A
VOORSTEL VAN WET EN MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOOR ADVIES NAAR
DE RAAD VAN STATE GEZONDEN EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
MEMORIE VAN TOELICHTING
Na punt 3 was een punt 4 opgenomen dat luidde:
4. Over de situatie wat betreft soortgelijke jaarrekeningverplichtingen
in andere Europese landen kan het volgende worden opgemerkt.
In België is de zogenoemde boekhoudwetgeving van toepassing op alle
ondernemingen, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet van 17 juli 1975,
als ondernemingen worden beschouwd (artikel 1):
– de natuurlijke personen die koopman zijn;
– de handelsvennootschappen en de vennootschappen die de rechtvorm
van een handelsvennootschap hebben aangenomen;
– de openbare instellingen die een statutaire opdracht vervullen
van commerciële, financiële of industriële aard;
– de niet hiervoor bedoelde instellingen, al dan niet met eigen
rechtspersoonlijkheid die, met of zonder winstoogmerk, een commercieel, financieel
of industrieel bedrijf uitoefenen en waarop de wet, per soort van instellingen
van toepassing wordt verklaard bij Koninklijk Besluit;
– de bijkantoren of centra van werkzaamheden in België van
de hiervoor bedoelde ondernemingen naar buitenlands recht.
Niet alleen het winstoogmerk maar ook de rechtspersoonlijkheid is geen
criterium voor onderwerping aan de bovenbedoelde wetgeving.
Er is op grond van deze wetgeving niet alleen een verplichting tot boekhouding,
maar ook een verplichting om een jaarrekening op te maken. Bepaalde kleine
ondernemingen die een vereenvoudigde boekhouding mogen voeren, behoeven geen
jaarrekening op te maken. Het gaat om natuurlijke personen die koopman zijn,
vennootschappen onder firma en gewone commanditaire vennootschappen met een
beperkte omzet.
In Duitsland bestaan zogenoemde Wirtschaftsvereine. Deze hebben tot doel
het drijven van een onderneming. Tenzij het een zeer grote onderneming is
die gedreven wordt, hebben deze Vereine geen plicht tot publikatie van de
jaarrekening en ook geen verplichte controle van de jaarrekening.
Als een stichting een onderneming heeft, wordt deze beschouwd als «koopman»
en is zij onderworpen aan de bepalingen van het Handelsgesetzbuch. Evenals
bij de Wirtschaftsvereine zijn alleen zéér grote stichtingen
verplicht tot publikatie van de jaarrekening en controle van de jaarrekening.
Wel zijn stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven (en beschouwd
kunnen worden als «Vollkaufmann») op grond van de boekhoudplicht
verplicht een boekhouding te voeren die voldoet aan de «Grundsätze
ordnungsmässiger Buchführung. In dat kader worden nadere eisen gesteld
aan het opmaken van een jaarrekening.
In Denemarken moeten «commerciële stichtingen (erhversdrivende
fond) een jaarrekening en jaarverslag opmaken, laten controleren en openbaar
maken.
In Frankrijk geldt een vereniging met rechtspersoonlijkheid (een association
déclarée in tegenstelling tot een association non declarée)
die is opgericht om een economische activiteit te verrichten als een «personne
morale de droit privé non-commerçantes ayant une activité
économique». Een dergelijke vereniging heeft de plicht om ieder
jaar een balans, een resultatenrekening en toelichting op te stellen, indien
2 van de 3 volgende criteria worden overschreden: balanstotaal 10 miljoen
FF, netto-omzet 20 miljoen FF en 50 werknemers. Bovendien dient zij ten minste
één commissaire aux comptes (wettelijke controleur) te benoemen.
Overschrijdt de netto-omzet 40 miljoen FF of heeft de vereniging 100 of meer
werknemers dan is zij ook gehouden halfjaarcijfers op te stellen.
In Frankrijk bestaat de rechtsvorm «stichting» als zodanig
niet. het begrip «Fondation» mag alleen gebruikt worden als het
gaat om een association d'utilité publique.
In het Verenigd Koninkrijk is iedere vennootschap (company) onderworpen
aan de eisen van de Companies Act. Deze eisen omvatten onder andere verplichtingen
tot het opmaken en publiceren van een jaarrekening. Voor small en medium sized
companies bestaan vrijstellingen (ongeveer zoals die ook in Nederland bestaan
voor kleine en middelgrote ondernemingen die zijn onderworpen aan het jaarrekeningenrecht).
Voor verenigingen met een ideële doelstelling gelden geen bijzondere
eisen uit een oogpunt van jaarverslaggeving. Er zijn bijzondere regels voor
specifieke verenigingen, zoals building societies. Industrial and provident
societies dienen ieder half jaar in de vorm zoals voorgeschreven in de Companies
Act een financieel verslag op te maken en te publiceren.
Onder punt 10 is een nieuwe tweede alinea opgenomen die luidt:
In het aan de Adviescommisie en de Raad voor de Jaarverslaggeving voorgelegde
concept-wetsvoorstel was nog niet uitgegaan van een aan de netto-omzet gerelateerde
grens voor de jaarrekeningplicht, maar van een verhoudingscriterium. Indien
de commerciële activiteiten van de vereniging of de stichting ten opzichte
van de niet-commericële activiteiten een bepaalde omvang hadden, zou
de jaarrekeningplicht gelden. Van dit verhoudingscriterium is afgestapt omdat
dit tussen de verschillende stichtingen en verenigingen willekeurig zou uitwerken.
Immers, een kleine stichting of vereniging met een naar verhouding grote commerciële
acitiviteit zou dan aan de jaarrekeningplicht zijn onderworpen, terwijl een
grote stichting of vereniging met een even omvangrijke commerciële activiteit
als de zoëven genoemde kleine vereniging of stichting dan niet aan de
jaarrekeningplicht onderworpen zou zijn.