nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 december 1997
In mijn brief van 11 maart 1996 (24 292, nr. 4) heb ik u gemeld dat
de Nederlandse krijgsmacht voortaan geen antipersoneelmijnenmeer
zal gebruiken. Over vervangende middelen, en in hoeverre de krijgsmacht daaraan
behoefte heeft, kunt u binnenkort een behoeftestelling tegemoet zien. Ik berichtte
u op 11 maart vorig jaar ook dat het gebruik van het clusterbomsysteem CBU-89
«Gator» van de Koninklijke luchtmacht werd opgeschort zolang het
tevens antipersoneelmijnen bevat. Ik kan u melden dat het onderzoek naar aanpassing
van het Gator-systeem is voltooid. Het is gebleken dat het technisch mogelijk
is de antipersoneelmijnen in het Gator-systeem te vervangen door antitankmijnen
met antihanteerbaarheidsmechanisme.
Het Gator-systeem is een «area denial»-wapen, dat vanuit de
lucht wordt ingezet ter ondersteuning van grondtroepen. Met het systeem kunnen
bijvoorbeeld belangrijke kruispunten van wegen gedurende enige tijd worden
geblokkeerd. Het risico dat burgers met de mijnen uit het Gator-systeem in
aanraking komen, is klein. Het systeem wordt pas ingezet als gewapende confrontaties
onafwendbaar lijken, zodat de bewegingsvrijheid van eigen eenheden en van
burgers zo lang mogelijk intact kan blijven.
De antitankmijnen in het systeem zijn bovendien slechts korte tijd werkzaam,
enkele uren tot maximaal enkele weken, waarna het inzetgebied opnieuw toegankelijk
is, ook voor de eigen eenheden. Het Gator-systeem is ongeschikt om gebieden
voor langere tijd ontoegankelijk te maken.
Ik heb u bij verschillende gelegenheden gemeld dat het tweede protocol
bij het Conventionele-Wapenverdrag vrijwel uitsluitend eisen stelt aan het
gebruik van antipersoneelmijnen, maar dat Defensie, in overeenstemming met
de standpunten die de Nederlandse delegatie destijds tijdens de toetsingconferentie
heeft ingenomen, deze eisen ook hanteert bij het gebruik van antitankmijnen.
Het betreft dan in het bijzonder de eisen dat antitankmijnen detecteerbaar
moeten zijn en zichzelf na verloop van tijd moeten uitschakelen.
De eis dat het antihanteerbaarheidsmechanisme van een mijn niet langer werkzaam
mag zijn dan de mijn zelf, is in het verdrag opgenomen op Nederlands voorstel.
Uiteraard zal het Gator-systeem aan al deze eisen voldoen.
Defensie gaat met dit beleid verder dan vrijwel alle andere landen in
Europa en daarbuiten die partij zijn bij het Conventionele-Wapenverdrag en
partij zullen worden bij het verdrag van Ottawa. In het algemeen willen landen
niets weten van beperkingen van het gebruik van antitankmijnen. Voor de Verenigde
Staten is behoud van het Gator-systeem en andere gemengde-mijnsystemen zelfs
een belangrijke overweging niet tot het verdrag van Ottawa toe te treden.
Een van de Amerikaanse argumenten, dat moderne mijnsystemen zoals de Gator
in niets te vergelijken zijn met de antipersoneelmijnen die zulke ernstige
humanitaire problemen veroorzaken, is op zichzelf juist. Het Gator-systeem
is niet alleen veel te duur, maar ook ongeschikt als terreurmiddel tegen de
burgerbevolking. Voor Defensie is aanpassing van het systeem dan ook vooral
een principiële kwestie. De beslissing geen antipersoneelmijnen meer
te gebruiken, was en is onvoorwaardelijk: er worden geen uitzonderingen gemaakt.
Met het modificatieprogramma van 272 Gator-systemen, waarin is inbegrepen
de vernietiging van alle antipersoneelmijnen die eruit worden verwijderd,
is ongeveer f 21 miljoen gemoeid. De Koninklijke luchtmacht heeft dit
geld gereserveerd. Ook de verwerving van nieuwe systemen voor de «area
denial»-taak die de Koninklijke luchtmacht in Navo-verband heeft, is
in beschouwing genomen. De kosten hiervan zijn echter beduidend hoger, ongeveer
f 35 miljoen. Aanpassing is dus de meest kosteneffectieve oplossing.
De modificatie is voorzien voor de periode 2000 – 2002. Het spreekt
vanzelf dat de onaangepaste systemen tot die tijd niet worden gebruikt.
De Minister van Defensie,
J. J. C. Voorhoeve