24 245
Bepalingen met betrekking tot de militaire dienstplicht alsmede wijziging van enige wetten en overgangsrecht (Kaderwet dienstplicht)

nr. 14
GEWIJZIGDE AMENDEMENTEN VAN HET LID VAN MIDDELKOOP C.S. TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 6 juni 1996

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

I

Artikel 13 wordt vervangen door:

Artikel 13. Ontheffing

Op aanvraag wordt door Onze Minister ontheffing verleend van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde verplichtingen tot het vervullen van werkelijke dienst wegens:

a. persoonlijke onmisbaarheid; of

b. de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden.

De aanvraag vermeldt mede het registratienummer en is met redenen omkleed.

II

Na artikel 13 worden de nieuwe artikelen 13a en 13b ingevoegd, luidende:

Artikel 13a. Vrijstelling

Onze Minister verleent vrijstelling van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde verplichtingen tot het vervullen van werkelijke dienst wegens:

a. kostwinnerschap;

b. het bekleden van een geestelijk ambt of een opleiding tot zodanig ambt; of

c. broederdienst.

Artikel 13b. Beroep op de administratieve rechter

Tegen een besluit van Onze Minister ingevolge artikel 13 kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

III

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het opschrift wordt «en ontheffing» vervangen door: , ontheffing en vrijstelling.

B. In het eerste, tweede en in de aanhef van het derde lid wordt «of een ontheffing» telkens vervangen door: , een ontheffing of een vrijstelling.

C. In het derde lid, onderdelen a en c, wordt «of de ontheffing» telkens vervangen door: , de ontheffing of de vrijstelling.

IV

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het opschrift wordt «en ontheffing» vervangen door: , ontheffing en vrijstelling.

B. In de eerste volzin wordt «met betrekking tot uitstel en ontheffing als bedoeld in de artikelen 12 en 13, eerste lid» vervangen door: met betrekking tot uitstel, ontheffing en vrijstelling als bedoeld in de artikelen 12, 13, en 13a.

V

In artikel 16, derde lid, wordt «12 en 13, eerste lid» vervangen door: 12, 13, 13a.

VI

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

A. Het eerste en tweede lid worden vervangen door:

1. Degene aan wie op grond van:

a. artikel 15, eerste lid, onderdelen a, c of d, van de Dienstplichtwet zoals luidend voor inwerkingtreding van deze wet een voorgoed verleende vrijstelling is of wordt verleend, wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet aangemerkt als dienstplichtige in het genot van een voorgoed verleende vrijstelling;

b. artikel 15, eerste lid, onderdelen b of e, van de Dienstplichtwet zoals luidend voor inwerkingtreding van deze wet een voorgoed verleende vrijstelling is of wordt verleend, wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet aangemerkt als dienstplichtige in het genot van een voorgoed verleende ontheffing.

2. Degene aan wie op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van:

a. artikel 15, eerste lid, onderdelen a, c of d, van de Dienstplichtwet een tijdelijke vrijstelling is verleend, wordt na afloop van de duur van deze vrijstelling overeenkomstig de bepalingen van deze wet aangemerkt als dienstplichtige in het genot van een voorgoed verleende vrijstelling;

b. artikel 15, eerste lid, onderdelen b of e, van de Dienstplichtwet een tijdelijke vrijstelling is verleend, wordt na afloop van de duur van deze vrijstelling overeenkomstig de bepalingen van deze wet aangemerkt als dienstplichtige in het genot van een voorgoed verleende ontheffing.

B. In de eerste volzin van het vierde lid wordt na «in het genot van een voorgoed verleende vrijstelling» ingevoegd: dan wel in het genot van een voorgoed verleende ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Toelichting

Het verdient aanbeveling de thans geldende vrijstellingsgronden van de Dienstplichtwet een plaats te geven in de Kaderwet dienstplicht. Een discussie over de precieze uitwerking en/of handhaving van de vrijstellings- en ontheffingsgronden kan plaatsvinden bij een eventuele herinvoering van de dienstplicht. Het amendement beoogt de thans geldende vrijstellingsgronden, neergelegd in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Dienstplichtwet, opnieuw als vrijstellingsgronden op te nemen in artikel 13a van de Kaderwet Dienstplicht. De thans geldende vrijstellingsgronden, neergelegd in artikel 15, eerste lid, onderdelen b en e, van de Dienstplichtwet, zijn als ontheffingsgronden opgenomen in het gewijzigde artikel 13, eerste lid, van de Kaderwet Dienstplicht. De nadere uitwerking van deze vrijstellings- en ontheffingsgronden kan plaatsvinden in lagere wetgeving op grond van artikel 15. Op deze wijze worden zowel de rechtszekerheid van de burger als de beoogde flexibiliteit van het vrijstellings- en ontheffingsinstrumentarium verzekerd.

De wijziging van de amendementen betreft artikel 13b (beroep). Het beroep op grond van artikel 13a is geschrapt, omdat de vrijstelling geen individueel karakter draagt. Tevens is opgenomen dat hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.

Van Middelkoop

Hillen

Van den Berg

Stellingwerf

De Koning

Sipkes

Sterk

Van den Doel

Naar boven