24 263
Vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee verband houdende intrekking van de Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5 en wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede enige andere wetten (Penitentiaire beginselenwet)

nr. 41
MOTIE VAN HET LID SOUTENDIJK-VAN APPELDOORN C.S.

Voorgesteld 10 april 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat conform de motie-Soutendijk-van Appeldoorn (stuknr. 22 536, nr. 2) een helder verband dient te worden aangebracht tussen de mogelijke omzetting van de laatste fase van een vrijheidsstraf en het systeem van de vervroegde invrijheidstelling;

overwegende, dat voor de vervroegde invrijheidstelling het gedrag van de gedetineerde een belangrijk criterium dient te zijn;

van mening, dat het hanteren van het «gedragscriterium» zich niet verdraagt met het automatische karakter van de huidige vervroegde invrijheidstelling;

van mening, dat het principe van uitstel van de vervroegde invrijheidstelling op grond van het criterium «zich zeer ernstig misdragen hebben» meer past bij het principe van de automatische vervroegde invrijheidstelling en te weinig duidelijk maakt dat positief gedrag dient te worden beloond en negatief gedrag dient te worden gesanctioneerd;

bovendien van mening, dat ook het gedrag en de inzet van een deelnemer aan een zg. penitentiair programma van invloed moet kunnen zijn op het ingaan dan wel uitstellen van de vervroegde invrijheidstelling;

verzoekt de regering de criteria voor de regeling van vervroegde invrijheidstelling nader uit te werken zodat hij voldoet aan bovenstaande uitgangspunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Soutendijk-van Appeldoorn

Schutte

Van den Berg

Rouvoet

Naar boven