24 245
Bepalingen met betrekking tot de militaire dienstplicht alsmede wijziging van enige wetten en overgangsrecht (Kaderwet dienstplicht)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 april 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24 vervalt de aanduiding «1.» voor de tekst, benevens de puntkomma na het woord «dienst» in onderdeel b.

B

In het tweede lid van het bij artikel 44 ingevoegde artikel 60a van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst komt de zinsnede «dan wel daartoe zijn opgeroepen» te vervallen.

C

In het bij artikel 48d ingevoegde artikel 11 van het bij koninklijke boodschap van 2 december 1994 ingediende voorstel van wet houdende regelen inzake het verrichten van veiligheidsonderzoeken (Wet veiligheidsonderzoeken; kamerstukken 24 023) wordt in de aanhef van eerstgenoemd artikel de zinsnede «artikel 11 van de Wet veiligheidsonderzoeken» vervangen door: artikel 12 van de Wet veiligheidsonderzoeken.

D

Na artikel 48d wordt een nieuw artikel 48e ingevoegd, luidende:

Artikel 48e. Wijziging titel 7.10 van het nieuw Burgerlijk Wetboek

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 oktober 1993 ingediende voorstel van wet houdende vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (kamerstukken II 1993/94, 23 438) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van deze wet in werking treedt, wordt in artikel 635, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek de zinsnede «anders dan voor eerste oefening» vervangen door: anders dan voor oefening en opleiding.

E

In de tweede volzin van artikel 52, derde lid, volgt na het woord «vrijstelling» een punt en vervalt de zinsnede «die op 1 januari 1997 nog niet zijn afgedaan.».

F

In artikel 54, eerste lid, vervalt de zinsnede «dan wel daartoe zijn opgeroepen».

G

In artikel 60 vervalt de zinsnede «, na 1 januari 1997» en wordt na de woorden «tegen wie» ingevoegd: voor 1 januari 1997.

H

In artikel 63 wordt na het vierde lid een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bij koninklijke boodschap van 29 juli 1994 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de noodwetgeving aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en nieuwe regels ter harmonisatie van de terminologie voor buitengewone omstandigheden waarin noodwetgeving kan worden toegepast en de procedures volgens welke een uitzonderingstoestand in werking wordt gesteld (Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden; kamerstukken 23 791) nog niet in werking is getreden, vervalt in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 de zinsnede «en dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst zijn».

I

In de bij deze wet behorende inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 48d ingevoegd:

Artikel 48e. Wijziging titel 7.10 van het nieuw Burgerlijk Wetboek

Toelichting

1. Algemeen

Deze technische nota van wijziging behelst allereerst afstemming van het overgangsrecht van het onderhavige voorstel van wet op het besluit van de Staatssecretaris van Defensie om per 1 februari 1996 niet langer dienstplichtigen op te roepen voor de vervulling van de eerste oefening (kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 63) en het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om vanaf die datum niet langer erkende gewetensbezwaarden op te roepen voor de vervangende dienst (kamerstukken II 1995/96, 24 400 XV, nr. 36). Tevens zijn met het oog op de nadere afstemming op andere regelgeving enkele wijzigingen aangebracht. Tot slot is nog een enkele redactionele onvolkomenheid rechtgezet.

2. Artikelen

B en G. Deze onderdelen zijn het gevolg van de hierbovengenoemde besluiten om niet langer dienstplichtigen en erkende gewetensbezwaarden op te roepen voor de vervulling van de eerste oefening respectievelijk de vervangende dienst.

C. Naar aanleiding van de plenaire behandeling van het voorstel van wet houdende regelen inzake het verrichten van veiligheidsonderzoeken (Wet veiligheidsonderzoeken; kamerstukken 24 023) in de Tweede Kamer is in dat voorstel een vernummering aangebracht. Dit onderdeel betreft de afstemming op deze vernummering.

E. Dit onderdeel moet worden gezien in het licht van de maatregelen die zijn getroffen om dienstplichtigen de mogelijkheid te bieden de dienst voortijdig te laten verlaten (verwezen zij bijvoorbeeld naar kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 63, p. 2). Tegen die achtergrond en gezien het, ook mede daardoor, sterk verminderde aantal aanvragen om vrijstelling, zullen ingediende aanvragen tijdig kunnen worden afgedaan.

H. In de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is in artikel XIII van hoofdstuk V een wijziging van artikel 4 van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 opgenomen. Deze wijziging heeft onder meer tot doel dat de oproeping van het reserve-personeel in buitengewone omstandigheden kan plaatsvinden zonder dat tevens dienstplichtigen in werkelijke dienst zijn of behoeven te zijn. Mocht op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden nog niet in werking zijn getreden, dan achten ondergetekenden het wenselijk, gelet op de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtigen, dat deze ontkoppeling reeds bij de inwerkingtreding van deze wet wordt gerealiseerd.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Naar boven