24 258
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 november 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. De considerans wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede «en instellingen» vervalt.

2. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel B wordt een nieuw onderdeel Ba ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 11, aanhef vervalt de zinsnede: of in verband met.

3. In de artikelen I, onderdeel C, in artikel 18, tweede lid, II, onderdeel A, in artikel 29, derde lid, III, onderdeel A, in artikel 35, zesde lid, IV, onderdeel A, in artikel 53, zesde lid, V, onderdeel A, in artikel 44, zesde lid, VI, onderdeel C, in artikel 23, derde lid en onderdeel D, in artikel 23a, VII, VIII, onder 1° en 2°, IX, onder 1° en 2°, Xa, wordt de zinsnede «twee maanden» telkens vervangen door: één maand.

4. Artikel XI komt te luiden:

ARTIKEL XI

1. Op personen die op 31 december 1995 recht hadden op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de daarop berustende bepalingen en tussen wie een bloedverwantschap in de tweede graad bestaat en die op grond van artikel 1, derde lid van de Algemene Ouderdomswet zoals dat artikel na inwerkingtreding van deze wet komt te luiden als gehuwd worden aangemerkt, blijft artikel 1, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet zoals dat artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde, van toepassing.

2. Artikel 11 van de Algemene Ouderdomswet zoals dat voor inwerkingtreding van de wet luidde blijft van toepassing op personen die op 30 juni 1996 recht hadden op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de daarop berustende bepalingen.

5. In artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 met uitzondering van de artikelen I, onderdeel A en B, III, onderdeel B, VI, onderdeel A, Xb, Xc en XI, eerste lid die met ingang van 1 januari 1996 in werking treden en de artikelen I, onderdeel Ba en XI, tweede lid die met ingang van 1 juli 1996 in werking treden en onverminderd de leden twee tot en met vijf.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet wordt verheven en

a. in werking treedt, wordt op hetzelfde tijdstip in artikel 51, tweede lid, van die wet, na «nabestaanden- en halfwezenuitkering» ingevoegd: over één maand.

b. in werking treedt, wordt op hetzelfde tijdstip in artikel 101 van die wet de zinsnede «over twee maanden» vervangen door: over één maand.

c. en voor 1 januari 1997 in werking treedt, vervalt artikel 58 van die wet met ingang van 1 januari 1997.

Toelichting

Met deze 2e nota van wijziging worden in dit wetsvoorstel de volgende veranderingen doorgevoerd:

– het schrappen van de uitzonderingsbepaling voor bloedverwanten in de tweede graad gaat met ingang van 1 januari 1996 gelden uitsluitend voor nieuwe rechthebbenden; de uitkeringsrechten voor bestaande rechthebbenden worden ongewijzigd gehandhaafd;

– de overlijdensuitkering wordt met ingang van 1 januari 1997 binnen het gehele sociale zekerheidsstelsel ingekort tot exact één maand, gerekend vanaf de dag na overlijden;

– de in de AOW bestaande vrijlatingsregeling voor inkomen in verband met arbeid komt met ingang van 1 juli 1996 voor nieuwe AOW-gerechtigden te vervallen.

De opbrengst van dit pakket bedraagt, inclusief de ongewijzigde invulling voor fraudebestrijding, in:

1996 110 mln

1997 280 mln

1998 315 mln

1999 330 mln

Dit betekent dat de opbrengst van dit alternatieve pakket in 1996 en 1997 groter (resp. 15 en 35 mln) is dan die van het huidige wetsvoorstel.

In 1998 en in 1999 daarentegen is de opbrengst van dit pakket iets kleiner (15 resp. 10 mln ).

De voorgestelde wijzigingen zijn met name ingegeven door de in de Tweede Kamer levende brede wens om het oorspronkelijke overgangsregime voor bestaande AOW-gerechtigde bloedverwanten vérgaand te versoepelen.

Het verkorten van de overlijdensuitkering en het schrappen van de in de AOW bestaande vrijlating voor inkomen in verband met arbeid vormen de maatregelen die zijn gekozen om het financiële gat, dat ontstaat door het ontzien van bestaande AOW-gerechtigde bloedverwanten, te dekken.

Artikelgewijze toelichting

Onderdeel 1

In onderdeel 1 wordt voorgesteld de considerans van het wetsvoorstel te wijzigen. In de eerste nota van wijziging is de mogelijkheid van het uitbetalen van een slotuitkering aan instellingen reeds geschrapt. Verzuimd is bij die gelegenheid de considerans aan die wijziging aan te passen.

Onderdeel 2

Met deze wijziging wordt bereikt dat de vrijlating op inkomen in verband met arbeid voor de partnertoeslag voor nieuwe AOW-gerechtigden komt te vervallen.

Met deze wijziging wordt de AOW-vrijlatingssystematiek geharmoniseerd met de vrijlatingsregelingen die in andere sociale verzekeringswetten voorkomen.

Onderdeel 3

In dit onderdeel wordt geregeld dat de duur van de overlijdensuitkering in het gehele sociale zekerheidsstelsel wordt verkort tot exact één maand vanaf de dag na het overlijden, de dag waarop het reguliere recht op uitkering van rechtswege ophoudt te bestaan.

Onderdeel 4

Dit onderdeel bevat in artikel XI, eerste lid, de uitwerking van het besluit om bestaande rechthebbenden bloedverwanten niet aan de gewijzigde partnerdefinitie te onderwerpen. Dit recht is echter uitsluitend voorbehouden aan de individuele gerechtigde die reeds op 31 december 1995 recht had op een AOW-uitkering berekend naar de ongehuwdennorm en die op dat moment reeds samenwoonde met een bloedverwant in de 2e graad.

Dit houdt in dat indien beide partners aan die voorwaarden voldoen, beiden ook hun 70%-uitkering behouden. Indien een AOW-gerechtigde echter samenwoont met een bloedverwant die na 1 januari 1996 de leeftijd van 65 jaar bereikt geldt de overgangsbepaling uitsluitend voor de AOW-gerechtigde. Bij de jongere broer of zus wordt bij de toekenning van de AOW-uitkering na 1 januari 1996 wel rekening gehouden met de gewijzigde partnerdefinitie.

Daarnaast wordt in dit onderdeel, in artikel XI, tweede lid (juncto onderdeel 5, artikel XII, eerste lid) geregeld dat het vervallen van de vrijlating in verband met arbeid vanaf 1 juli 1996 van toepassing wordt voor de partnertoeslag van uitsluitend degene wiens recht op AOW-uitkering op of na 1 juli 1996 ontstaat. Voor bestaande AOW-gerechtigden blijft de vrijlating voor de partnertoeslag voor inkomen in verband met arbeid gehandhaafd.

Onderdeel 5

In dit onderdeel wordt, in punt b, de overlijdensuitkering in het wetsvoorstel Algemene nabestaandenwet aangepast aan de systematiek die in het onderhavige wetsvoorstel is gekozen.

In de tekst van de Anw was nl. abusievelijk de periode, waarover een overlijdensuitkering wordt toegekend, weggevallen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven