24 263
Vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee verband houdende intrekking van de Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5 en wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede enige andere wetten (Penitentiaire beginselenwet)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

Artikel 19 is vervallen, het luidde: gereserveerd. De artikelen 20 tot en met 32 zijn vernummerd tot 19 tot en met 31. Artikel 32 a is vernummerd tot 32. Artikel 33a is vernummerd tot 34. De artikelen 34 tot en met 74 zijn vernummerd tot 35 tot en met 75. Artikel 76 is ingevoegd. De artikelen 75 tot en met 78 zijn vernummerd tot 77 tot en met 80. De artikelen 81 en 82 zijn ingevoegd. De artikelen 79 tot en met 83 zijn vernummerd tot 83 tot en met 87.

Artikel 1 is als volgt gewijzigd:

1. Onder d en q is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

2. Onder f luidde: ambtenaar of medewerker: een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel dan wel deelname aan een penitentiair programma.

3. Onder h is «artikel 17, eerste, lid van de Reclasseringsregeling 1986» vervangen door: artikel 6, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995.

4. Onder r is «ingevolge het bepaalde in» vervangen door: als bedoeld in.

In artikel 2, eerste lid, is na «niet» ingevoegd: bij of krachtens de wet.

Artikel 4 is als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid is «het penitentiair programma» vervangen door: een penitentiair programma.

2. In het derde lid is «inzake» vervangen door: krachtens.

In artikel 5, vierde lid, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld en is onder a na «tweede» ingevoegd: en vierde.

In artikel 6, onder a, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

Artikel 9 is als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid is een tweede volzin ingevoegd luidende: In bijzondere gevallen kan Onze Minister een inrichting aanwijzen tot zowel huis van bewaring als gevangenis.

2. In het tweede lid, onder b, is «een maand» vervangen door: drie maanden.

Artikel 10 is als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, is een nieuw tweede lid ingevoegd luidende:

2. In bijzondere gevallen kan gijzeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in een gevangenis ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 11, derde lid, luidde: Onze Minister kan inrichtingen of afdelingen aanwijzen waarin van het bepaalde in het eerste lid wordt afgeweken vanwege hun bestemming als inrichting of afdeling voor bijzondere opvang, als bedoeld in artikel 14.

Artikel 12, eerste tot en met derde lid, luidden:

1. Onze Minister wijst inrichtingen of afdelingen aan waarin kinderen kunnen worden ondergebracht.

2. De directeur van een daartoe ingevolge het eerste lid aangewezen inrichting of afdeling kan een gedetineerde toestemming geven een kind daarin onder te brengen teneinde het aldaar te verzorgen en op te voeden. De directeur kan over een door hem voorgenomen onderbrenging van een kind in de inrichting het advies inwinnen van de Raad voor de Kinderbescherming.

3. De directeur kan aan de toestemming voorwaarden verbinden met het oog op de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b. de bescherming van de persoonlijke veiligheid dan wel de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind.

In artikel 13, tweede lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 14, tweede lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 15 luidde:

1. De personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen is gelast worden geplaatst in een inrichting of afdeling dan wel overgeplaatst naar een inrichting of afdeling overeenkomstig de bestemming daarvan ingevolge het bepaalde in hoofdstuk III. Van het bepaalde omtrent de bestemming kan worden afgeweken op gronden gelegen in de persoon van de betrokkene. Indien een persoon voor plaatsing in meer dan één inrichting of afdeling in aanmerking komt, geschiedt deze met inachtneming van het gestelde in artikel 2, tweede, derde en vierde lid.

2. Gedetineerden die hiervoor ingevolge het gestelde in artikel 4, derde lid, in aanmerking komen, kunnen in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan een penitentiair programma.

Bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname als bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan de deelname worden beëindigd.

3. Met de plaatsing en overplaatsing als bedoeld in het eerste lid en de beslissingen als bedoeld in het tweede lid zijn door Onze Minister als zodanig aangewezen selectiefunctionarissen belast. Deze zijn bevoegd de overbrenging van personen te bevelen naar de voor hen bestemde inrichting of afdeling dan wel ten behoeve van deelname aan het voor hen bestemde penitentiair programma dan wel de beëindiging hiervan. Zij kunnen de overbrenging doen geschieden door daartoe aangewezen ambtenaren of medewerkers.

4. De selectiefunctionarissen nemen bij de beslissing als bedoeld in het eerste lid de aanwijzingen van het openbaar ministerie en van de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd in aanmerking.

5. Onze Minister stelt nadere regels vast omtrent de procedure van plaatsing en overplaatsing als bedoeld in het eerste lid.

In artikel 16, eerste en tweede lid, luidden:

1. De directeur bepaalt de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij is belast.

2. De directeur wijst iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 20, tweede lid, 21 en 22, eerste lid.

In artikel 17, tweede lid, luidde:

2. Op de wijze van indiening is het bepaalde in artikel 61, tweede, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

In artikel 17, vierde lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 18, derde lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 20, tweede lid, is na «maaltijden», onder het plaatsen van komma's, ingevoegd: gedurende bezoektijden voor zover zij geen bezoek ontvangen.

Artikel 23 is als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, luidde:

d. indien aan de gedetineerde beperkingen zijn opgelegd ingevolge de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering;

2. In het eerste lid is onderdeel e verletterd tot onderdeel d.

3. In het derde lid is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

In artikel 24, tweede en derde lid, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld. In het tweede lid, derde volzin, is «buiten» vervangen door: de buitenwereld.

Artikel 26 is als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid is «tot en met» vervangen door: en.

2. In het tweede en vijfde lid, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

3. Het vierde lid, onderdeel a, luidde: indien de gedetineerde krachtens wettelijk voorschrift verplicht is, hetzij als getuige, hetzij in enige andere hoedanigheid voor een rechterlijk of administratief college of orgaan te verschijnen.

Artikel 32 is als volgt gewijzigd:

Onder nummering van de tekst van artikel 32 tot het eerste lid is een tweede lid ingevoegd luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid. Deze regels betreffen in ieder geval de melding en registratie van de geneeskundige handeling, alsmede de taak van de verantwoordelijke arts indien de geneeskundige handeling noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde.

In artikel 33, tweede lid, eerste volzin, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

Artikel 36, vierde lid, onderdeel d, luidde:

e. de beperkingen die aan de gedetineerde zijn opgelegd ingevolge de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering.

In artikel 37, eerste lid, is «het bepaalde in artikel 36, derde tot en met het vierde lid» vervangen door: Artikel 36, derde en vierde lid.

Artikel 38, derde lid, tweede volzin, luidde: Deze weigering op de grond van artikel 36, vierde lid, onder a, b of c, geldt voor ten hoogste drie maanden.

Artikel 39, derde lid, tweede volzin, luidde: De beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken op de grond van artikel 36, vierde lid, onder a, b, of c, geldt voor ten hoogste drie maanden.

Artikel 40, eerste lid, onderdeel e, luidde:

e. de beperkingen die aan de gedetineerde zijn opgelegd ingevolge de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 41, derde lid, onder b, luidde: contact te onderhouden met andere dan de onder a genoemde geestelijke verzorgers volgens het bepaalde in artikel 38.

Artikel 45, tweede tot en met vijfde lid luidden:

2. De directeur kan een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden ingevolge het bepaalde in het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b. de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

3. De directeur kan aan de toestemming als bedoeld in het tweede lid voorwaarden verbinden die kunnen betreffen het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld krachtens welke de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen die en gedetineerde ingevolge het tweede lid onder zich heeft wordt beperkt tot een bepaald bedrag.

4. De directeur is bevoegd aan de gedetineerde toebehorende voorwerpen voor diens rekening te laten onderzoeken, ten einde vast te stellen of de toelating of het bezit daarvan kan worden toegestaan dan wel is verboden, ingevolge het bepaalde in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid.

5. De directeur is bevoegd voorwerpen ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend dan wel die zijn verboden, ingevolge het bepaalde in het eerste onderscheidenlijk het derde lid, in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij voor diens rekening worden gezonden aan de verzender of een door de gedetineerde op te geven adres, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

In artikel 50, vierde lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 53, tweede lid, derde volzin, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 54, tweede lid, is «het bepaalde in hoofdstuk» vervangen door: de hoofdstukken.

In artikel 55, eerste lid, eerste volzin, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld. In de tweede volzin is «buiten» vervangen door: de buitenwereld.

In artikel 56 is als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder a, is «het bepaalde in hoofdstuk IV en XIII» vervangen door: hoofdstuk IV.

2. In het tweede lid, onder c, is «het bepaalde in hoofdstuk XI en XII» vervangen door: de hoofdstukken XI, XII en XIII.

Artikel 57 is als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, b, c, d, e, f, g, en h is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

2. Aan het tweede lid is een eerste volzin toegevoegd, luidende: Zo nodig geschiedt het horen van de gedetineerde met bijstand van een tolk.

In artikel 58, tweede lid, onder a, b en c, en het vierde lid is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

In artikel 59 is «Onze Minister stelt regels» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld.

Artikel 61 is als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, tweede volzin, luidde: De directeur draagt in dat geval zorg dat het klaagschrift, of, indien het klaagschrift zich in een envelop bevindt de envelop, van een dagtekening wordt voorzien, welke geldt als dag van indiening als bedoeld in het vijfde lid.

2. Het vijfde lid, luidde:

5. Het klaagschrift moet uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat de gedetineerde het klaagschrift zo spoedig heeft ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.

In artikel 62, derde lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 63, vierde lid, eerste volzin, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

In artikel 65, vierde lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

Artikel 67 is als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid is na «toegezonden» ingevoegd: of uitgereikt. De datum van die toezending of uitreiking wordt op dit afschrift aangetekend.

2. In het derde lid, vierde lid, eerste volzin, vijfde lid, tweede volzin, en het zesde lid, eerste volzin, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld. In het vierde lid, tweede volzin, is «geschieden» vervangen door: geschiedt.

3. Het zevende lid, derde volzin, luidde: De secretaris draagt zorg dat dit afschrift geen gegevens bevat waaruit de identiteit van de gedetineerde kan worden afgeleid. Met betrekking tot de kosten van het ontvangen van een afschrift is de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 68, derde, vierde en zesde lid, luidden:

3. Bij toepassing van het bepaalde in het tweede lid kan de beklagcommissie:

a. de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak;

b. bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;

c. volstaan met de gehele of gedeeltelijke vernietiging.

4. Bij toepassing van het bepaalde in het derde lid, onder a, kan de beklagcommissie in haar uitspraak een termijn stellen.

6. Indien het bepaalde in het tweede lid toepassing vindt, worden de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing, voor zover mogelijk, door de directeur ongedaan gemaakt, dan wel in overeenstemming gebracht met de uitspraak van de beklagcommissie.

In artikel 69, tweede lid, is na «wordt» ingevoegd: ingediend bij en.

Artikel 71, derde lid, luidde:

3. Indien het bepaalde in het tweede lid, onder c, toepassing vindt, doet de beroepscommissie hetgeen de beklagcommissie had behoren te doen.

In artikel 72, eerste en tweede lid, is telkens «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

Artikel 73 is als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid luidde:

2. Het beroepsschrift moet worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt. Een na afloop van deze termijn ingediend beroepsschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het zo spoedig mogelijk is ingesteld als redelijkerwijs van de betrokkene kon worden verlangd.

2. In het vierde lid, aanhef en onder b, is «als bedoeld» telkens vervangen door: bedoeld.

3. In het vierde lid, onder a is «de selectiefunctionaris en de betrokkene» vervangen door: de betrokkenen.

4. In het vierde lid, onder c is «de selectiefunctionaris en de klager» vervangen door: de betrokkenen.

Artikel 75 is als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van de tekst tot het eerste lid is aan artikel 75 een tweede lid toegevoegd luidende:

2. De directeur draagt zorg dat de in het eerste lid genoemde personen op deze rechten opmerkzaam worden gemaakt.

Na artikel 75 is een artikel 76 toegevoegd, luidende:

Voor zover de regels van de krijgsmacht daartoe aanleiding geven kan bij militaire gedetineerden van de bepalingen in deze wet worden afgeweken.

In artikel 77, onder F, is «rijksinrichtingen» vervangen door: rijkswerkinrichting.

Artikel 78 is als volgt gewijzigd:

1. Onder B, is «rijksinrichting» vervangen door: rijkswerkinrichting.

2. Onder F, tweede lid, is «als bedoeld» vervangen door: bedoeld.

Na artikel 80 is een artikel 81 ingevoegd, luidende:

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 53, tweede lid, onder f, wordt in plaats van «Beginselenwet gevangeniswezen (Stb. 1951, 596)» gelezen: Penitentiaire beginselenwet.

Na het ingevoegde artikel 81 is een artikel 82 ingevoegd, luidende:

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 oktober 1993 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing en daarmee verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (23 445) tot wet wordt verheven, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt «gestichten als bedoeld in artikel 6 van de Beginselenwet gevangeniswezen» vervangen door: inrichtingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet.

B

In artikel 6, tweede lid, wordt «kan stellen» vervangen door: stelt, en wordt als tweede volzin ingevoegd: Onze Minister kan mandaat verlenen inzake de uitvoering van het opperbeheer alsmede betreffende de hem bij of krachtens deze wet toegekende overige bevoegdheden aan het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

C

In artikel 16, eerste lid, wordt na de tweede volzin een derde volzin toegevoegd luidende: Onze Minister stelt regels omtrent de eisen waaraan een verblijfsruimte moet voldoen.

D

In artikel 23 wordt na «inrichting» ingevoegd: dan wel in verband met de verlening van verlof.

E

In artikel 26, eerste lid, wordt ingevoegd: Het hoofd van de inrichting stelt de arts of diens plaatsvervanger en de commissie van toezicht van de bevestiging onverwijld in kennis.

F

In artikel 26, tweede lid, wordt ingevoegd: Het hoofd van de inrichting, de arts of diens plaatsvervanger en de commissie van toezicht worden hiervan onverwijld in kennis gesteld.

G

Artikel 33, achtste lid, komt als volgt te luiden:

8. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de toepassing van de afzondering of separatie. Deze regels betreffen in elk geval de rechten de tijdens de afzondering of separatie aan de verpleegde toekomen.

H

In artikel 35, eerste lid, onder g en h wordt, na plaatsing van een komma, telkens ingevoegd: of leden daarvan.

I

Aan artikel 42 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister stelt regels omtrent de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden verleend in de kosten die voor de verpleegde aan het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover hierin niet in de inrichting wordt voorzien, kunnen zijn verbonden. Deze voorwaarden kunnen betreffende aard, duur en de kosten van deze activiteiten alsmede de vooropleiding van de verpleegde en diens vorderingen.

J

Artikel 43, tweede lid, wordt na «veiligheid in de inrichting» na het plaatsen van een komma ingevoegd: dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de voorwerpen.

K

Aan artikel 49 wordt een nieuw zesde en zevende lid toegevoegd luidende:

6. Het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden stelt de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde in de gelegenheid de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen:

a. indien hij krachtens wettelijk voorschrift verplicht is voor een rechter bestuursorgaan te verschijnen;

b. indien hij ter zake van een misdrijf moet terecht staan;

c. indien hij bij het bijwonen van de procedure een aanmerkelijk belang heeft en tegen het verlaten van de inrichting hiertoe geen overwegend bezwaar bestaat.

7. Het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden kan bepalen dat tijdens het verlaten van de inrichting toezicht wordt uitgeoefend.

L

Aan artikel 51 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Een verpleegde vreemdeling wordt bij binnenkomst in de inrichting geïnformeerd over zijn recht de consulaire vertegenwoordiger van zijn land van zijn vrijheidsbeneming op de hoogte te laten stellen.

M

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt na de tweede volzin een derde volzin ingevoegd, luidende: De vergoeding van de voor de vertaling gemaakte kosten geschiedt volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

2. In het vijfde lid, derde volzin, wordt «blijkt dat de verpleegde het klaagschrift zo spoedig mogelijk heeft ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd» vervangen door: redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

N

In artikel 59, eerste lid, wordt na «beklagcommissie», na het plaatsen van een komma, ingevoegd: tenzij hij van oordeel is dat het klaagschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

O

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een tweede volzin ingevoegd, luidende: Indien aan de klager een advocaat is toegevoegd, geschiedt diens beloning en de vergoeding van de door hem gemaakte kosten volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een tweede volzin ingevoegd, luidende: De beloning van de tolk en de vergoeding van de door de tolk gemaakte kosten geschieden volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

P

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, komt als volgt te luiden:

4. Indien de klager de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en in de inrichting niet op andere wijze in een vertaling kan worden voorzien, draagt de voorzitter van de beklagcommissie zorg voor een vertaling van de uitspraak en de mededeling als bedoeld in het tweede, onderscheidenlijk derde lid. De vergoeding van de voor de vertaling gemaakte kosten geschieden volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

2. In het zevende lid wordt «de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing» vervangen door: het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Q

Artikel 74 komt te vervallen.

In artikel 83 is aan het einde van de zin, onder plaatsing van een komma, ingevoegd: met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5.

In artikel 86 is «een door Ons te bepalen tijdstip» vervangen door: een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen

In de memorie van toelichting is telkens «ontwerp» vervangen door: wetsvoorstel en is «buiten» telkens vervangen door: de buitenwereld.

In onderdeel 1, onder a, tweede volzin is «de Staatssecretaris van Justitie» vervangen door: de toenmalige Staatssecretaris van Justitie.

In onderdeel 1, onder b, eerste volzin, is aan het slot een noot 6 toegevoegd, luidende:

Kamerstukken II, 1993–1994, 23 445, nrs. 1–2. De overige noten zijn dientengevolge vernummerd. In de achtste volzin is «1994» vervangen door: 1995.

In onderdeel 1, onder c, tweede alinea is in de derde volzin «delegatie» vervangen door: mandaat.

In onderdeel 1, onder c, derde alinea luidde de laatste twee volzinnen: Een voorstel voor een dergelijke wet zal binnenkort worden ingediend. Gestreefd zal worden naar gelijktijdige inwerkingtreding van beide ontwerpen.

In onderdeel 1, onder c, is in de laatste volzin «in 1993 gepubliceerde Blauwdruk van de reclassering» vervangen door: blauwdruk van de reclassering «De reclassering in breder perspectief» van 28 juli 1993, samengesteld door een coördinatiegroep bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en de Nederlandse Federatie van Reclasseringsinstellingen.

In onderdeel 1, onder d, is in de vierde alinea, zesde volzin «inmiddels» vervangen door: in het voorjaar van 1994. Een nieuwe zevende volzin is toegevoegd, luidende: De verzelfstandiging heeft inderdaad op deze datum plaatsgevonden.

In onderdeel 1, onder e, eerste alinea, luidde de derde volzin: Bij het concipiëren van de nota heb ik mij er voortdurend van verzekerd dat de door mij beleidsmatig gewenste ontwikkeling van het gevangeniswezen zich verdroeg met de uitgangspunten en de vormgeving van de in voorbereiding zijnde wetgeving.

In onderdeel 2, achtste alinea, is in de eerste volzin «merk ik op» vervangen door: opgemerkt.

In onderdeel 3, vierde alinea, is in de vierde volzin «beschikking» vervangen door: regeling.

In onderdeel 3, achtste alinea, vierde volzin «rechtstreekse delegatie van de regelstellende bevoegdheid» vervangen door: rechtstreekse toekenning van de regelgevende bevoegdheid.

In onderdeel 4, eerste alinea, luidde van noot 20 de eerste volzin:

In dit voorstel van wet wordt ervan uitgegaan dat het voorstel van wet Herziening van het strafrecht voor jeugdigen Kamerstukken I, 1993/94, 21 327, nr. 78, in werking is getreden.

Jeugddetentie staat in het voorgestelde nieuwe artikel 77h eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

In onderdeel 4, derde alinea, vierde volzin is «voornoemde wetsvoorstel» vervangen door: nieuwe jeugdstrafrecht.

In onderdeel 5, is in de eerste alinea, eerste volzin, «de staatssecretaris» vervangen door: de toenmalige staatssecretaris van Justitie en is in de vijfde volzin na «orde» ingevoegd: komen.

In onderdeel 5, zevende alinea, luidde de eerste volzin: Geen beperking is aangebracht op de soorten straffen en maatregelen die in het bestek van een penitentiair programma kunnen worden ondergaan.

In onderdeel 5, tiende alinea, is in de derde volzin «maatregel» vervangen door: vrijheidsbenemende maatregel. In de elfde alinea is in de eerste volzin «ons» vervangen door: mij.

In onderdeel 6, eerste alinea luidde de vijfde en zesde volzin:

De centrale uitvoering van taken wordt krachtens de wet opgedragen aan selectiefunctionarissen.

De minister behoudt het opperbeheer en aan hem is voorbehouden het stellen van landelijk geldende regels.

In onderdeel 6, tweede alinea, luidde de eerste volzin:

In het voorstel van wet is rekening gehouden met de voorgenomen verzelfstandiging van de directie Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen (D&J).

In onderdeel 6, tweede alinea, is in de tweede volzin «Inmiddels heb ik» vervangen door: In 1994 is.

In onderdeel 6, derde alinea, luidde:

Aan de voorgenomen verlening van de agentschapsstatus is in het beheersartikel van artikel 3 op twee wijzen vorm gegeven, namelijk door een mandaatsbepaling ten aanzien van het opperbeheer en het stellen van nadere regels.

In onderdeel 6, vijfde alinea, luidden de derde en vierde volzin:

Het nemen van beslissingen die individuele gedetineerden raken past niet in deze conceptie van het sturen op afstand. Met het oog hierop zijn dergelijke uitvoerende taken ook overgelaten hetzij aan selectiefunctionarissen hetzij aan de directeuren van inrichtingen (zie nader onderdeel b).

In onderdeel 6, zesde alinea, is in de eerste volzin na «lid» toegevoegd: van artikel 3, in de vierde volzin is «derde» vervangen door: tweede, en in de vijfde volzin is «Staatssecretaris» vervangen door: Minister en is «directie Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen» vervangen door: Dienst Justitiële Inrichtingen.

In onderdeel 6, onder a, zesde alinea, is in de tweede volzin na «Centraal» ingevoegd: Justitieel en luidde de laatste volzin: Met het oog op deze centrale inning zijn thans enkele ontwerpbesluiten voor advies aan de Raad van State voorgesteld.

In onderdeel 6, onder a, luidden de tweede tot en met de vijfde volzin van de zevende alinea:

Deze verantwoordelijkheid dient ook onomstotelijk uit de wet te blijken. Het huidige artikel 553 Sv. schept verwarring over de bevoegdheden bij de executie. De voorgestelde nieuwe tekst artikel 78, onder C, – verschaft duidelijkheid over ieders bevoegdheid. De tenuitvoerlegging geschiedt door de minister, evenwel slechts op voordracht van het openbaar ministerie, dat de vonnissen en andere rechterlijke uitspraken aanlevert. In overeenstemming hiermee is de huidige tekst van artikel 4 van de Wet op de rechterlijke organisatie, krachtens welke bepaling het openbaar ministerie de strafvonnissen doet uitvoeren.

In onderdeel 6, onder b, luidden de vijfde en zesde volzin van de eerste alinea en de tweede alinea:

Beslissingen ten aanzien van gedetineerden of personen die vrijheidsbeneming moeten ondergaan en die op centraal niveau worden genomen, zijn in deze wet telkens opgedragen aan selectiefunctionarissen. De aanwijzing van deze personen is ook voorbehouden aan de minister (artikel 15, derde lid) (zie nader onderdeel 10c).

Op systematische gronden is een uitzondering gemaakt voor de strafonderbreking. De grondslag hiervoor is te vinden in het Wetboek van Strafvordering waarin de Minister van Justitie één van de centrale figuren is en waarin de selectiefunctionaris geen plaats heeft gekregen. Het past derhalve in de systematiek van dit wetboek om beslissingen aan deze minister op te dragen, hetgeen zijn bevoegdheid om de uitoefening hiervan over te dragen aan de selectiefunctionaris onverlet laat (zie verder de toelichting op artikel 78 onder F).

In onderdeel 6, onder b, luidde de laatste volzin van de derde alinea:

Indien de positie van de minister ten aanzien van het opperbeheer van penitentiaire inrichtingen evenwel gaat veranderen op de wijze zoals hiervoor aangeduid (naar een zelfstandig bestuursorgaan of agentschap), zal dit ook gevolgen hebben voor de aard van de relatie tussen de minister en de directeuren.

In onderdeel 6, onder c, is in de laatste volzin van de eerste alinea «Voorzien» vervangen door:

Ingevoerd.

In onderdeel 6, onder d, is in de tiende alinea, vierde volzin «het Ministerie van Justitie» vervangen door: de Dienst Justitiële Inrichtingen.

In onderdeel 8, is «de Staatssecretaris» vervangen door: de toenmalige Staatssecretaris.

In onderdeel 8, onder b, luidde de eerste volzin van de derde alinea: Het uitgangspunt van detentiefasering onderschrijf ik, zo bleek ook al uit de nota van 1994 in onderdeel a, volledig.

In onderdeel 9 is in noot 37 «gevangenis De Raam aangewezen ingevolge artt. 8, 17 en 18 BWG;» vervallen.

In onderdeel 9, onder a, is in de eerste volzin «tweede ondertekenaar» vervangen door: toenmalige staatssecretaris.

In onderdeel 9, onder c, is in de laatste volzin van de derde alinea «tweede» vervangen door: derde.

Aan onderdeel 9, onder c, is een zesde alinea toegevoegd, luidende:

In het tweede lid van artikel 10 wordt bepaald dat in bijzondere gevallen de gijzeling ex artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in een gevangenis ten uitvoer kan worden gelegd. Het karakter van deze gijzeling is te vergelijken met die van subsidiaire hechtenis. Door middel van deze bepaling kan deze vorm van gijzeling in voorkomende gevallen aansluitend op een gevangenisstraf in een gevangenis ten uitvoer worden gelegd.

In onderdeel 9, onder d, zesde alinea, luidde de laatste volzin:

Gegeven de noodzakelijkheid van onderbrenging van bepaalde gedetineerden in een extra beveiligde inrichting acht ik dit een bijzondere omstandigheid in de zin van het voormelde verdragsartikel die het mogelijk maakt voor kortere of langere tijd een uitzondering te maken op de verdragsrechtelijke hoofdregel.

In onderdeel 9, onder d, is aan het eind van de zesde alinea toegevoegd:

De tweede volzin van artikel 9, eerste lid, biedt hiervoor een wettelijke basis. Een ander voorbeeld van de dubbele bestemming vormt al vele jaren die van huis van bewaring voor vrouwen en gevangenis voor kortgestrafte vrouwen. Ook hier ligt de rechtvaardiging van het niet scheiden van veroordeelden en onveroordeelden in het kleine aantal gedetineerden.

In onderdeel 9, onder d, luidden de achtste en negende alinea:

In navolging van de huidige bestendige praktijk is het maximum strafrestant dat een veroordeelde in het huis van bewaring kan ondergaan vastgesteld op één maand (artikel 9, tweede lid, onder b).

Gedetineerden met een langer strafrestant komen in aanmerking voor selectie voor een gevangenis.

De beperking van het strafrestant dat in een huis van bewaring kan worden ondergaan tot een maand maakt het mogelijk om degenen met een langer strafrestant in aansluiting op de voorlopige hechtenis in beginsel op dezelfde wijze onder te brengen als de personen met een «lopend vonnis».

Deze laatsten plegen eerst in de gelegenheid te worden gesteld zich na een oproep daartoe zelf te melden voor het uitzitten van hun straf. De werkgroep Interne en externe differentiatie heeft aanbevolen aan de selectie van deze groep, zeker waar het gaat om strafrestanten van langer dan een maand, de nodige aandacht te besteden. Van de directies van huizen van bewaring kan worden verwacht dat deze gegevens leveren voor de selectie van veroordeelden met een strafrestant van meer dan een maand.

Indien selectie van zowel veroordeelden met een lopend vonnis als van hen die de straf in aansluiting op het voorarrest ondergaan plaatsvindt, wordt het mogelijk gedetineerden met een strafrestant van meer dan een maand op gelijke wijze te selecteren voor het vervolgtraject, ongeacht de vraag of zij ten tijde van het onherroepelijk worden van het vonnis zijn gedetineerd. De rechtvaardiging hiervoor is dat het in juridisch opzicht bij beide groepen gaat om onherroepelijk veroordeelden. Ook de verschillen in aard zijn – onder invloed van het capaciteitstekort waarvan selectie en heenzending van voorlopig gehechten het gevolg was – aanzienlijk verkleind. Het gevolg van de voorgestelde selectie van beide groepen gedetineerden is dat zij in gelijke mate in aanmerking komen voor detentiefasering (zie onderdeel 8b van de toelichting).

In onderdeel 9, onder e, is in de eerste alinea, onder a, na «gevangenissen» ingevoegd: dan wel een combinatie daarvan en vervalt noot 44.

In onderdeel 10, onder b, luidde in de vierde alinea de derde volzin:

Voorts stelt de aanscherping van artikel 553 Sv. (artikel 78, onder C) buiten twijfel dat de tenuitvoerlegging niet langer volgens richtlijnen van de minister maar onder zijn verantwoordelijkheid geschiedt.

In onderdeel 10, onder c, luidde de derde alinea:

In onderdeel 13b van de toelichting wordt uiteengezet waarom het voor de hand ligt dat de selectiefunctionarissen ook de tot nu toe aan de minister voorbehouden beslissingen omtrent verlofverlening nemen.

In onderdeel 11, onder a, luidden de eerste tot en met derde alinea:

Reeds in de notitie Herziening differentiatiestelsel gevangeniswezen heb ik geconstateerd dat de regimes van algehele en beperkte gemeenschap naar elkaar toe zijn gegroeid. Niettemin bestaat behoefte aan het handhaven van het kenmerkende onderscheid. In een regime van algehele gemeenschap verblijven de gedetineerden als regel in elkaars aanwezigheid. Gedurende de voor de nachtrust bestemde uren verblijven zij in hun verblijfsruimte, die zij, afhankelijk van de beschikbare accommodatie en de aard van de detentie, al dan niet met anderen delen. In een regime van beperkte gemeenschap nemen gedetineerden aan activiteiten gemeenschappelijk deel en verblijven zij gedurende de rest van de tijd in hun verblijfsruimte. In de praktijk is het onderscheid met het regime van algehele gemeenschap vervaagd. De Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing kwam ook tot deze constatering en vroeg in zijn advies om aanscherping van het onderscheid (a.w. blz. 25). De vervaging komt mede doordat de gemeenschappelijke onderbrenging gedurende de nachtrust als kenmerk van de algehele gemeenschap vrijwel is verdwenen en ook doordat in een regime met beperkte gemeenschap weinig uren overblijven buiten die met geprogrammeerde activiteiten samen met andere gedetineerden.

De werkgroep Interne en externe differentiatie merkt deze vervaging als onwenselijk aan. «Een regiem van beperkte gemeenschap dat dat feitelijk niet meer is, werkt negatief voor het realiseren van de veilige bewaring. Voorts kan het ten koste gaan van de beperking van de detentieschade, wanneer het gedrag van gedetineerden die een druk leggen op de beheersbaarheid van een afdeling in een dergelijke situatie onvoldoende kan worden gecorrigeerd, en zij dientengevolge een negatieve invloed op de overige gedetineerden hebben» (a.w. blz. 38). De werkgroep wijt de vaak langdurige plaatsingen in afzondering aan de gegroeide spanning tussen verruiming van het regime en de beheersbaarheid daarvan. Zij beveelt daarom aan een bovengrens te leggen aan het gemeenschappelijke karakter van het regime van beperkte gemeenschap. Deze bovengrens zou in lagere regelgeving, bijvoorbeeld op inrichtingsniveau, vorm kunnen krijgen.

De discussie hieromtrent is nog gaande. Het onderhavige voorstel van wet beperkt zich dan ook – in artikel 19 – tot het overnemen van het huidige onderscheid tussen algehele en beperkte gemeenschap onder aanvulling van het individuele regime – zie nader onder b. Het voegt hieraan een omschrijving van het karakter van deze vormen van gemeenschap toe (artikel 20, onderscheidenlijk artikel 21) en treedt hiermee niet in een normering van deze regimes. In een regime van algehele gemeenschap verkeren gedetineerden overdag met elkaar, tenzij zij zich in hun verblijfsruimte terugtrekken, of nemen zij gemeenschappelijk deel aan activiteiten. Het kenmerk van beperkte gemeenschap is dat de gedetineerden in beginsel slechts activiteiten gemeenschappelijk hebben.

In onderdeel 11, onder a, is na de tweede volzin van de vijfde alinea ingevoegd:

Om deze reden kunnen gedetineerden ook tijdens bezoekuren, voor zover zij dan geen bezoek ontvangen, worden ingesloten. In dit opzicht is bezoek vergelijkbaar met een geprogrammeerde activiteit.

In onderdeel 11, onder b, is in de laatste volzin «selectienormen geven – in onderdeel 3.3. -» vervangen door: selectie geven. Noot 47 luidde: Herziening selectiecriteria, doelgroep en bestemmingen inrichtingen voor gedetineerden met extreem beheersrisico, circulaire van 11 juni 1991, nr. 117 835/DJ/91, Sancties 1991, 52.

In onderdeel 12 is in de laatste volzin van de eerste alinea «gedelegeerd» vervangen door: gemandateerd.

In onderdeel 12 is na de eerste alinea een nieuwe alinea ingevoegd, luidende:

Ook vanwege de rechter-commissaris of de officier van justitie kan de bewegingsvrijheid van een gedetineerde worden beperkt in het belang van het onderzoek. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering. Bij deze beperkingen is de directeur slechts uitvoerder van hetgeen door genoemde autoriteiten hieromtrent is bepaald. De wijze waarop door of namens de directeur aan de bevelen uitvoering wordt gegeven, komt echter voor zijn verantwoordelijkheid en is daarmee beklagwaardig in de zin van hoofdstuk XI van de wet. Indien bijvoorbeeld een rechter-commissaris contact met bepaalde medeverdachten verbiedt, behoeft dit geen plaatsing in totale afzondering met zich mee te brengen, tenzij het gevaar van onderling contact niet op andere wijze te vermijden is, bijvoorbeeld omdat zij in dezelfde inrichting zijn ondergebracht.

In onderdeel 12, onder a, is in de eerste alinea «d. ingevolge aan de gedetineerde opgelegde beperkingen vanwege de rechter-commissaris of de officier van justitie;» vervallen en is onderdeel e verletterd tot onderdeel d.

In onderdeel 12, onder a, luidde de zesde alinea: ad d Met betrekking tot de afzondering vanwege beperkingen opgelegd door de rechter-commissaris of de officier van justitie in het belang van het onderzoek is de inrichting slechts uitvoerder van hetgeen door genoemde autoriteiten hieromtrent is bepaald.

De wijze waarop door of namens de directeur aan de bevelen uitvoering wordt gegeven, komt echter voor zijn verantwoordelijkheid en is daarmee beklagwaardig in de zin van hoofdstuk XI van de wet. Indien bijvoorbeeld een rechter-commissaris contact met bepaalde mede-verdachten verbiedt, behoeft dit geen plaatsing in totale afzondering met zich mee te brengen, tenzij het gevaar van onderling contact niet op andere wijze te vermijden is, bijvoorbeeld omdat zij in dezelfde inrichting zijn ondergebracht.

In de zevende alinea is «ad e» vervangen door: ad d.

In onderdeel 13, onder a, luidde in de eerste alinea de zesde volzin:

In spoedeisende gevallen zal de beslissing worden genomen namens de minister door de directeur van de inrichting, na consultatie van het openbaar ministerie.

In onderdeel 13, achtste alinea, luidden de tweede en derde volzin:

Het gaat hierbij dus niet om een onderbreking dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis.

Hieromtrent zijn resp. de officier van justitie en de rechter bevoegd.

In onderdeel 13, tiende alinea, luidden de derde en vierde volzin:

Voor het nemen van beslissingen omtrent toestemming voor het verlaten van de inrichting komen de directeur van de desbetreffende inrichting alsmede, voor zover centrale besluitvorming wenselijk is, de selectiefunctionaris in aanmerking (zie nader onderdeel b). De ministeriële verantwoordelijkheid wordt derhalve niet zozeer in de individuele toepassing gerealiseerd als wel in de generale beleidsbepaling door regelstelling.

In onderdeel 13, onder b, tweede alinea, eerste volzin, luidde noot 54:

Zie hoofdstuk 6 en 7 van het ontwerp Algemene wet bestuursrecht (AWB), Kamerstuk II, 1988/89, 21 221, nr. 2.

In onderdeel 13, onder b, vijfde alinea, luidden de zesde tot en met tiende volzin:

Gelet op de inhoudelijke verwevenheid is er alle reden om de beslissingen omtrent verlof die niet aan de directeur van de inrichting zijn overgelaten ook aan deze selectiefunctionaris op te dragen.

Deze concentratie van bevoegdheden leidt tot een uniformering van de rechtsgang tegen (over)plaatsings- en verlofbeslissingen. Hiermee zijn de rechtszekerheid en het belang van de eenheid van rechtspraak gediend. Dit voorstel behoeft geen breuk te betekenen met het systeem van voorafgaande advisering door de verlofadviescommissie (VAC). Deze kan, evenals de selectieadviescommissies (SAC), onder de nieuwe wet de selectiefunctionaris van advies dienen.

In onderdeel 14, onder e, tweede alinea, tweede volzin, is «het voorgestelde artikel 1653d» vervangen door: artikel 450 en is de tweede volzin aangevuld met: Stb. 1994, 838. In de vijfde volzin is na «toedienen» ingevoegd: van.

In onderdeel 14, onder e luidde de vierde alinea:

Het verplichten van een gedetineerde een geneeskundige handeling te gedogen is niet overdraagbaar, tenzij onverwijld optreden noodzakelijk is, zie het voorgestelde artikel 5, vierde lid, onder f.

In onderdeel 14, onder e, is na de vijfde alinea ingevoegd:

In het tweede lid van artikel 32 worden nadere regels aangekondigd omtrent de toepassing van het eerste lid. In deze regels zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de procedure die bij het nemen van een dergelijke beslissing moet worden gevolgd. Ik denk hierbij aan onderwerpen als registratie en melding en regels die de verhouding tussen directeur en arts verder verhelderen.

Ook de positie van de in casu verantwoordelijke arts zal hierbij aan de orde komen. Dit is onder andere van belang wanneer de arts in een tuchtrechtelijke procedure op zijn handelen wordt aangesproken.

In onderdeel 14, onder g, luidden in de derde alinea de eerste en tweede volzin:

Indien de verblijfsruimte van een gedetineerde die daarin enige tijd verblijft, evenwel als een woning in de zin van de grondwet moet worden beschouwd, dan volgt hieruit dat binnentreding aldaar onder het bereik van artikel 12 dan wel artikel 10, eerste lid van de Grondwet valt. Het tweede lid van artikel 12 bevat enkele vormvereisten, te weten de voorafgaande legitimatie en de mededeling van het doel van het binnentreden alsmede de verstrekking van een schriftelijk verslag van het binnentreden aan de bewoner.

In onderdeel 14, onder h, is in de tweede alinea, vierde volzin «afdeling Delinquentenvervoer» vervangen door: Dienst Beveiligd Vervoer Justitie.

In onderdeel 15, vierde alinea, luidden de eerste en tweede volzin:

De beperkingen in contacten met de buitenwereld vanwege de rechter-commissaris of de officier van justitie in het belang van het onderzoek ingevolge de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering zouden ook zonder uitdrukkelijke vermelding gelden. Ter wille van de overzichtelijkheid zijn deze beperkingsgronden evenwel opgenomen.

In onderdeel 15, onder d, is aan het einde van de eerste alinea toegevoegd:

Met name in gevallen waar het om inrichtingsoverstijgende belangen gaat, zoals het karakter van de vrijheidsbeneming en de functie die de vrijheidsbeneming overeenkomstig de heersende rechtsovertuiging in het geheel van de rechtshandhaving heeft welke onder meer in onderdeel b worden bedoeld – ligt het voor de hand dat de directeur, voordat hij een beslissing neemt, zich verstaat met het hoofd van de DJI opdat een eenduidig beleid terzake wordt gevoerd. Dergelijke procedurele aspecten zullen nader vorm krijgen in de onderliggende regelgeving.

In onderdeel 16, onder a, tweede alinea, luidde noot 62:

Circulaire betreffende Geestelijke verzorging Moslims en Hindoes in Justitiële inrichtingen van 14 december 1991, nr. 29 648 DJ90, Sancties 1991, 15.

In onderdeel 16, onder c, is in de vijfde volzin van de tweede alinea «bureau's» vervangen door: bureaus.

In onderdeel 17, onder a, luidde de derde alinea:

Bij deze arbeidsverplichting voor veroordeelden past nog een kanttekening. In de praktijk is gebleken dat het handhaven van de arbeidsplicht voor veroordeelden in huizen van bewaring tot problemen aanleiding geeft. Om deze reden is in 1981 aan de directeuren de aanwijzing gegeven dat in deze inrichtingen aan veroordeelden in huizen van bewaring geen arbeid meer wordt opgedragen, waarmee in feite de verplichting tot deelname aan de arbeid voor deze groep is vervallen.

Het voorgestelde derde lid van artikel 47 maakt continuering van deze gang van zaken mogelijk.

Indien het handhaven van een arbeidsplicht niet wenselijk wordt geacht gelet op de gemengde populatie kan de directeur afzien van het opdragen van arbeid in een inrichting of afdeling. In de Nota Werkzame detentie wordt dit ook in het vooruitzicht gesteld (t.a.p.). Het actuele beleidsuitgangspunt is evenwel dat ook in de huizen van bewaring arbeid centraal zal worden gesteld, zodat ook in deze inrichtingen door de directeur arbeid zal worden opgedragen.

In onderdeel 17, onder a, vijfde alinea, luidde de laatste volzin:

Hiermee in overeenstemming is een stelsel waarbij loon naar prestatie wordt toegekend.

In onderdeel 17, onder b, is in de eerste volzin van de achtste alinea «onderken ik ook in de Nota Werkzame detentie» vervangen door: wordt ook in de Nota Werkzame detentie onderkend.

In onderdeel 19, onder d, is «ministeriële regeling» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

In onderdeel 21 is in de tweede volzin van de achtste alinea, na «verzoek» ingevoegd: toe.

In onderdeel 21, luidde de twaalfde alinea:

In de toelichting aangaande het verlofartikel (onderdeel 13) zijn de gronden reeds uiteengezet die ertoe hebben geleid dat de beslissingen aangaande verlof die niet zijn overgedragen aan de directeur worden genomen door de selectiefunctionaris. Het ligt voor de hand om in navolging van de beroepsgang tegen diens beslissingen aangaande (over)plaatsing beroep tegen diens verlofbeslissingen mogelijk te maken bij dezelfde commissie. Artikel 72, tweede lid, voorziet hierin.

In onderdeel 22 is in de laatste volzin «het onderdeel Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen van het departement» vervangen door: de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie.

II. Artikelsgewijs

In de toelichting op artikel 1, tweede alinea, is «onder o» vervangen door: onder u.

In de toelichting op artikel 2 is na de eerste volzin ingevoegd:

De zinsnede «voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald» in het eerste lid slaat op de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregelen waarvoor is bepaald dat deze niet in een penitentiaire inrichting plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn o.a. dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden plaatsvindt. Op grond van artikel 84 van het Vreemdelingenbesluit is het tevens mogelijk dat de vreemdelingenbewaring niet in een huis van bewaring, maar op een politiebureau of in een grenslogies wordt ondergaan.

In de toelichting op artikel 3 luidde de eerste alinea:

De relatie tussen de Minister van Justitie en de voorgenomen Dienst Justitiële Inrichtingen werd belicht in onderdeel 6.

In de toelichting op artikel 5 is in de eerste en de tweede volzin «de delegatie» telkens vervangen door: de toekenning.

De toelichting op artikel 12 is als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van de vijfde alinea is ingevoegd:

Voor het overige zal het in de rede liggen dat naarmate de inrichting meer gesloten is, de leeftijd tot wanneer een kind in de inrichting kan worden opgenomen, afneemt. Momenteel wordt in de halfopen inrichting voor vrouwen Ter Peel te Sevenum een experiment gehouden waarbij kinderen tot de leeftijd van vier jaar in deze inrichting kunnen worden opgenomen. Deze hoge grens is in een gesloten inrichting waarschijnlijk niet haalbaar c.q. wenselijk. Met het oog hierop wordt in het eerste lid bepaald dat bij de aanwijzing van de inrichting of afdeling de minister de maximumleeftijd bepaalt van kinderen die in deze inrichting of afdeling kunnen verblijven.

2. In de zesde alinea is in de tweede volzin «derde» vervangen door: tweede.

3. In de achtste alinea is in de derde volzin «onderschrijven wij» vervangen door: onderschrijf ik.

4. In de negende alinea is in de eerste volzin «tweede» vervangen door: vierde.

5. In de elfde alinea is in de eerste volzin «vierde» vervangen door: vijfde.

6. In de dertiende alinea is in de eerste volzin «zevende» vervangen door: achtste.

In de toelichting op artikel 61 is in noot 80 «wordt» vervangen door: is.

In de toelichting op artikel 67 luidde in de vierde alinea de derde en vierde volzin:

De bestreden beslissing wordt in dat geval niet herzien. De beklagcommissie kan aldus de directeur de mogelijkheid bieden om de bestreden beslissing te wijzigen of aan te vullen, ook voor zover die beslissing niet mocht zijn vernietigd.

In de toelichting op artikel 75 is aan het eind ingevoegd:

Het tweede lid legt aan de directeur de zorgplicht op deze personen opmerkzaam te maken op deze rechten.

In hoofdstuk XV is toegevoegd:

Artikel 76 In dit artikel wordt aangegeven dat bij militaire gedetineerden de regels die gelden in de krijgsmacht voor kunnen gaan op de regels gegeven door deze wet voor zover deze niet met elkaar in overeenstemming zijn. Het uitgangspunt voor de wijze van detentie vormen ook voor militaire gedetineerden de regels voor het gevangeniswezen. Doorgaans zullen de regels die voor het gevangeniswezen worden gesteld in ruime mate voldoen aan de regels die voor de krijgsmacht gelden.

Op een aantal punten kunnen de regels van het gevangeniswezen echter niet onverkort van toepassing zijn. Een voorbeeld hiervan is het dragen van een uniform door militaire gedetineerden tegenover het dragen van eigen kleding door niet-militaire gedetineerden. Daarnaast voldoen militair gedetineerden tijdens de detentie doorgaans hun dienstplicht en verrichten derhalve geen arbeid in de zin van deze wet.

Ten aanzien van disciplinaire maatregelen gelden voor militaire gedetineerden twee systemen. In de eerste plaats die uit hoofdstuk IX van deze wet. In de tweede plaats kan de directeur van een inrichting voor militaire gedetineerden in zijn functie van commandant (zoals thans het geval is in het Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis) disciplinaire straffen opleggen volgens de regels van het militaire tuchtrecht. Welke disciplinaire weg in een bepaald geval bewandeld wordt zal sterk afhangen van het karakter van het feit waarvoor de disciplinaire straf wordt opgelegd. Een dubbele bestraffing zal uiteraard voorkomen dienen te worden. Overigens gelden voor beide vormen de mogelijkheid van beklag voor de gestrafte.

In de toelichting op artikel 78, tweede alinea, is de derde volzin «C» vervangen door: F.

Na de toelichting op de artikelen 79 en 80 is ingevoegd:

Artikel 81

Het gaat hier om een terminologische aanpassing van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen aan dit wetsvoorstel.

Artikel 82

Deze wijzigingen in het voorstel voor een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden vloeien voort uit de afstemming van dat wetsvoorstel met het onderhavige wetsvoorstel.

Artikel 83

In dit artikel wordt de Beginselenwet gevangeniswezen ingetrokken met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5. Deze bepalingen vormen thans de grondslag voor de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing. Zij zullen op korte termijn worden vervangen door een afzonderlijke wet. Een voorstel hiertoe wordt momenteel voorbereid.

Naar boven