24 250
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 oktober 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

I

In artikel I, onderdeel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 36a worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1. In eerste lid, onderdeel i, wordt «onderdeel i» vervangen door: onderdeel h.

A.2. In het tweede lid, wordt «, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas» vervangen door: en gasolie.

B. Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd.

B.1. In het eerste lid wordt aan het slot de volgende zin toegevoegd: Ter zake van het verbruik van halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas als brandstof voor het vervaardigen van minerale oliën in een accijnsgoederenplaats, wordt de belasting geheven over maximaal de in artikel 36l, eerste lid, genoemde hoeveelheden per kalenderjaar.

B.2. In het zevende lid wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, toegevoegd:

c. biomassa heeft omgezet en opgewerkt tot aardgas.

C. Het opschrift van Afdeling 8 wordt vervangen door: Bijzondere regeling voor op duurzame wijze geproduceerde energie

D. Artikel 36o wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot onderscheidenlijk vierde en vijfde lid, als volgt gewijzigd.

Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

1. Op de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering van elektriciteit en aardgas wordt een vermindering toegepast voor zover in die levering elektriciteit is begrepen die is opgewekt door middel van windenergie, zonne-energie, kleinschalige waterkracht of installaties waarin biomassa zonder bijstook of bijmenging van kunststoffen thermisch wordt verwerkt onder omzetting in elektriciteit, respectievelijk voor zover in die levering aardgas is begrepen dat afkomstig is uit de omzetting van biomassa.

2. De vermindering bedraagt de ter zake van de levering van op duurzame wijze geproduceerde energie, bedoeld in het eerste lid, verschuldigde belasting en is slechts van toepassing voor zover wordt aangetoond dat het bedrag van de vermindering wordt doorgegeven aan degene die de elektriciteit op de in het eerste lid bedoelde wijze heeft opgewekt respectievelijk aan degene die biomassa heeft omgezet en opgewerkt tot aardgas.

3. Bij de toepassing van de vermindering wordt de levering van op duurzame wijze geproduceerde energie, bedoeld in het eerste lid, zoveel als mogelijk is, toegerekend aan belaste leveringen. Voor zover de totale hoeveelheid geleverde op duurzame wijze geproduceerde energie de totale belaste hoeveelheid geleverde energie overtreft, vindt geen vermindering plaats.

II

Na artikel VI worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA

In artikel 30a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In de aanhef van het tweede lid wordt «en de belasting op uranium-235» vervangen door: , de belasting op uranium-235 en de regulerende energiebelasting.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt «en de belasting op uranium-235» vervangen door: , de belasting op uranium-235 en de regulerende energiebelasting.

ARTIKEL VIB

In de Invorderingswet 1990 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 22, derde lid, wordt in onderdeel e «en de belasting op uranium-235» vervangen door: , de belasting op uranium-235 en de regulerende energiebelasting.

B. In artikel 36 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

B.1. In het eerste lid wordt «en de belasting op uranium-235» vervangen door: , de belasting op uranium-235 en de regulerende energiebelasting.

B.2. In het tweede lid wordt «of belasting op uranium-235» vervangen door: , belasting op uranium-235 of regulerende energiebelasting.

TOELICHTING

Algemeen

In artikel 36o van het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting is een bijzondere regeling opgenomen voor op duurzame wijze geproduceerde elektriciteit. Deze regeling zal worden uitgebreid naar gas dat afkomstig is uit de omzetting van biomassa en dat wordt opgewerkt tot gas van aardgaskwaliteit. Tevens is de regeling zodanig aangepast dat de op duurzame wijze geproduceerde energie zo veel als mogelijk is wordt toegerekend aan belaste leveringen.

De onderhavige nota van wijziging strekt er tevens toe een redactionele wijziging aan te brengen en een omissie te herstellen. Voorts zijn de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet aangepast.

Budgettaire en personele gevolgen

Met de uitbreiding van de bijzondere regeling voor duurzame energie naar gas dat afkomstig is uit de omzetting van biomassa is een bedrag van f 1 miljoen per jaar (structureel) gemoeid.

De nota van wijziging heeft geen personele consequenties.

Toelichting op de onderdelen

I, onderdeel A (artikel 36a van het wetsvoorstel)

Onderdeel A.1. bevat een wijziging van redactionele aard.

De in onderdeel A.2. aangebrachte wijziging houdt verband met het feit dat voor de grondslag van de heffing bij vloeibaar gemaakt petroleumgas wordt uitgegaan van het gewicht (tarief per 1 000 kilogram) en niet van het volume.

I, onderdeel B (artikel 36c, eerste en zevende lid, van het wetsvoorstel)

De in onderdeel B.1. opgenomen wijziging strekt tot het herstellen van een omissie. In de toelichting op artikel 36c, eerste lid, is uiteengezet dat het verbruik van minerale oliën als brandstof voor het vervaardigen van minerale oliën in een accijnsgoederenplaats aan de energiebelasting is onderworpen. Verzuimd is echter te bepalen dat de belasting, evenals bij aardgas en elektriciteit, wordt geheven over een maximale hoeveelheid. Aangezien deze hoeveelheden reeds worden genoemd in artikel 36l, eerste lid – dit artikel ziet op de situatie waarin op verzoek teruggaaf van belasting wordt verleend bij overschrijding van de aldaar genoemde hoeveelheden – is volstaan met een verwijzing naar deze bepaling.

De in artikel 36o opgenomen bijzondere regeling voor duurzame energie wordt uitgebreid met gas dat afkomstig is uit de omzetting van biomassa (verwezen zij naar onderdeel D van deze nota van wijziging). In overeenstemming met de in dat artikel opgenomen tegemoetkoming wordt in artikel 36c, zevende lid, bepaald dat het eigen verbruik van vorenbedoeld gas niet is belast (onderdeel B.2.).

I, onderdeel C (opschrift afdeling 8 van het wetsvoorstel)

De wijziging van het opschrift van afdeling 8 houdt verband met de uitbreiding van de bijzondere regeling voor duurzame energie.

I, Onderdeel D (artikel 36o van het wetsvoorstel)

De in artikel 36o opgenomen bijzondere regeling voor duurzame energie wordt uitgebreid met gas dat afkomstig is uit omzetting van biomassa en dat wordt opgewerkt tot gas van aardgaskwaliteit. Het gaat hierbij vooral om stortgas dat wordt geproduceerd op stortplaatsen en biogas dat wordt geproduceerd uit dierlijke mest. In een aantal gevallen vindt geen omzetting in elektriciteit plaats, maar worden deze gassen na opwerking tot aardgaskwaliteit toegevoegd aan het openbare aardgasnet. Het ligt in de rede de bijzondere regeling ook toe te passen op deze gassen.

Net als bij gewoon aardgas varieert de calorische waarde en de chemische samenstelling van het gas dat afkomstig is uit de omzetting van biomassa. Bij de tariefstelling en derhalve ook bij het bedrag dat wordt doorgegeven aan degene die biomassa heeft omgezet en opgewerkt tot gas van aardgaskwaliteit wordt hier rekening mee gehouden.

In het derde lid is bepaald dat de levering van op duurzame wijze geproduceerde energie, bedoeld in het eerste lid, zo veel als mogelijk is wordt toegerekend aan belaste leveringen. Hierdoor wordt bereikt dat duurzame energie op de meest maximale manier binnen de energiebelasting wordt gestimuleerd. Bewust is niet gekozen voor een pro rata- benadering waarin een onderscheid per eenheid duurzaam geproduceerde energie zou moeten worden gemaakt naar gebruik voor belaste leveringen of onbelaste leveringen. Zolang er belaste leveringen tegenover het doorgegeven bedrag staan, kan de bijzondere regeling worden toegepast. De bijzondere regeling kan er echter niet toe leiden dat een groter bedrag wordt doorgegeven dan aan belasting verschuldigd is. Indien bij voorbeeld een distributiebedrijf uitsluitend elektriciteit levert aan grootverbruikers, zijn er geen belaste leveringen in de zin van de energiebelasting en kan derhalve geen gebruik worden gemaakt van de bijzondere regeling.

II, Aanpassing Algemene Wet inzake rijksbelastingen en aanpassing Invorderingswet

Uit het feit dat de energiebelasting een belasting is die van rijkswege door de rijksbelastingdienst zal worden geheven, volgt dat dit een rijksbelasting is in de zin van artikel 1, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) en artikel 2, eerste lid onderdeel a, Invorderingswet (hierna Inv). Daardoor zijn de deze wetten in beginsel in volle omvang van toepassing op de heffing, onderscheidenlijk de invordering van de energiebelasting. Beide wetten bevatten echter enkele regelingen die niet voor alle belastingen gelden, maar alleen voor de in de desbetreffende artikelen met name genoemde belastingen. In de AWR gaat het met name om de regeling van de heffingsrente en in de Inv om beperking van de mogelijkheid van derden om het recht van verzet uit te oefenen en om de regeling betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders van aan de belasting onderworpen lichamen. Het voorstel is om voor de voorgestelde energiebelasting hetzelfde regime te laten gelden als voor de andere belastingen op milieugrondslag. In verband daarmee zijn artikel 30a AWR en artikel 22, derde lid, en artikel 36, eerste en tweede lid, Inv aangepast.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven