24 263
Vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee verband houdende intrekking van de Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5 en wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede enige andere wetten (Penitentiaire beginselenwet)

nr. 40
MOTIE VAN HET LID O. P. G. VOS

Voorgesteld 10 april 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de mate waarin ex-gedetineerden na hun detentie zich opnieuw aan strafbaar gedrag schuldig maken zorgwekkend hoog blijft;

overwegende, dat een groot deel van de gedetineerden niet of slechts in bescheiden mate gemotiveerd is om ter resocialisatie iets van hun detentie te maken;

overwegende, dat de toepassing van het bonus-malussysteem in detentie ter beïnvloeding van het gedrag gunstig kan werken;

overwegende, dat artikel 15 a lid 1 sub c WSr een basis biedt voor het uitgangspunt dat de gedetineerde voor vervroegde invrijheidstelling na 2/3 deel van de straf in aanmerking komt, mits hij/zij zich goed c.q. aangepast in detentie heeft gedragen en zich mitsdien niet zeer ernstig heeft misdragen;

verzoekt de regering het initiatief te nemen om in overleg met het OM een richtlijn te ontwikkelen voor de toepassing van artikel 15 a lid 1 sub c WSr, teneinde in feitelijke zin aan te geven wanneer de gedetineerde geacht kan worden zich zodanig ernstig te hebben misdragen dat vervroegde invrijheidstelling geheel of ten dele voor uitstel in aanmerking komt;

en gaat over tot de orde van de dag.

O. P. G. Vos

Naar boven