24 245
Bepalingen met betrekking tot de militaire dienstplicht alsmede wijziging van enige wetten en overgangsrecht (Kaderwet dienstplicht)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 november 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt «1 januari» vervangen door: 1 februari.

B

In artikel 15 worden na de eerste volzin twee nieuwe volzinnen toegevoegd, luidende:

De krachtens de eerste volzin vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

C

Na artikel 48 worden de nieuwe artikelen 48a tot en met 48d ingevoegd, luidende:

Artikel 48a. Aanpassing artikel 18, eerste lid, in verband met Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juli 1994 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de noodwetgeving aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en nieuwe regels ter harmonisatie van de terminologie voor buitengewone omstandigheden waarin noodwetgeving kan worden toegepast en de procedures volgens welke een uitzonderingstoestand in werking wordt gesteld (Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden; kamerstukken II 1993/94, 23 791) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van deze wet in werking treedt, komt artikel 18, eerste lid, te luiden:

1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 17, eerste lid, in werking worden gesteld.

Artikel 48b. Wijziging Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juli 1994 ingediende voorstel van wet houdende regeling met betrekking tot uitzonderingstoestanden (Coördinatiewet uitzonderingstoestanden; kamerstukken II 1993/94, 23 790) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van deze wet in werking treedt, wordt in de bij de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden behorende lijsten A en B «van de Dienstplichtwet: de artikelen 30a, eerste lid, en 43;» vervangen door: van de Kaderwet dienstplicht: artikel 17, eerste lid.

Artikel 48c. Wijziging Arbeidstijdenwet

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 maart 1994 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (kamerstukken II 1993/94, 23 646; Arbeidstijdenwet) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van deze wet in werking treedt, worden in de Arbeidstijdenwet de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel 1:6, onderdeel c, wordt «en in het Reglement rechtstoestand dienstplichtige militairen,» vervangen door: en een overlegorgaan, ingesteld krachtens artikel 21 van de Kaderwet dienstplicht,.

2. Artikel 1:7, onderdeel b, sub 2, komt te luiden:

2°. de in werkelijke dienst zijnde dienstplichtigen in de zin van de artikelen 16, 17 en 19 van de Kaderwet dienstplicht;.

Artikel 48d. Wijziging Wet veiligheidsonderzoeken

Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 1994 ingediende voorstel van wet houdende regelen inzake het verrichten van veiligheidsonderzoeken (Wet veiligheidsonderzoeken; kamerstukken II 1994/95, 24 023) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van deze wet in werking treedt, worden in artikel 11 van de Wet veiligheidsonderzoeken de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «wordt belast in het kader van de vervulling van werkelijke dienst in de zin van hoofdstuk VII van de Dienstplichtwet» vervangen door: wordt belast in het kader van de vervulling van werkelijke dienst in de zin van paragraaf 5 van hoofdstuk 1 van de Kaderwet dienstplicht.

2. In het tweede lid wordt «dient op te komen voor het vervullen van zijn werkelijke dienst in de zin van hoofdstuk VII van de Dienstplichtwet» vervangen door: dient op te komen voor het vervullen van werkelijke dienst in de zin van paragraaf 5 van hoofdstuk 1 van de Kaderwet dienstplicht.

D

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin van het derde lid wordt de punt aan het slot vervangen door: , met dien verstande dat in afwijking van artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de Dienstplichtwet aanvragen om vrijstelling wegens kostwinnerschap, persoonlijke onmisbaarheid of het bekleden van een geestelijk ambt of een godsdienstig-menslievend ambt of opleiding tot zodanig ambt voorgoed worden verleend.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Dienstplichtigen in het genot van een voorgoed verleende vrijstelling kunnen door Onze Minister uitsluitend in buitengewone omstandigheden worden opgeroepen. Deze verplichting gevolg te geven aan de oproeping blijft op hen rusten tot 1 oktober van het jaar waarin de leeftijd van 35 jaar wordt bereikt. Op degene aan wie op grond van artikel 15, eerste lid, onder c, van de Dienstplichtwet zoals luidend voor inwerkingtreding van deze wet, vrijstelling is verleend, zijn de eerste en de tweede volzin slechts van toepassing, indien bij de oproeping in buitengewone omstandigheden is gebleken dat betrokkene niet meer verkeert in de omstandigheid waarvoor hem ingevolge die wet vrijstelling is verleend.

3. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. Overeenkomstig artikel 6 kunnen zij opnieuw worden opgeroepen voor een keuring.

E

In artikel 57, tweede lid, vervalt de derde volzin.

F

In de bij deze wet behorende inhoudsopgave worden na de omschrijving van artikel 48 ingevoegd:

Artikel 48a. Aanpassing artikel 18, eerste lid, in verband met Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

Artikel 48b. Wijziging Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

Artikel 48c. Wijziging Arbeidstijdenwet

Artikel 48d. Wijziging Wet veiligheidsonderzoeken

Toelichting

A. Bij nadere beschouwing is het, mede gelet op het autorisatiebesluit op grond waarvan Defensie is geautoriseerd voor het verstrekt krijgen van gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens, wenselijk gebleken de inschrijvingsdatum voor de dienstplicht niet te verplaatsen naar 1 januari, maar de huidige datum van 1 februari te handhaven.

C. Gelet op de samenloop tussen het onderhavig voorstel en de totstandkoming van de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de Arbeidstijdenwet en Wet veiligheidsonderzoeken wordt in dit verband voorgesteld voorliggend voorstel te wijzigen zodra de genoemde wetsvoorstellen tot stand komen. De wijzigingen bevatten slechts correcties van technische aard.

D en E. Met het oog op de naderende opschorting strekt dit onderdeel in de eerste plaats ertoe aan artikel 52, derde lid, eerste volzin, toe te voegen dat de op het tijdstip van inwerkingtreding van de Kaderwet dienstplicht nog niet afgedane aanvragen om vrijstelling wegens kostwinnerschap, persoonlijke onmisbaarheid of het bekleden van een geestelijk ambt of een godsdienstig-menslievend ambt of opleiding tot zodanig ambt niet meer eerst tijdelijk, maar direct voorgoed worden verleend. Degene aan wie op grond van de Dienstplichtwet voorgoed vrijstelling is verleend, wordt vervolgens in het nieuwe stelsel aangemerkt als dienstplichtige in het genot van een voorgoed verleende ontheffing (artikel 52, eerste lid).

Het voorgaande geldt eveneens voor de laatste dienstplichtigen die de komende periode nog worden opgeroepen en tijdens het vervullen van de werkelijke dienst een beroep doen op één van de vrijstellingsgronden van de Dienstplichtwet. Voorts zijn enkele technische verbeteringen in het vierde lid aangebracht.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Naar boven