24 257
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met reorganisatie van de raden

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 november 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel I wordt een nieuw onderdeel F toegevoegd, dat luidt:

F

Artikel 406d vervalt.

B. Na artikel I wordt een nieuw artikel IA ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL IA

In Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vervalt het derde lid van artikel 183.

C. In artikel II wordt een nieuw onderdeel 2a ingevoegd, dat luidt:

2a. In artikel 41a, eerste lid, onder b, wordt «een raad voor de kinderbescherming» vervangen door: de raad voor de kinderbescherming.

D. Na artikel V worden twee nieuwe artikelen VA en VB ingevoegd, die luiden:

ARTIKEL VA

In de artikelen 33, eerste en tweede lid, 34 en 38, eerste, derde en vierde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen vervallen telkens de woorden: te Den Haag.

ARTIKEL VB

Artikel 89, eerste lid, onder c, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens komt te luiden:

c. de raad voor de kinderbescherming.

E. Artikel VIII komt als volgt te luiden:

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

Artikel 406d (onderdeel A) dient, gelet op de nieuwe regeling van de ondertoezichtstelling, waarbij de kinderrechter niet meer met de uitvoering van de ondertoezichtstelling is belast, te vervallen. Overigens werd in de praktijk van deze regeling dat de kinderrechter aan de ouders een bijdrage in de kosten van een aanwijzing kon opleggen vrijwel geen gebruik gemaakt.

De onderdelen C en D, voor zover het gaat om artikel VB, betreffen technische wijzigingen die voortvloeien uit de omvorming van de negentien raden voor de kinderbescherming tot één raad voor de kinderbescherming. Er kan dan niet meer gesproken worden van «een raad voor de kinderbescherming» of van «raden voor de kinderbescherming».

Onderdeel D (invoeging artikel VA) betreft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Krachtens de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt deze organisatie per 1 januari 1997 verzelfstandigd. Op dit moment maakt dit bureau juridisch deel uit van de raad voor de kinderbescherming te Den Haag. Aangezien deze raad door het onderhavige wetsvoorstel zal komen te vervallen, zal voor de periode tussen de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, als dat wet is geworden, en de verzelfstandiging per 1 januari 1997, het LBIO te Gouda onderdeel uitmaken van de landelijke raad voor de kinderbescherming. In verband daarmee moeten in de overgangsbepalingen bij de Wet LBIO de woorden «te Den Haag» vervallen.

Voorgesteld wordt (in onderdeel E) de inwerkingtredingsdatum te wijzigen, omdat het niet reëel is te verwachten dat dit wetsvoorstel voor 1 januari 1996 kracht van wet zal hebben gekregen.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven