24 292
Landmijnenproblematiek

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 maart 1996

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over zijn brief van 11 maart 1996 inzake anti-personeelmijnen (24 292, nr. 4).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 maart 1996.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Waarom wordt al overgegaan op het afstoten van de huidige voorraad anti-personeelmijnen terwijl de eerste resultaten van de verwervingsvoorbereiding voor vervangende middelen nog niet eens bekend zijn?

Op korte termijn worden eerst de overtollige landmijnen afgestoten. Het gaat om driekwart van de totale voorraad van ongeveer 550 000 mijnen. De resterende anti-personeelmijnen worden vervolgens geleidelijk afgestoten en vernietigd terwijl vervangende systemen worden ingevoerd.

2, 3, 11 en 12

Op welke feiten is het oordeel gebaseerd dat met het besluit om anti-personeelmijnen af te schaffen Nederland een zeer waardevolle bijdrage levert aan de bestrijding van het wereldomvattend probleem van de landmijnen?

Is de minister het eens met de stelling dat het wereldomvattende probleem van de landmijnen betrekking heeft op het ongecontroleerd leggen/uitstrooien van mijnen, waardoor onschuldige burgers nog jaren na het einde van een conflict «met de gebakken peren zitten»?

Op welke feiten is de hoop gebaseerd dat de Nederlandse beslissing om anti-personeelmijnen af te zweren elders in de wereld navolging zal vinden?

Wanneer wordt gesproken over «elders in de wereld» omvat dit dan ook de werkelijke probleemgebieden zoals Angola, Afghanistan, Bosnië, Cambodja? Zo ja, welke gevallen zijn dit?

De beste manier om de humanitaire problemen op te lossen die achtergelaten anti-personeelmijnen in toenemende mate veroorzaken, is de volledige uitbanning van deze wapens. Voor de tweede achtereenvolgende maal heeft de AVVN eind 1995 zonder stemming een resolutie aanvaard waarin dit streven is verwoord. Nederland heeft de resolutie mede ingediend. In de resolutie wordt voorts gesteld dat het einddoel het best kan worden bereikt als alternatieven voor anti-personeelmijnen worden ontwikkeld.

De Nederlandse beslissing voortaan van het gebruik van anti-personeelmijnen af te zien, is zonder twijfel een politiek signaal dat aan veel landen elders in Europa en in de wereld niet onopgemerkt zal voorbijgaan. De beslissing weerspiegelt de overtuiging van de regering dat het voortgaande gebruik van deze wapens, hoezeer ook in overeenstemming met het formele recht, te zeer wordt belast door het leed dat veel mensen wordt berokkend door het misbruik dat op steeds grotere schaal van deze wapens wordt gemaakt.

De beslissing is mede mogelijk gemaakt doordat de Nederlandse krijgsmacht in staat is gebleken in de toekomst de voornaamste functies van anti-personeelmijnen met alternatieve, bestaande middelen uit te oefenen. De oplossingen die de krijgsmacht heeft gekozen laten haar operationele capaciteiten intact en zouden daarom in meer landen aanleiding kunnen zijn om het gebruik van anti-personeelmijnen te heroverwegen. Het Nederlandse besluit heeft dan ook niet uitsluitend een signaalfunctie, maar biedt wellicht andere landen concrete aanknopingspunten om dezelfde stap te zetten.

Nederland is noch het eerste noch het laatste land dat afziet van het gebruik van anti-personeelmijnen. Zoals in de brief van 11 maart jl. aan de Kamer is gemeld, gingen onder andere de Navo-partners België, Canada en Noorwegen ons voor. In totaal zijn er op het ogenblik een twintigtal landen die deze stap hebben gezet, waaronder Cambodja, Mozambique en Nicaragua, landen die zelf door een mijnenplaag worden geteisterd. Blijkens recente perspublicaties lijken ook de Verenigde Staten toe aan een heroverweging van de rol van anti-personeelmijnen in hun militaire doctrine. De inspanningen van senator Leahy en een bezoek van VN-ambassadrice Albright aan Angola zouden daar mede debet aan zijn. Het is zeker dat de eventuele Amerikaanse beslissing voortaan van het gebruik van anti-personeelmijnen af te zien het einddoel waaraan alle VN-lidstaten zich hebben gecommitteerd – de algehele uitbanning van anti-personeelmijnen – dichterbij zal brengen.

4

Heeft consultatie vooraf plaatsgevonden met de Duitse Minister van Defensie omdat deze beslissing toch ook de samenwerking binnen het eerste GE/NL legerkorps regardeert? Zo nee, zou het niet beter zijn om met Duitsland ten aanzien van dit punt één lijn te trekken?

In de afgelopen twee jaar hebben Duitsland en Nederland in het kader van de voorbereidingen op de toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag intensieve contacten onderhouden en regelmatig overleg gevoerd over zowel de binnenlandse als internationale aspecten van hun nationale beleid inzake landmijnen. In beide landen is dat beleid allengs restrictiever geworden. De beslissing die nu in Nederland is genomen, zal ik toelichten in een brief aan mijn ambtgenoot Rühe.

5

Wat is het oordeel van de Navo over het afstoten van anti-personeelmijnen uit de oorlogsvoorraad?

In het reguliere defensieplanningsproces heeft een aantal bondgenoten in het afgelopen jaar een politiek voorbehoud gemaakt bij de aanschaf van mijnen. Canada, Noorwegen en België hebben al eerder beslist af te zien van het gebruik van anti-personeelmijnen. In het «Summary Report» bij de «Force Goals 1996», dat in juni van dit jaar ter goedkeuring aan de ministers van Defensie wordt voorgelegd, zal hieraan uitdrukkelijk aandacht worden besteed. Het is denkbaar dat op basis van dit rapport Navo's militaire autoriteiten zal worden verzocht de mogelijke gevolgen van het gewijzigde landmijnenbeleid in lidstaten te inventariseren. Inmiddels zijn de bondgenoten geïnformeerd over de Nederlandse beslissing. Hun is een Engelse vertaling van de brief aan het parlement van 11 maart jl. toegezonden.

6

Wanneer Nederlandse eenheden onder bevel worden gesteld van landen die deze middelen wel gebruiken, wat is dan de Nederlandse opstelling?

Ervan uitgaande dat Nederland uitsluitend gezamenlijke militaire operaties zal uitvoeren met landen die het Conventionele Wapensverdrag hebben geratificeerd of van plan zijn dat te doen, staat het mogelijke gebruik van anti-personeelmijnen door die landen samenwerking of onderbevelstelling niet in de weg. De operationele capaciteiten van Nederlandse eenheden blijven ongewijzigd; zij zullen slechts alternatieve middelen gebruiken ter vervanging van anti-personeelmijnen.

7

Wordt bij het afstoten van de anti-personeelmijn ook de kennis ten aanzien van het gebruik van dit wapen – dit in verband met internationaal optreden – niet meer onderhouden?

Kennis van het gebruik van anti-personeelmijnen is in de toekomst niet meer nodig, anders dan in het kader van de opleiding van mijnenruimers en explosievenopruimers.

8

Welke bezwaren zijn er tegen het aanhouden van de Nederlandse anti-personeelmijn, die immers alleen in daadwerkelijk bedreigende omstandigheden worden gebruikt en thans in munitie opslagplaatsen worden bewaard?

Niet alleen laat het principiële besluit voortaan af te zien van het gebruik van anti-personeelmijnen zich slecht rijmen met het handhaven van voorraden voor operationeel gebruik, ook is het op termijn niet langer nodig. De alternatieven die de Nederlandse krijgsmacht in de toekomst gaat gebruiken, zijn een volwaardige vervanging van anti-personeelmijnen. Voor operationeel gebruik zijn anti-personeelmijnen voortaan in feite overbodig.

9

Kan de studie van de Koninklijke landmacht waaruit blijkt dat anti-personeelmijnen niet meer nodig zijn aan de Kamer worden overlegd?

De relevante overwegingen en conclusies in de interne studie van de Koninklijke landmacht, waarop de beslissing berust voortaan af te zien van het gebruik van anti-personeelmijnen, zijn alle weergegeven in de brief van 11 maart jl. waarin het besluit aan de Kamer is bekendgemaakt.

10

Hoe past de hele vernietiging van anti-personeelmijnen en anti-tankmijnen in doelmatigheidsoperatie?

Mijn beslissing in november 1994 de 420 000 overtollige landmijnen van de krijgsmacht te vernietigen, betrof driekwart van het totale bestand. Deze principiële beslissing ging vooraf aan de doelmatigheidsoperatie en houdt daar dus op geen enkele wijze verband mee.

Nu wordt nog een deel van de landmijnen vernietigd die aanvankelijk niet vervangen zouden worden. 80 000 van de duurste mijnen (type DM31), die aan alle normen voldoen die het herziene Conventionele Wapensverdrag zal gaan bevatten, blijven echter in de bewapening. De overeenkomst van Defensie met Bofors voor de kosteloze vernietiging van 48 000 DM31-mijnen is in financiële termen bezien zeker doelmatig.

11 en 12

Op welke feiten is de hoop gebaseerd dat de Nederlandse beslissing om anti-personeelmijnen af te zweren elders in de wereld navolging zal vinden?

Wanneer wordt gesproken over «elders in de wereld» omvat dit dan ook de werkelijke probleemgebieden zoals Angola, Afghanistan, Bosnië, Cambodja? Zo ja, welke gevallen zijn dit?

Zie het antwoord op vraag 2.

13

Hoeveel anti-personeelmijnen worden aangehouden voor «beproevingen, onderzoek en opleiding»? Kan de noodzaak hiervan nader worden geadstrueerd?

Het exacte aantal anti-personeelmijnen dat wordt aangehouden, moet nog worden vastgesteld. Het gaat waarschijnlijk om enkele duizenden. De mijnen zijn nodig voor de opleiding van mijnenruimers en explosievenopruimingsdeskundigen, om doorbraaksystemen en ruim- en detectiemiddelen te beproeven en voor onderzoek en ontwikkeling op die gebieden.

14

Op welke alternatieve wijze kunnen de «klassieke» functies van anti-personeelmijnen worden vervuld?

Gekozen is voor het uitrusten van anti-tankmijnen met een anti-hanteerbaarheidsmechanisme. Daardoor zijn niet langer anti-personeelmijnen nodig om het ruimen van de anti-tankmijnen te voorkomen. Voorts is, als alternatief voor anti-personeelmijnen voor de nabijbeveiliging van eenheden, gekozen voor de toepassing van het horizontaal-effectwapen dat bij een concrete dreiging op afstand kan worden bediend.

15

Worden met deze alternatieve wijze de bezwaren tegen anti-personeelmijnen ondervangen?

Ja. De bezwaren tegen anti-personeelmijnen berusten in het bijzonder op het feit dat deze, op grote schaal gebruikte wapens ook lang na afloop van een conflict een bedreiging blijven vormen voor de burgerbevolking. Dit bezwaar wordt weggenomen door in de toekomst alleen nog gebruik te maken van anti-tankmijnen met anti-hanteerbaarheidsmechanisme die slechts een beperkte tijd werkzaam zijn en van horizontaal-effect wapens die gecontroleerd worden ingezet.

16

Wordt met de verwerving van nieuwe mijnensystemen (blz. 1) gedoeld op de zogenaamde technisch geavanceerde anti-tankmijnen, voorzien van een anti-hanteerbaarheidsmechanisme en/of verschietbare of verstrooibare mijnensystemen?

Beide.

17

Bestaat niet het risico dat dit type anti-tankmijn in de praktijk op individuen eenzelfde effect heeft als anti-personeelmijnen?

Vanuit operationeel oogpunt wordt hetzelfde effect bereikt als voorheen, namelijk dat de tegenstander niet voortijdig de anti-tankmijnen op eenvoudige wijze kan ruimen. Alleen als binnen de beperkte werkingsduur van de mijn – enkele uren tot maximaal 40 dagen – wordt geprobeerd deze met de hand te ruimen, bestaat er een risico. Het gevaar voor individuele burgers neemt echter aanzienlijk af doordat de mijnen pas gelegd hoeven te worden bij een directe, militaire dreiging en slechts een beperkte tijd werkzaam zijn.

18

Welke humanitaire gevolgen kunnen zijn verbonden aan het gebruik van deze categorie anti-tankmijnen? Bestaat het risico dat dit type mijnen door het anti-hanteerbaarheidsmechanisme afgaat bij aanraking met hand of voet? Is het in de praktijk zo dat de gevoeligheid van het antihanteerbaarheidsmechanisme in een anti-tankmijn net zo groot is als de gevoeligheid van het ontstekingsmechanisme in een anti-personeelmijn? Zijn de humanitaire consequenties van beroering, aanraking of verschuiving van een anti-tankmijn met anti-hanteerbaarheidsmechanisme minstens net zo ernstig als die van een anti-personeelmijn?

De gevoeligheid van het ontstekingsmechanisme van een anti-personeelmijn is niet exact gelijk aan die van een anti-hanteerbaarheidsmechanisme. Een anti-personeelmijn ontploft zodra er iemand op gaat staan, of het struikeldraad van de mijn beroert. Een anti-tankmijn met anti-hanteerbaarheidsmechanisme ontploft als pogingen worden gedaan de mijn te verplaatsen. Vooral als een anti-tankmijn is begraven, is het risico dat de mijn afgaat door iets anders dan een tank of een ander zwaar voertuig aanzienlijk kleiner dan bij een anti-personeelmijn. Het risico bestaat uitsluitend als binnen de beperkte werkingsduur van de mijn (enkele uren tot maximaal 40 dagen) wordt geprobeerd de anti-tankmijn te ruimen. Zodra de anti-tankmijn niet langer werkt, functioneert ook het anti-hanteerbaarheidsmechanisme niet meer en is de mijn ongevaarlijk voor mensen en voertuigen.

19

Welke verwachtingen bestaan over de daadwerkelijke inzet van anti-tankmijnen in vergelijking met anti-personeelmijnen, gezien de prijs, de doctrine etcetera?

Door gebruik te maken van snel inzetbare verstrooibare en verschietbare mijnsystemen is het mogelijk anti-tankmijnen pas te gebruiken als er zich een duidelijke dreiging aftekent. Naar verwachting kan de krijgsmacht daardoor met minder mijnen toe. Verstrooibare en verschietbare mijnsystemen zijn aanzienlijk duurder dan anti-personeelmijnen. Ondoordacht gebruik ligt ook om die reden niet voor de hand.

20

Zullen alle Nederlandse anti-tankmijnen worden uitgerust met zelfvernietigings- en anti-hanteerbaarheidsmechanismen?

Ja.

21

Acht u het van belang dat alle (hand en strooi) anti-tankmijnen voorzien zijn van een zelfvernietigingsmechanisme?

Ja. Zowel in de Kamer als in internationaal verband heeft de regering herhaaldelijk verklaard dat de twee belangrijkste vereisten waaraan moderne landmijnen moeten voldoen, betrekking hebben op de detecteerbaarheid met gangbare detectiemiddelen en een gelimiteerde werkingsduur. Om aan deze laatste eis te voldoen, moeten landmijnen zijn voorzien van een zelfvernietigingsmechanisme en een zelfdeactiveringsmechanisme. Bij anti-tankmijnen kan in plaats van zelfvernietiging ook worden gedacht aan zelfneutralisering, in verband met de grotere explosieve kracht van deze mijnen. Alle landmijnen van de Koninklijke landmacht worden voorzien van dergelijke mechanismen. Nader onderzoek moet uitwijzen welk soort mechanisme de voorkeur verdient.

22

Hoe worden op afstand gelegde anti-tankmijnen velden afgebakend? Zijn op afstand gelegde mijnenvelden zonder risico zo precies af te bakenen dat deze militaire verrassingsstrategie geen mensenlevens hoeft te kosten?

De velden die met een verschietbaar mijnsysteem worden gelegd kunnen niet worden afgebakend. De positie van de velden is bekend en wordt geregistreerd. Bovendien hebben deze mijnen een korte actieve periode (tot ongeveer 96 uur), waarna zelfvernietiging of zelfneutralisering en zo nodig deactivering volgen.

Het spreidingspatroon van de wapensystemen waarmee de mijnen worden gelegd (155 mm artilleriegranaten of MLRS-raketten) laat het niet toe de grenzen van het mijnenveld af te bakenen. De mijnen worden echter in beginsel op een zo laat mogelijk moment zo dicht mogelijk bij de militaire tegenstander gelegd, zodat ze alleen gevaar opleveren voor degenen die zich in het gevechtsterrein bevinden. Bovendien hebben deze mijnen een korte werkingsduur (tot ongeveer 96 uur).

23

Wat is een horizontaal-effect wapen precies? Betreft het één soort of zijn er meerdere soorten? Welk horizontaal-effectwapen wordt bedoeld? Wat zijn hiervan de effecten?

Het horizontaal-effectwapen is een op afstand bedienbaar systeem waarvan de uitwerking – het verschieten van een groot aantal schrootdeeltjes – beperkt is tot een bepaalde sector in de schootsrichting. De bedoeling is tegenstanders uit te schakelen die in deze sector naderen. Deze wapens kunnen betrekkelijk eenvoudig worden omgebouwd tot struikeldraadversies. De hiervoor benodigde middelen worden niet door de Koninklijke landmacht aangeschaft.

24

Hoe gemakkelijk kunnen op afstand bedienbare horizontale effectwapens omgebouwd worden tot anti-personeelmijnen (struikeldraadversies)?

Op afstand bedienbare horizontaal-effectwapens zijn betrekkelijk eenvoudig om te bouwen tot struikeldraadversies. De hiervoor benodigde middelen, in het bijzonder een ander ontstekingsmechanisme en een struikeldraad, worden niet door de Koninklijke landmacht aangeschaft.

25

Zijn de fysieke effecten van horizontaal-effectwapens op haar slachtoffers meer humanitair dan die van anti-personeelmijnen?

De uitwerking van horizontaal-effectwapens is vergelijkbaar met die van anti-personeelmijnen. Ook het doel, het uitschakelen van militaire tegenstanders, is gelijk. Omdat het wapen, in tegenstelling tot een anti-personeelmijn, gecontroleerd wordt ingezet, dat wil zeggen op afstand bediend, neemt de kans dat er onbedoeld slachtoffers vallen echter sterk af.

26

Kan het Gator-systeem worden aangepast voor het gebruik van uitsluitend anti-tankmijnen? Zo ja, hoe? Wat zijn de kosten hiervan? Zo nee, wat gaat de vervanging van het Gator-systeem kosten?

Op het ogenblik onderzoekt de Koninklijke luchtmacht of het «Gator»-systeem kan worden aangepast voor het gebruik zonder anti-personeelmijnen. Over de kosten van eventuele aanpassingen is nog niets te zeggen; vervanging van het systeem is voorshands niet aan de orde. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk ingelicht over de uitkomsten van het onderzoek.

27

Welk effect zal het Nederlandse besluit, afschaffing van de anti-personeelmijnen, hebben op de internationale opstelling van ons land?

De Nederlandse opstelling inzake de landmijnenproblematiek in internationale fora, zowel in de EU als in het kader van de toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag, is steeds gericht geweest op vèrgaande maatregelen die in het bijzonder het misbruik maar ook de overdracht van anti-personeelmijnen zouden beperken. Deze doelen zijn niet veranderd door de unilaterale beslissing voortaan van het gebruik van anti-personeelmijnen af te zien.

28

Kan kwantitatief worden aangegeven hoe de – gewaardeerde – uitvoering van de motie-Van den Doel/Hoekema betreffende geniecapaciteit voor mijnopruiming, zal uitpakken? Om welke aantallen personeel gaat het bij benadering?

Zoals ik in de brief van 11 maart jl. heb aangegeven, denkt de Koninklijke landmacht haar mijnenruimingscapaciteit te kunnen opvoeren door meer personeel van de Genie op te leiden als begeleiders en instructeurs voor mijnenruimoperaties. Ook wordt gedacht aan het opleiden van personeel van andere eenheden die in het algemeen minder vaak worden ingezet voor vredesoperaties en het paraat stellen van extra genie-constructiecapaciteit. De Koninklijke landmacht onderzoekt op dit ogenblik welke opties het best geschikt zijn. Het is echter nog te vroeg om aantallen te noemen. De Kamer wordt zo snel mogelijk geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek.

29

Komt bij de uitvoering van de motie-Van den Doel/Hoekema voor het ruimen van mijnen in ontwikkelingslanden een deel van de kosten ten laste van de begroting van ontwikkelingssamenwerking? En zo ja, hoe groot is deze bijdrage?

De kosten van de inzet van gespecialiseerd personeel van de Nederlandse krijgsmacht in VN-mijnenruimoperaties worden door Defensie zelf gedragen. Daarnaast ondersteunt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking mijnenruimoperaties in ontwikkelingslanden, die worden uitgevoerd door VN-organisaties en/of gespecialiseerde NGO's.

Enerzijds betaalt Defensie aan de VN jaarlijks contributies voor de uitvoering van VN-vredesoperaties. Anderzijds vergoeden de VN een deel van de kosten die Defensie maakt voor deelneming aan VN-vredesoperaties. Ontwikkelingssamenwerking betaalt een deel van de VN-contributies die Defensie afdraagt; in 1996 f 61,3 miljoen. Deze bijdrage is in het bijzonder bedoeld voor VN-vredesoperaties in ontwikkelingslanden, waarvan mijnenruimoperaties deel kunnen uitmaken.

30

Is de regering bereid mijnopruimers ook buiten VN-kader uit te zenden?

Personeel van de Nederlandse krijgsmacht wordt gewoonlijk ingezet voor mijnenruimoperaties in gebieden die zijn geteisterd door oorlog. Niet zelden zijn de verhoudingen ter plekke of in andere delen van het land waarin de operatie wordt uitgevoerd nog niet weer volledig genormaliseerd. Optreden in VN-kader biedt in die omstandigheden de beste waarborgen voor de veiligheid van het personeel. In landen waar de veiligheid van het personeel volledig is gewaarborgd, is ook de inzet van personeel buiten het gebruikelijke kader van de VN in beginsel denkbaar.

31

Kan nader worden ingegaan op de bilaterale samenwerking met de VS bij het onderzoek naar de detectie en de ruiming van landmijnen? Welke financiële ruimte bestaat om het Nederlandse bedrijfsleven te stimuleren bij dit onderzoek?

Eind maart is er bilateraal overleg in Washington over het beleid ten aanzien van mijnenruiming voor humanitaire doeleinden. Bezien wordt of er aanknopingspunten zijn voor bilaterale samenwerking bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van detectie- en ruimmiddelen. Eventuele Amerikaans-Nederlandse samenwerkingsprojecten zouden deel moeten gaan uitmaken van het programma dat thans door het ministerie van Defensie wordt opgezet. Tevens hoopt de directie Materieel van de Koninklijke landmacht binnenkort een «Gegevens Uitwisselingsovereenkomst» («Data Exchange Annex») te kunnen sluiten die de uitwisseling van onderzoeksgegevens en de afstemming van Nederlandse en Amerikaanse onderzoeksprogramma's mogelijk maakt.

Voorshands worden onderzoek en ontwikkeling gefinancierd uit de bestaande onderzoeksbudgetten. In het kader van het Integraal Defensieplanningsproces zal worden bezien of aanpassing van deze of andere budgetten nodig is, mede in verband met de mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse industrie.

32

Hoe ver is het onderzoek naar de detectie en de ruiming van landmijnen inmiddels gevorderd? Wat zijn de eerste conclusies van dit onderzoek?

TNO voert thans een haalbaarheidsonderzoek uit naar verbetering van de detectie-capaciteit. De uitkomst wordt in september van dit jaar verwacht, waarna de ministers van Defensie en voor Ontwikkelingssamenwerking over verdere stappen beslissen. Voorts zijn aan TNO opdrachten verstrekt om detectie- en ruimtechnologieën te onderzoeken die op middellange en lange termijn beschikbaar kunnen komen. Ook in de Navo wordt, mede op Nederlands initiatief, onderzocht hoe de ruim- en detectiecapaciteit kan worden verbeterd, zowel voor militaire als humanitaire doeleinden. De resultaten van de inspanningen op militair gebied zijn omstreeks 2005 voorzien. Op humanitair gebied lijken er inmiddels mogelijkheden te zijn om op kortere termijn, 2 tot 3 jaar, over betere middelen te kunnen beschikken.

33

Kan het project Mijnendoorbraaksysteem worden versneld? Wat is de reden om het project Mijnendoorbraaksysteem te versnellen? Het gaat hier toch om gebruik in een conventioneel optreden?

De taken die de krijgsmacht moet uitvoeren, variëren van grootschalige operaties tot werkzaamheden in het kader van humanitaire operaties. De mijnenruimmiddelen die thans op de markt zijn, dekken elk een beperkt deel van de taken af. De meeste systemen, ook het voor Nederland voorziene mijndoorbraaksysteem, zijn vooral geschikt voor tactisch, operationeel gebruik. Een deel is in zekere mate ook geschikt voor ruimactiviteiten ter ondersteuning van vredestaken. Voor het ruimen van landmijnen in humanitaire operaties, waarbij wordt gestreefd naar 100 procent ruimzekerheid, zijn thans geen middelen beschikbaar.

Om in de komende jaren over middelen te kunnen beschikken ter ondersteuning van alle taken, wordt op het ogenblik onderzocht of lopende projecten kunnen worden versneld en of op korte termijn aanvullende middelen kunnen worden aangeschaft.

34

Hoeveel anti-tankmijnen van het type DM-31 blijven na het afstoten van 60 000 exemplaren over?

De Koninklijke landmacht houdt ongeveer 80 000 anti-tankmijnen van het type DM-31 over.

35

Waarom worden niet alle binnen het vigerende wapenexportbeleid DM 31 mijnen verkocht? Is het niet «hinken op twee gedachten» om een deel te verkopen en een ander deel te vernietigen?

Mijn ambtsvoorganger heeft in november 1993 de afstoting van overtollige landmijnen opgeschort in afwachting van de uitkomsten van de toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag. Een jaar later heb ik de Kamer toegezegd de overtollige landmijnen te zullen vernietigen. Om redenen die ik in mijn brief van 11 maart jl. heb uiteengezet, heb ik het opportuun geoordeeld een uitzondering te maken voor 12 000 anti-tankmijnen van het type DM31, waarvoor Canada interesse toonde. Tegen de achtergrond van het beleid dat Defensie in de afgelopen jaren inzake overtollige landmijnen heeft gevoerd, acht ik het ongewenst alsnog actief op zoek te gaan naar andere potentiële kopers.

36

Treedt nog verandering op in het Nederlandse beleid ten aanzien van produktie en export van anti-personeelmijnen in en vanuit Nederland?

De minister van Buitenlandse Zaken zal op deze vraag ingaan tijdens het Algemeen Overleg op 21 maart a.s.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (U55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature (CD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven