 0,2 |
Het verloop van de Nationalisaties luidt als volgt:
Egypte | Indonesië | Italië | Totaal | |
---|---|---|---|---|
Beginsaldo per 1 januari 1994 | 0,3 | 8,4 | 2,9 | 11,6 |
Uitkeringen | – | – 12,9 | – | – 12,9 |
Afdracht aan Financiën | – | – 8,0 | – | – 8,0 |
Ontvangen bankrente | pm | – | 0,1 | 0,1 |
Ontvangen rente en aflossing | – | 41,2 | – | 41,2 |
Overboeking t.g.v. begroting | – 0,3 | – | – 3,0 | – 3,3 |
Totaal | 0 | 28,7 | 0 | 28,7 |
Ad 8. Extra-comptabele vorderingen (debet f 415,9 mln)
Het saldo per 31 december 1994 bestaat uit:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen | 286,6 | 312,9 |
Verrichte garantiebetalingen NIO | 73,9 | 92,0 |
Te ontvangen rente en boeterente begrotingsleningen | 1,2 | 0,7 |
Te ontvangen boeterente en gereserveerde rente garantiebetalingen | 4,8 | 4,0 |
Te verstrekken consolidatielening | 4,7 | – |
Achtergestelde lening SNV | 4,0 | – |
Stichting ECDPM | 40,5 | – |
Voorlopig buiten invordering gestelde debiteurenposten | 0,2 | pm |
Totaal | 415,9 | 409,6 |
Het verloop van de extra-comptabele vorderingen luidt als volgt:
Ad Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen
Saldo per 1 januari 1994 | 312,9 | |
Consolidatielening Kameroen 1993 | 8,8 | |
321,7 | ||
Aflossingen in 1994 | 31,0 | |
Kwijtschelding in 1994 | 4,1 | |
35,1 | ||
Saldo per 31 december 1994 | 286,6 |
Overeenkomstig het in de leningsovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 1994 in de volgende jaren door OS-landen worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen.
1995 | 34,7 |
1996 | 31,4 |
1997 | 31,4 |
1998 | 31,4 |
1999 | 32,0 |
na 1999 | 1257 |
286,6 |
De ouderdomsanalyse van de begrotingsleningen per 31 december 1994 luidt als volgt:
1969 | 23,3 |
1970 | 63,7 |
1971 | 34,8 |
1972 | 38,9 |
1973 | 56,8 |
1974 | 18,7 |
1975 | 14,9 |
1977 | 3,0 |
1991 | 12,7 |
1992 | 11,0 |
1993 | 8,8 |
286,6 |
De leningen uit de jaren 1991, 1992 en 1993 betreffen consolidatieleningen.
Ad Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)
Saldo per 1 januari 1994 | 92,0 | |
Overmakingen aan de NIO in 1994 | 62,5 | |
154,5 | ||
Ontvangsten van de NIO in 1994 | 25,9 | |
Kwijtscheldingen in 1994 | 54,7 | |
80,6 | ||
Saldo per 31 december 1994 | 73,9 |
De ouderdomsanalyse van het saldo per 31 december 1994 levert het volgende beeld op:
Vorderingen ontstaan vóór 1991 | 17,1 |
in 1991 | 4,2 |
in 1992 | 5,2 |
in 1993 | 24,8 |
in 1994 | 22,6 |
73,9 |
Ad. Te ontvangen rente en boeterente begrotingsleningen
Saldo per 1 januari 1994 | 0,7 |
Te ontvangen rente en boeterente | 0,7 |
Rente ontvangen in 1994 | – 0,2 |
Saldo per 31 december 1994 | 1,2 |
Ad Te ontvangen boeterente en gereserveerde rente garantiebetalingen
Saldo per 1 januari 1994 | 4,0 |
Te ontvangen boeterente en gereserveerde rente | 1,5 |
Rente ontvangen in 1994 | – 0,7 |
Saldo per 31 december 1994 | 4,8 |
Ad Te verstrekken consolidatielening
Saldo per 1 januari 1994 | – |
Verstrekte consolidatielening | 4,7 |
Saldo per 31 december 1994 | 4,7 |
Dit betreft een aan Kameroen te verstrekken consolidatielening. Deze lening zal in de loop van 1995 worden omgezet in een nieuwe lening met een gewijzigd aflossingsschema.
Saldo per 1 januari 1994 | – |
Overgeboekt van intra-comptabele vorderingen in 1994 | 4,0 |
Saldo per 31 december 1994 | 4,0 |
De achtergestelde lening SNV u/g betreft een deel van het voormalige rekening-courant saldo, dat in het kader van de verzelfstandiging van de SNV in 1992 is omgezet in een lening. De lening staat ter beschikking van de SNV, zolang de activiteiten van deze stichting niet worden stopgezet. Er is geen sprake van rente- en aflossingstermijnen.
Naar aanleiding van de aanbeveling door de Algemene Rekenkamer m.b.t. de controle van de jaarrekening 1993 is de per 31 december 1993 als intra-comptabele vordering verantwoorde lening in het boekjaar 1994 ten laste van de begroting gebracht. Tegelijkertijd is deze lening aan de SNV als extra-comptabele vordering per 31 december 1994 in de jaarrekening 1994 opgenomen.
Saldo per 1 januari 1994 | – |
Alsnog verantwoord in 1994 | 40,5 |
Saldo per 31 december 1994 | 40,5 |
De Minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft in 1986 besloten in totaal f 40,5 mln ter belegging aan de Stichting European Centre for Development Policy Management ter beschikking te stellen. De opbrengst van de belegde middelen zullen worden aangewend ter dekking van de personeels- en exploitatiekosten van de Stichting. Begrotingsbelasting heeft reeds plaatsgevonden en deze vordering is met ingang van 1994 als extra-comptabele vordering in de saldibalans per 31 december 1994 opgenomen. Het is de Stichting verboden de beschikbaar gestelde bedragen te beleggen in risicodragend vermogen. De overeenkomst eindigt uiterlijk op 1 januari 1997. Bij beëindiging van deze overeenkomst staan de belegde middelen ter beschikking van de Staat.
Ad Voorlopig buiten invordering gestelde debiteurenposten
Saldo per 1 januari 1994 | pm |
Buiten invordering gesteld in 1994 | 0,2 |
Saldo per 31 december 1994 | 0,2 |
Dit betreft 254 debiteurennota's, die meer dan één jaar openstaan, waarvan wordt verwacht dat deze nagenoeg als oninbaar zijn te beschouwen. De voorlopig buiten invordering gestelde debiteurenposten worden gedurende 5 jaar jaarlijks bij betrokkenen gerappeleerd.
Ad 10 Extra-comptabele voor schotten (debet f 1 315,1 mln)
Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. De specificatie van deze post luidt als volgt:
31 december 1994 | 31 december 1993 | |
---|---|---|
Voorschot subsidies cat. 1 en 2 | 820,9 | 708,2 |
Voorschot subsidies cat. 3 t/m 6 | 1,2 | 1,1 |
Medefinanciering organisaties (MFO's) | 174,4 | 165,9 |
Werkvoorschotten consultants | 117,4 | 174,4 |
Voorschotten Nuffic cluster | 2,1 | 32,1 |
Geldmiddelen eigen beheer projecten | 10,1 | 8,0 |
MFO's noodhulp | 32,4 | 45,1 |
Nederlands Inkoop Centrum/Suriname | 1,1 | 12,9 |
Voorschotten aan lokale organisaties | 114,0 | 81,3 |
Subtotaal R-sector | 1 273,6 | 1 229,0 |
Voorschot subsidies aan instellingen en organisaties | 27,3 | 18,4 |
Verstrekkingen aan uitgezonden personeel | 8,8 | 8,1 |
Reisvoorschotten departementale ambtenaren | 0,2 | 0,2 |
Voorschotten externe accountants | 0,8 | 1,0 |
Voorschotten aanneemsommen | 3,4 | – |
Voorschot PTT | 1,0 | – |
Subtotaal M-sector | 41,5 | 27,7 |
Totaal | 1 315,1 | 1 256,7 |
Het verloop van de extra-comptabele voorschotten van de R-sector luidt als volgt:
31 december 1993 | Voorschotverstrekking | Ontvangen verantwoordingen | 31 december 1994 | |
---|---|---|---|---|
Voorschot subsidies cat. 1 en 2 | 708,2 | 889,0 | 776,3 | 820,9 |
Voorschot subsidies cat. 3 t/m 6 | 1,1 | 102,3 | 102,2 | 1,2 |
Medefinanciering organisaties (MFO's) | 165,9 | 97,6 | 89,1 | 174,4 |
Werkvoorschotten consultants | 174,4 | 51,3 | 108,3 | 117,4 |
Voorschotten Nuffic cluster | 32,1 | 22,4 | 52,4 | 2,1 |
Geldmiddelen eigen beheer projecten | 8,0 | 96,5 | 94,4 | 10,1 |
MFO's noodhulp | 45,1 | 15,4 | 28,1 | 32,4 |
Nederlands Inkoop Centrum/Suriname | 12,9 | 2,2 | 14,0 | 1,1 |
Lokale organisaties | 81,3 | 108,5 | 75,8 | 114,0 |
1 229,0 | 1 385,2 | 1 340,6 | 1 273,6 |
Ten opzichte van het voorgaande jaar is het voorschottensaldo met f 44,6 mln toegenomen. Dit is als volgt te verklaren:
Voorschot subsidies categorie 1 en 2 (debet f 820,9 mln)
Dit saldo per 31 december 1994 vertoont ten opzichte van ultimo 1993 een stijging van f 112,7 mln. Het saldo wordt in belangrijke mate bepaald door de tijdigheid van de ontvangst en verwerking van de financiële verantwoordingen te verstrekken door landen en organisaties. Ter verbetering van dit proces zal in tegenstelling tot de in 1994 uitgevoerde ad hoc acties in 1995 continue bewaking in samenwerking met de beleidsdirecties plaatsvinden van de afwikkeling van de voorschotten. Voorts zal in 1995 aandacht worden besteed aan het nivo van bevoorschotting. Gegeven het feit dat begrotingsbelasting op het moment van bevoorschotting plaatsvindt, geeft het saldo ultimo 1994 de nog administratief af te wikkelen voorschotten aan. De verstrekking van voorschotten heeft voornamelijk betrekking op contracten met een meerjarige looptijd voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten, waarvan de afwikkeling in 1995 of later zal plaatsvinden.
Werkvoorschotten consultants (debet f 117,4 mln)
Door de afname van de voorschotverstrekking aan de consultants ad f 118,6 mln t.o.v. 1993, is het saldo per 31 december 1994 gedaald.
Geldmiddelenvoorraad eigen beheer projecten (debet f 10,1 mln)
Onder dit hoofd zijn opgenomen de lokale uitgaven, welke nog niet door de eigen beheer projecten zijn verantwoord, alsmede de saldi aanwezige geldmiddelen voorraad per 31 december 1994. De tijdige ontvangst en administratieve verwerking van verantwoordingen van uitgaven van deze projecten bleef in 1994 een punt van aandacht.
In 1995 zal aan deze problematiek extra aandacht worden besteed door middel van instructies en voorlichtingsacties naar de Vertegenwoordigingen in het buitenland, alsmede naar de teamleiders in het veld.
Voorschotten aan lokale organisaties (debet f 114,0 mln)
Ten opzichte van het saldo van ultimo 1993 is deze post met f 32,7 mln toegenomen. Deze toename wordt grotendeels veroorzaakt, doordat in 1994 meer voorschotten zijn verstrekt aan lokale organisaties.
Door de lange communicatielijn tussen buitenlandse lokale organisaties en het departement wordt het afwikkelen van deze voorschotten vertraagd. In 1994 is en in 1995 zal aan deze problematiek extra aandacht worden besteed d.m.v. gerichte opschoningsactiviteiten en interne controle- en ondersteuningsmissies naar de Vertegenwoordigingen.
Ad 11 Openstaande verplichtingen (credit f 14 987,9 mln)
Voor een specificatie van het verloop van de verplichtingen zie ook bijlage V.
Openstaande verplichtingen per 1 januari 1994 | 11 240,0 | |
Aangegane verplichtingen in 1994 | 11 898,8 | |
23 138,8 | ||
Uitgaven ten laste van de begroting 1994 | 7 583,8 | |
Negatieve bijstellingen vorige begrotingsjaren | 567,1 | |
8 150,9 | ||
Openstaande verplichtingen per 31 december 1994 | 14 987,9 |
Toelichting acute- en garantieverplichtingen:
a. Openstaande acute verplichtingen beleidsveld 1,2,4 en 5 (credit f 100,7 mln)
Dit betreffen de geregistreerde acute verplichtingen voor de beleidsvelden «Algemeen», «Internationale betrekkingen», «Afdracht aan de EG» en «Diplomatieke vertegenwoordigingen».
Het verloop van het saldo acute verplichtingen gedurende 1994 geeft het volgende beeld:
Openstaande acute verplichtingen per 1 januari 1994 | 32,9 | |
Aangegane verplichtingen in 1994 | 2 897,3 | |
2 930,2 | ||
Uitgaven ten laste van de begroting 1994 | 2 826,6 | |
Negatieve bijstellingen vorige begrotingsjaren | 2,9 | |
2 829,5 | ||
Openstaande acute verplichtingen beleidsveld 1,2,4 en 5 per 31 december 1994 | 100,7 |
b. Openstaande acute verplichtingen beleidsveld 3 (credit f 9 332,0 mln)
Dit betreffen de geregistreerde acute verplichtingen voor het beleidsveld «Samenwerking met ontwikkelingslanden».
Het verloop van het saldo acute verplichtingen gedurende 1994 geeft het volgende beeld:
Openstaande acute verplichtingen per 1 januari 1994 | 5 343,0 | |
Aangegane verplichtingen in 1994 | 8 970,5 | |
14 313,5 | ||
Uitgaven ten laste van de begroting 1994 | 4 734,5 | |
Negatieve bijstellingen vorige begrotingsjaren | 247,0 | |
4 981,5 | ||
Openstaande acute verplichtingen beleidsveld 3 per 31 december 1994 | 9 332,0 |
De post negatieve bijstellingen wordt veroorzaakt door projecten die eerder worden afgesloten dan bij de aanvang van deze projecten werd verwacht. Ook vinden er decommitteringen plaats bij reguliere projectbeëindigingen, hierbij zijn de projectverplichtingen hoger ingeschat dan de werkelijke uitgaven. Bij noodhulpprojecten komt het voor dat niet het volledige committeringsbedrag wordt uitgegeven.
De specificatie van de openstaande acute verplichtingen van beleidsveld 3 per 31 december 1994 luidt als volgt:
NIO rentesubsidie | 2 745,4 |
Europees ontwikkelingsfonds | 1 176,7 |
Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) | 1 050,0 |
Medefinancierings organisatie (MFO) | 435,6 |
ESAF/IMF bijdrage 1988 t/m 1997 | 161,0 |
VN ontwikkelingsprogramma UNDP | 160,0 |
WB Global Environment Facility (GEFF) | 129,1 |
IFAD | 67,1 |
VN bevolkingsfonds UNFPA | 64,0 |
India dollar clausule | 63,1 |
Huisvesting Koninklijk Instituut voor de Tropen | 51,5 |
Overige openstaande verplichtingen (< f 50 mln per verplichting) | 3 228,5 |
9 332,0 |
In de toelichting op de saldibalansen per 31 december 1992 en 1993 werd een aantal «niet uit de saldibalans blijkende toezeggingen c.q. verplichtingen« opgenomen.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de controle van de jaarrekening 1993 zijn de volgende «niet uit de saldibalans per 31 december 1993 blijkende toezeggingen» alsnog in de saldibalans per 31 december 1994 onder de post «openstaande acute verplichtingen» opgenomen, te weten:
– De verhoging ad f 405 mln van het ontwikkelingsfonds Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO). Deze verhoging is gebaseerd op artikel 12 van de overeenkomst tussen de FMO en de Nederlandse Staat. Vanaf het jaar 2001 tot 2005 zal de omvang van het fonds worden verhoogd tot ca. f 1,45 mld.
– Verplichtingen ad f 435,6 mln uit hoofde van met medefinancieringsorganisaties (MFO's) in 1994 verzonden toezeggingsbrieven. Deze verplichtingen zijn gebaseerd op de met de MFO's gesloten vierjarige overeenkomsten.
– Verplichtingen ad f 2 745,4 mln met betrekking tot de tussen de Staat en de NIO afgesloten overeenkomst ter verstrekking van rentesubsidies van door de NIO verstrekte kapitaalmarktleningen aan OS landen. Bij de berekening van de verplichting is uitgegaan van de per 31 december 1994 resterende looptijd, rentestand en omvang van de leningen. Er is geen rekening gehouden met eventuele kwijtscheldingen en/of vervroegde aflossingen in de toekomst. Het rentepercentage voor het aantrekken van nieuwe 10-jarige leningen is ter grootte gelijk aan het gemiddelde rentepercentage van de opgenomen leningen per 31 december 1994, zijnde 7,5 %. Voor liquiditeitsoverschotten is gerekend met 7 % per jaar, waarbij in het eerste jaar voorzichtigheidshalve is gerekend met 3 %.
– Verplichtingen ad f 63,1 mln uit hoofde van de overeenkomst met de Indiase autoriteiten, dat opwaartse dollarkoers fluctuaties – tot maximaal 10 % van de hoofdsommen van verstrekte kapitaalmarktleningen – door de Nederlandse Staat zullen worden vergoed. Deze verplichting is gekwantificeerd op basis van het maximale bedrag, waarvoor de Staat kan worden aangesproken.
– Verplichtingen ad f 26,5 mln uit hoofde van MAD-programma.
c. Openstaande garantieverplichtingen (credit f 5 555,2 mln)
Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden en de garantiestelling inzake de raffinaderij Staatsoliemaatschappij Suriname.
Het verloop van het saldo garantieverplichtingen gedurende 1994 geeft het volgende beeld:
Openstaande garantieverplichtingen per 1 januari 1994 | 5 864,1 | ||
Aangegane verplichtingen in 1994 | 31,0 | ||
5 895,1 | |||
Uitgaven ten laste van de begroting 1994 | 22,7 | ||
Negatieve bijstellingen vorige begrotingsjaren | |||
– Aflossingen ontwikkelingslanden | 192,0 | ||
– Kwijtscheldingen Ontwikkelingslanden | 155,4 | ||
– Overige mutaties | – 30,2 | ||
317,2 | |||
339,9 | |||
Openstaande garantieverplichtingen per 31 december 1994 | 5 555,2 |
De specificatie van de openstaande garantieverplichtingen per land per 31 december 1994 luidt als volgt:
India | 1 677,8 |
Indonesië | 1 651,9 |
Pakistan | 223,5 |
China | 196,8 |
Kenya | 192,9 |
Jamaica | 178,1 |
Egypte | 155,7 |
Angola | 147,8 |
Sri Lanka | 144,2 |
Ghana | 135,9 |
Zimbabwe | 124,3 |
Nicaragua | 123,0 |
Peru | 117,6 |
Tunesië | 79,0 |
Kameroen | 71,2 |
Overige landen (< f 50 mln per verplichting) | 283,5 |
Subtotaal | 5 503,2 |
Garantstelling raffinaderij Staatsoliemaatschappij Suriname | 52,0 |
Totaal | 5 555,2 |
Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:
De verplichtingen uit hoofde van politieke besluitvorming, waarvan het meerjarige karakter niet is vastgelegd, te weten:
– De jaarlijks ten laste van de homogene groep OS komende bijdrage ten behoeve van de opvang van en onderwijs aan asielzoekers. Deze bijdrage is (politiek) gemaximeerd op f 420,2 mln voor de opvang en f 75 mln ten behoeve van onderwijs. De omvang (duur) van de verplichting is niet bekend.
– De bijdrage vanuit de OS-begroting aan de internationale vredesoperaties vanaf 1993 bedraagt f 61,25 mln per jaar. De omvang (duur) van deze verplichting is niet bekend.
Het restant van de verplichting uit hoofde van de verdragsmiddelen Suriname ad f 806 mln per 31 december 1994. Voor dit restant zijn nog geen activiteiten gecommitteerd.
Het Ministerie van Financiën heeft ter compensatie van de in de Club van Parijs kwijtgescholden leningen aan ontwikkelingslanden een claim ingediend ten laste van de OS-begroting. De discussie met het Ministerie van Financiën over de hoogte van deze claim is nog niet afgerond en dus is de omvang van de verplichting (nog) niet bekend.
III Herkomst en besteding van middelen 1994
Rijkshoofdboekhouding per 31 december 1994 | – 14 258,0 | |
Rijkshoofdboekhouding per 31 december 1993 | – 13 124,5 | |
– 1 133,5 | ||
Mutatie Rijkshoofdboekhouding | ||
Verevende uitgaven 1992 in 1994 | – 6 389,8 | |
Verevende ontvangsten 1992 in 1994 | 132,6 | |
– 6 257,2 | ||
Werkelijke toename schuld aan de RHB begrotingsjaar 1994 | – 7 390,7 |
De toename van de schuld werd als volgt besteed:
M-sector | R-sector | Totaal | |
---|---|---|---|
Begrotingsuitgaven 1994 | 2 826,6 | 4 757,2 | 7 583,8 |
Begrotingsontvangsten 1994 | – 49,5 | – 94,8 | – 144,3 |
Afname liquide middelen | – 12,6 | – | – 12,6 |
Afname vorderingen | 0,4 | – 4,7 | – 4,3 |
Toename schulden | – 31,9 | 0,0 | – 31,9 |
Totaal | 2 733,0 | 4 657,7 | 7 390,7 |
IV Realisatie per betalingssysteem
Begrotingsuitgaven | M-sector | R-sector | Totaal |
---|---|---|---|
TIS-crediteurensysteem | 329,4 | 4 217,4 | 4 546,8 |
Kassen Vertegenwoordigingen | 219,3 | 179,7 | 399,0 |
Salarisadministratie | 314,1 | 56,9 | 371,0 |
Dienstreizen | 4,9 | 0,1 | 5,0 |
NIO-schenkingen | – | 293,1 | 293,1 |
Overige mutaties en kassen Dept. | 1 958,9 | 10,0 | 1 968,9 |
Totaal | 2 826,6 | 4 757,2 | 7 583,8 |
Begrotingsontvangsten | M-sector | R-sector | Totaal |
---|---|---|---|
TIS-crediteurensysteem | – 1,4 | – 0,3 | – 1,7 |
Kassen Vertegenwoordigingen | – 29,8 | pm | – 29,8 |
Salarisadministratie | – 6,6 | – | – 6,6 |
Mutaties en kassen Departement | – 11,7 | – 94,5 | – 106,2 |
Totaal | – 49,5 | – 94,8 | 144,3 |
V GVKA controleverbanden 1994 (x f 1 000)
LIQUIDE MIDDELEN | VERPLICHTINGEN | ||
---|---|---|---|
Beginsaldo per 1 januari 1994 | 23 811 | a. Beginsaldo per 1 januari 1994 | 11 240 057 |
Bij: ontvangsten binnen begrotingsverband | 144 340 | b. Bij: aangegane verplichtingen 1994 | 11 898 782 |
Af: uitgaven binnen begrotingsverband | 7 583 837 | c. Af: uitgaven binnen begrotingsverband 1994 | 7 583 837 |
Af: afname schuld aan de Rijkshoofdboekhouding | 1 133 448 | d. Af: negatieve bijstelling van aangegane verplichtingen uit andere begrotingsjaren | 567 097 |
Bij: Verevening uitgaven/ontvangsten 1992 | 6 257 247 | ||
Bij: mutaties rekeningen buiten begrotingsverband | 36 205 | ||
Saldo liquide middelen per 31 december 1994 | 11 214 | e. Saldo verplichtingen per 31 december 1994 | 14 987 905 |
Aansluiting saldo alle verplichtingen met kasramingen | ||
---|---|---|
e. Saldo verplichtingen per 31 december 1994 | 14 987 905 | |
f. Waarvan geboekt ten laste van verplichtingenjaar: | ||
1988 | 138 779 | |
1989 | 144 310 | |
1990 | 114 258 | |
1991 | 1 730 529 | |
1992 | 585 630 | |
1993 | 949 372 | |
1994 | 5 770 493 | |
Mutaties ramingen 1988 t/m 1994 | 659 | |
9 432 712 | ||
5 555 193 | ||
g. Niet geraamde garantieverplichtingen | 5 555 193 | |
0 |
«GVKA-controleverbanden», toelichting
Het overzicht GVKA-controleverbanden is een gecomprimeerde cijfermatige weergave van de samenhang van de totaalsaldi van de verplichtingen, de kasramingen, en de uitgaven per balansdatum. De in dit overzicht gehanteerde begrippen en de wijze waarop de cijfers uit de financiële administratie zijn verkregen worden hieronder toegelicht.
a. Saldo per 1 januari 1994:
– Totaal saldo van alle aangegane verplichtingen met betrekking tot de boekjaren 1988 tot en met 1993, verminderd met het totaalsaldo van de uitgaven in deze boekjaren.
b. Aangegane verplichtingen 1994:
– Eindstand van de verplichtingen in begrotingsjaar 1994.
c. Uitgaven binnen begrotingsverband 1994:
– Eindstand van de gerealiseerde uitgaven in begrotingsjaar 1994.
d. Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit vorige begrotingsjaren:
– Een negatieve bijstelling is een neerwaartse bijstelling op een verplichting die in een voorgaand jaar is aangegaan; een negatieve bijstelling leidt niet tot een toename van de verplichtingenbegrotingsruimte.
– Dit saldo heeft betrekking op negatieve bijstellingen die in het boekjaar 1994 in de financiële administratie zijn vastgelegd.
e. Saldo verplichtingen per 31 december 1994:
– Het resultaat van a t/m e vormt de stand van de per balansdatum openstaande verplichtingen (zie saldibalansonderdeel 11).
AANSLUITING SALDO OPENSTAANDE VERPLICHTINGEN MET KASRAMINGEN
f. Waarvan geboekt t.l.v. verplichtingenjaar:
– Het saldo van de kasramingen per verplichtingenjaar van de openstaande verplichtingen.
– Mutaties ramingen 1988 tm 1994.
g. Niet geraamde garantieverplichtingen:
– Dit saldo heeft betrekking op beleidsveld 3 artikel 22 «Garantiebetalingen uit hoofde van de door de NIO verstrekte leningen», artikel 23 «Overige garanties op aan Ontwikkelingslanden verstrekte leningen» en een deel van artikel 43 «Garanties t.b.v. Suriname».
– De raming van de uitgaven vindt plaats op het moment dat er daadwerkelijk uitgaven verwachtbaar zijn.
VI Mutatieoverzicht verplichtingen (x f 1 000)
Art. | Omschrijving | Openstaande verplichtingen per 1-1-94 | Aangename verplichtingen in 1994 | Uitgaven t.l.v. de begroting 1994 | Negatieve bijstellingen 1994 | Openstaande verplichtingen per 31-12-94 |
---|---|---|---|---|---|---|
BELEIDSVELD 1 | ||||||
1 | Personeel en materieel | 3 840 | 248 765 | 246 824 | 1 063 | 4 718 |
3 | Andere uitgaven t.b.v. personeel | 0 | 25 006 | 25 006 | 0 | 0 |
4 | Staatsbezoeken etc. | 0 | 2 589 | 2 589 | 0 | 0 |
7 | Geheime uitgaven | 0 | 85 | 85 | 0 | 0 |
8 | Onvoorzien | 0 | 7 262 | 7 262 | 0 | 0 |
9 | Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
11 | Koersverschillen en bankkosten | 0 | 1 135 | 1 135 | 0 | 0 |
TOTAAL BELEIDSVELD 1 | 3 840 | 284 842 | 282 901 | 1 063 | 4 718 | |
BELEIDSVELD 2 | ||||||
1 | Uitg. samenh. met VN | 0 | 84 831 | 74 019 | 0 | 10 812 |
2 | Uitg. samenh. met Atl. samenw. | 13 | 12 744 | 12 731 | 4 | 22 |
3 | Uitg. samenh. met de OESO/RVE | 0 | 19 058 | 19 058 | 0 | 0 |
4 | Subsidies en bijdragen | 5 538 | 40 775 | 19 749 | 438 | 26 126 |
5 | Voorlichting en int. cult. betr. | 223 | 9 934 | 9 930 | 85 | 142 |
6 | Hulp in noodsituaties | 1 150 | 9 105 | 9 902 | 0 | 353 |
7 | Rentesubsidie Turkije | 166 | 0 | 122 | 0 | 44 |
12 | Matra programma | 0 | 24 612 | 15 372 | 0 | 9 240 |
13 | Joegoslavië Tribunaal | 0 | 5 544 | 5 362 | 0 | 182 |
TOTAAL BELEIDSVELD 2 | 7 090 | 206 603 | 166 245 | 527 | 46 921 | |
BELEIDSVELD 4 | ||||||
1 | Vierde eigen middel | 0 | 1 939 041 | 1 939 041 | 0 | 0 |
TOTAAL BELEIDSVELD 4 | 0 | 1 939 041 | 1 939 041 | 0 | 0 | |
BELEIDSVELD 5 | ||||||
1 | Personeel en materieel | 0 | 369 443 | 369 443 | 0 | 0 |
2 | Gebouwen buitenland | 21 967 | 97 401 | 69 010 | 1 266 | 49 092 |
TOTAAL BELEIDSVELD 5 | 21 967 | 466 844 | 438 453 | 1 266 | 49 092 | |
Totaal beleidsveld 1 + 2 + 4 + 5 | 32 897 | 2 897 330 | 2 826 640 | 2 856 | 10 0 731 | |
BELEIDSVELD 3 (Excl. garantieverplichtingen) | ||||||
5 | Deskundigenprogramma's | 0 | 144 462 | 117 951 | 0 | 26 511 |
8 | Hulp aan Suriname | 229 443 | 130 145 | 79 744 | 27 296 | 252 548 |
11 | Europees ontwikkelingsfonds | 1 382 558 | 10 904 | 216 714 | 0 | 1 176 748 |
12 | Specif. multilaterale initiatieven | 174 225 | 125 367 | 32 041 | 114 | 267 437 |
13 | Medefin. proj. part. organis. | 0 | 1 012 028 | 496 620 | 0 | 515 408 |
14 | SNV-programma | 0 | 80 446 | 80 446 | 0 | 0 |
15 | Opvang vlucht. en asielzoekers | 0 | 442 390 | 442 390 | 0 | 0 |
17 | Rentesubs.app.katn. NIO/MFO | 20 000 | 3 069 450 | 329 047 | 0 | 2 760 403 |
18 | Huisvesting ontw. samenwerking | 0 | 13 301 | 13 301 | 0 | 0 |
19 | Insp. ontwikkelingssamenw. te velde | 1 325 | 3 179 | 2 248 | 114 | 2 142 |
20 | Subsidies aan instituten | 0 | 88 188 | 36 706 | 0 | 51 482 |
21 | Voorl. bewustw. en adv. O.S. | 2 000 | 44 174 | 28 974 | 0 | 17 200 |
26 | Milieubeleid in OS-landen | 384 333 | 446 504 | 215 203 | 15 634 | 599 900 |
27 | Onderzoekprogramma | 55 342 | 79 511 | 46 484 | 7 233 | 81 136 |
28 | Vrouwen en ontwikkeling | 25 529 | 25 744 | 34 581 | 2 371 | 14 321 |
29 | Stedelijke armoedebestrijding | 4 854 | 13 075 | 7 693 | 76 | 10 160 |
30 | Bedrijfsleven en ontwikkeling | 888 050 | 569 194 | 211 395 | 11 39 0 | 1 234 459 |
32 | BBS schenkingen | 18 033 | 226 347 | 165 269 | 341 | 78 770 |
33 | Noodhulp | 21 621 | 354 333 | 342 867 | 4 461 | 28 626 |
34 | Progr-onderst. en vernieuwing | 15 715 | 65 029 | 44 955 | 2 230 | 33 559 |
36 | Multilat. fonds en progr. | 86 972 | 744 817 | 547 160 | 151 | 284 478 |
37 | Internationaal onderwijs | 67 898 | 163 621 | 101 549 | 2 125 | 127 845 |
39 | Landenprogramma Afrika | 962 063 | 619 293 | 619 827 | 92 699 | 868 860 |
40 | Landenprogramma Latijns Amerika | 211 477 | 104 390 | 119 151 | 11 004 | 185 712 |
42 | West-oost-zuid programma | 36 270 | 0 | 4 375 | 0 | 13 382 |
43 | Garanties tbv Suriname (spoorweg) | 17 757 | 0 | 4 375 | 246 969 | 9 331 981 |
44 | Azië | 737 610 | 299 720 | 304 262 | 68 457 | 664 611 |
TOTAAL BELEIDSVELD 3 (Excl. garantieverplichtingen) | 5 343 005 | 8 970 445 | 4 734 500 | 246 969 | 9 331 981 | |
TOTALE ACUTE VERPLICHTINGEN | 5 375 902 | 11 867 775 | 7 561 140 | 249 825 | 9 432 712 | |
BELEIDSVELD 3 Garantieverplichtingen | ||||||
22 | Gar. NIO verstr. leningen O.S. | 5 828 329 | 3 107 | 22 697 | 312 555 | 5 496 184 |
23 | Ov. garantieleningen OS-landen | 11 726 | 0 | 0 | 4 717 | 7 009 |
43 | Garanties t.b.v. Suriname (Staatsolie) | 24 100 | 27 900 | 0 | 0 | 52 000 |
TOTAAL BELEIDSVELD 3 Garantieverplichtingen | 5 864 155 | 31 007 | 22 697 | 317 272 | 5 555 193 | |
TOTAAL VERPLICHTINGEN | 11 240 057 | 11 898 782 | 7 583 837 | 567 097 | 14 987 905 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24299-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.