24 243
Stimulering van het midden- en kleinbedrijf

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 december 1995

De vaste commissies voor Economische Zaken1, voor Financiën2 en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3 hebben op 31 oktober 1995 overleg gevoerd met minister Wijers van Economische Zaken, minister Melkert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Vermeend van Financiën over de beleidsnotitie «Werk door ondernemen» (24 243, nr. 1).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Smits (CDA) constateerde dat het CDA-verkiezingsprogramma de meeste aandacht besteedt aan het midden- en kleinbedrijf en beschouwde de beleidsnotitie «Werk door ondernemen» als een compensatie daarvan. Deze is opgesteld na overleg met ondernemers maar biedt geen integrale verkenning van het MKB-beleidsterrein en heeft meer het karakter van een lastenverlichtingsnota, ondanks de ondertekening door vier bewindslieden.

Hij vroeg zich af of dit pakket maatregelen niet een te sterke versnippering van gelden betekent en of het niet te ingewikkeld wordt voor ondernemers, die toch al vaak klagen over complexe en te ondoorzichtige regelgeving. Zijn de uitspraken juist van staatssecretaris Vermeend in het Financieele Dagblad van 29 juni jl. dat bij dit pakket geen subsidioloog nodig is? Hoe staat het verder met de effectiviteit en de uitvoeringskosten van de regelingen?

In het regeerakkoord wordt het MKB omschreven als «de banenmotor van onze economie», terwijl het Centraal-economisch plan concludeert dat dit beeld enige nuancering behoeft en uit het EIM-rapport «Kleinschalig ondernemen '95» blijkt dat juist het grootbedrijf de rol van banenmotor overneemt, met een werkgelegenheidsgroei van 2% in arbeidsjaren, tegen 1,75% in het MKB. De absolute banengroei bij het MKB is het sterkst doordat daar de meeste banen zitten. In dit licht is de stevige kabinetsdiscussie over lastenverlichtingsmaatregelen begrijpelijk. In de notitie wordt de gangbare statistische definitie gebruikt, die alle particuliere winstbeogende ondernemingen tot het MKB rekent met minder dan 100 werkzame personen, behalve de landbouw. Hoe strak wordt het MKB-pakket gehanteerd? Komt een bedrijf met 98 werknemers wel, maar één met 103 niet in aanmerking voor lastenverlichting? Welk deel van de maatregelen komt ten goede aan de agrarische sector?

Hij had kritiek op het feit dat de 500 mln. aan lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf pas in 1996 ingaat. Waarom heeft de discussie over het MKB-pakket zo lang op zich laten wachten, terwijl verschillende maatregelen reeds begin 1995 in de pers circuleerden? Wanneer komt er duidelijkheid hoeveel geld er beschikbaar is voor de afzonderlijke maatregelen?

De heer Smits vond het juist dat een deel van de lastenverlichting zal terechtkomen bij het MKB, maar kritiseerde de rechtstreekse koppeling van de opbrengst aan specifieke vormen van lastenverlichting. In de notitie wordt de kwaliteit van ondernemerschap terecht «zeer belangrijk» genoemd, maar staan de bezuinigingen op de begrotingsposten voorlichting en advies MKB niet haaks daarop?

Vervolgens informeerde hij hoe de boodschap uit de notitie de ondernemers zal bereiken, ook gezien de huidige ruzie tussen MKB Nederland en het IMK over het primaat bij de advisering van het midden- en kleinbedrijf. Hij constateerde dat de aanwas van nieuwe bedrijven in de industrie beduidend achterblijft bij die in de dienstensectoren, terwijl het regeerakkoord met geen woord rept van de industriepolitiek. Hij vroeg een reactie daarop van de minister van Economische Zaken.

Hij vroeg naar de resultaten van de studie naar invoering van kansenzones in achterstandswijken. Hij wees erop dat van de fiscaal gefaciliteerde zones in het noorden des lands niet veel is terechtgekomen. Hij wenste verder een toelichting op de fiscale exportreserve en de fraudegevoeligheid ervan. Verduidelijking vroeg hij daarnaast over de «stimuleringsregeling branchecentra voor technologie».

Hij haalde instemmend het VNO en het NCW aan, dat de lastenverlichting uit de opbrengsten van de eco-tax neerkomt op een sigaar uit eigen doos. Hij vroeg de aandacht voor lastenverlichting voor bedrijven op rijksniveau en voor de lastenverzwaring die optreedt op lokaal en regionaal niveau, verwijzend naar de MKB-notitie «Investeren in regionale lastenverlichting».

Verwacht de regering dat de banken zullen deelnemen aan de fiscale «Tante Agaath-regeling» ter stimulering van vermogensverstrekking aan ondernemers in spe? Hoe staat het kabinet tegenover versoepeling van milieuregels in binnensteden? Zijn de ondernemersorganisaties betrokken geweest bij de voorbereiding van deze notitie? Is, analoog aan het genoemde pre-startersfonds, een regeling mogelijk voor mensen met een reguliere baan die als zelfstandig ondernemer willen starten?

Tenslotte vestigde hij de aandacht op de fiscale faciliteit in het leerlingwezen, waarbij de regeling niet aansluit op de praktijk vanwege een tekort aan leerlingen.

De heer Van Walsem (D66) stemde in met de weergave in de notitie. Hij was tevreden over het algemene economische beleid inzake het gezond maken en houden van het bedrijfsleven als eerste voorwaarde voor werkgelegenheidsgroei.

Hij zou de technologiemakelaars ook willen inzetten bij de universitaire transferpunten. Hij was zeer tevreden over uitbreiding van de borgstelling voor het MKB. Tariefmutaties moeten uitsluitend per 1 januari worden ingevoerd. Het antwoord van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over wachtgelders die een eigen onderneming willen beginnen bevredigde hem niet. Hij wacht overleg met minister Wijers af.

Hij betreurde het dat slechts een klein deel van de starters gebruikmaakt van overheidsregelingen, waarvan de effectiviteit beneden het gewenste peil ligt. Hij stond stil bij de rol van de kamers van koophandel, waarvan de kerntaken, te weten voorlichting aan starters en het handelsregister, circa 100 mln. kosten, terwijl 150 mln. aan andere zaken wordt besteed. Hij bepleitte deze kerntaken bij de kamers van koophandel te laten maar overigens te streven naar bundeling in ondernemingshuizen die werken tegen een kostendekkend tarief.

Hij vroeg om verduidelijking van de in de notitie genoemde versterking van de culturele infrastructuur. Zijn fractie bepleit verdergaande vrijstelling van het ondernemingsvermogen, al kunnen verschillen in behandeling van vermogensbezitters voor problemen en hoge kosten zorgen.

Minder tevreden was hij over de instrumenten ter bevordering van het ondernemerschap, een flexibeler arbeidsmarkt en een activerende rol van de sociale zekerheid. De fractie van D66 is geen voorstander van een ongeclausuleerde algemeen-verbindendverklaring, die blijkbaar op de lange baan wordt geschoven. De dispensatie van het minimumloon kan een knellende regeling worden en een termijn van twee jaar kan te kort zijn, omdat mensen meer tijd nodig om weer zelfstandig aan het werk te kunnen. Met aansluiting bij de termijnen in de wet WBA komt men aan een maximale duur van vier jaar, waarvan drie jaar subsidie via de wet WBA en één jaar als overgang naar reguliere betaling.

Over versoepeling van het ontslagrecht en verlenging van proeftijd hoort men te weinig. De vergunningen van uitzendbureaus voor maximale uitzendtermijnen dienen te worden afgeschaft. Nadere voorstellen voor flexibiliteit en differentiatie van arbeidspatronen ontbreken nog. Een activerende sociale zekerheid betekent meer dan uitsluitend het inzetten van uitkeringsgelden. Het gaat om het vinden en behouden van reguliere banen. De heer Van Walsem zou gaarne prikkels zien voor werknemers, werkgevers en uitkeringsinstanties. Hij was geen voorstander van een monopoliepositie voor de uitvoeringsinstanties ingevolge de huidige WAO-voorstellen. Meer samenwerking is nodig tussen de uitvoeringsinstanties, de arbeidsbemiddeling en de sociale diensten, zonder gedwongen winkelnering. Bij verwijtbaar gedrag inzake werkloosheid dienen er meer sanctiemogelijkheden voor gemeenten te komen.

De heer Houda (PvdA) achtte een flexibel en innovatief midden- en kleinbedrijf essentieel voor de economische ontwikkeling. Hij was zeer verheugd dat het kabinet stappen neemt om de positie van het MKB te verbeteren, omdat Nederland achterloopt bij de overige EU-lidstaten en het minste aantal ondernemingen per 1000 inwoners kent.

De constatering van een toenemende groei in nieuwe bedrijven die goed zijn voor vele nieuwe banen stemde hem hoopvol. Positief is ook dat de werkgelegenheidsgroei in Nederland de afgelopen jaren ruim boven het Europese gemiddelde ligt. De maatschappelijke trend tot individualisering leidt tot het uiteenvallen van markten voor deelprodukten in deelmarkten voor gedifferentieerde produkten, met veelal een kortere levenscyclus. Dit brengt meer risico's voor ondernemers met zich mee. Flexibiliteit, slagvaardigheid en een strategisch inzicht in de toekomstige mogelijkheden zijn hierbij sleutelbegrippen. Voortschrijdende globalisering dwingt de ondernemer zijn blik te verruimen tot ver over de landsgrenzen. De PvdA-fractie beseft dat hierdoor de maakbaarheid van het economisch beleid moeilijker te realiseren wordt. Juist daarom is extra steun nodig voor startende ondernemers.

Van de startende bedrijven bereiken slechts enkele na lange tijd de succesvolle status van multi-national. Veel startende ondernemingen worden niet oud, inherent aan de dynamische markteconomie waarin de overlevingskansen voor ondernemingen stijgen naarmate het economisch klimaat gunstiger is. Daarom zijn de aangekondigde beleidsvoornemens broodnodig.

Hij beoordeelde de fiscale maatregelen in de notitie als een zeer positieve stimulans. Het gaat niet alleen om starten maar ook om doorstarten. Kan bij de proefprojecten voor kansarme starters de efficiency worden verbeterd? De start is nog steeds te zeer versnipperd. De drempel moet lager zijn en het moet startende ondernemers van meet af aan duidelijk zijn tot wie zij zich kunnen richten voor advies. Daarom is het hoog tijd dat de kamers van koophandel zich omvormen tot ondernemingshuizen. Zij zouden de organisatie van het mentorschap voor starters op zich moeten nemen.

De heer Houda was verheugd met de start van drie regionale proefprojecten voor kansarme starters. Wat is de stand van zaken met de voorbereiding hiervan? De PvdA-fractie hecht veel waarde aan deze projecten en rekent erop dat de uitkomsten bij het toekomstige beleid worden betrokken.

Hij vond het een goede zaak dat de regering allochtone ondernemers een steuntje in de rug wil geven met een landelijk expertisecentrum, dat dan echter wel een meerwaarde moet hebben, een lage drempel moet kennen en dient aan te sluiten bij de cultuur van de vragers. Semi-particuliere organisaties hebben op dit gebied goede resultaten bereikt. Is het zinvol, hen te betrekken bij dit expertisecentrum?

De vier grote steden en het kabinet hebben afgesproken gezamenlijk de mogelijkheden en begrenzingen te verkennen van een specifieke dereguleringsinspanning voor de grote steden, opdat daar meer startende bedrijven van de grond kunnen komen. Wat is de stand van zaken met deze verkenning? Verlopen de gesprekken naar wens en zijn er al concrete resultaten te melden? Wanneer is een rapportage te verwachten? Een jaarlijkse rapportage zou goed zijn om te kunnen beoordelen of men op het juiste spoor zit.

Bij de discussie over kansenzones blijft de PvdA-fractie het onderscheid hanteren tussen hinderlijk en schadelijk. Het gaat om de bandbreedte van het bovenaf voorschrijven van regels en om de vrijheid van handelen voor de gemeenten.

Analoog aan de ontwikkelingsmaatschappijen voor Limburg en het Noorden zou het goed zijn, te experimenteren met een ontwikkelingsmaatschappij voor de grote steden om te kunnen helpen bij het creëren van nieuwe werkgelegenheid.

Ook in EU-verband wordt aan de betekenis van het MKB voor de werkgelegenheid gelukkig veel waarde gehecht. Het MKB heeft tot op heden weinig gebruik gemaakt van financiële EU-regelingen. Vooral kleine en middelgrote ondernemingen weten de weg niet goed te vinden in het woud van regels. Dit vereist wellicht een andere voorlichting. Veel ondernemers ervaren de aanvraagperiode als te kort. Wil de minister deze punten aankaarten bij de Europese Raad in december a.s. in Madrid?

De heer Remkes (VVD) constateerde met instemming een verbetering in de afgelopen jaren van het maatschappelijk klimaat voor het ondernemerschap. In 1994 zijn 85 000 nieuwe bedrijven opgericht. De notitie «Werk door ondernemen» valt bij zijn fractie dan ook in buitengewoon vruchtbare aarde. Hij onderschrijft de hoofdlijnen en het fiscale pakket van harte, vanwege de belangrijke rol van het MKB bij het creëren van werkgelegenheid en de institutionele positie van het MKB in de samenleving.

Hij vond de brede ondertekening van de notitie dan ook zeer verheugend, al geschiedt de financiering van de verlaging van het VpB-tariefstapje met speciale instrumenten. Hij bepleitte, bij de verdere uitwerking de opmerkingen van het RMK daarover te betrekken.

Hij benadrukte dat voor zijn fractie de allerhoogste prioriteit ligt bij een goed algemeen stimulerend ondernemersklimaat. De doelstelling van drempelverlaging spreekt zijn fractie dan ook sterk aan. Essentieel zijn een consistente, betrouwbaar opererende overheid, een goed fiscaal klimaat en een goede internationale fiscale concurrentiepositie. In de nota mist zijn fractie een expliciete relatie met de toets op het concurrentievermogen en duidelijkheid over het op middellange en lange termijn gewenste beleid.

De kapitaal- en de vermogensbelasting zijn naar de opvatting van de VVD-fractie vreemde eenden in de internationale fiscale bijt en vormen een belemmering bij bedrijfsoverdracht. Hij bepleitte dan ook volledige afschaffing ervan op middellange termijn. Hij onderstreepte de opmerking van staatssecretaris Vermeend dat Nederland fiscaal tot de koplopers in Europa moet behoren.

Hij miste in de notitie verder de wenselijkheid, in het onderwijs meer aandacht te schenken aan het ondernemerschap. In het HBO en op universiteiten ontwikkelen zich uitstekende initiatieven, zoals de mini-onderneming. Hoe denken de bewindslieden dit te kunnen stimuleren?

In de notitie wordt terecht de relatie gelegd met de MDW-operatie, die evenals de lastenvermindering uit een oogpunt van dynamiek en flexibiliteit van ondernemingen essentieel is. Dit is niet alleen een zaak voor de rijksoverheid maar ook voor lokale overheden en in Europees verband. De genoemde flexibiliteit van arbeid als een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet is terecht, maar de vraag is of de preventieve ontslagtoets en de versoepeling van tijdelijke contracten de kern van de discussie raakt. Ondernemers in het MKB zijn nogal terughoudend met het aannemen van personeel. Het arbeids- en ontslagrecht is te ver doorgeslagen, terwijl het uitzendwezen te grote beperkingen kent. De heer Remkes sloot zich aan bij de fractie van D66. Hij bepleitte, startende en doorstartende bedrijven vrij te stellen van het algemeen verbindend verklaren om de werkgelegenheid te stimuleren.

De verwijzing naar het grote-stedenbeleid achtte hij eveneens juist. Wat is daarin precies de rol van het ministerie van Economische Zaken? De rijksoverheid kan bij lange na niet alles. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid voor decentrale overheden. Regelvrije zones kunnen vooral als experiment nuttig zijn, al speelt hierbij het element van de concurrentieverstoring. Hoe denken de bewindslieden hierover? Kunnen regelvrije zones fungeren als breekijzer voor een grotere verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies? Men dient de nadelen van beperkte stadsdelen voor beperkte categorieën te onderkennen omdat een te ongeclausuleerde toepassing tot onverkwikkelijke discussies kan leiden.

Wat moet de taak van ontwikkelingsmaatschappijen en wat moet de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid zijn? Ook hier ligt de eerste verantwoordelijkheid bij gemeentebesturen. De VVD-fractie zou niet graag zien dat het Rijk ontwikkelingsmaatschappijen oprichtte, maar kan zich wel voorstellen dat het een rol zou spelen bij versterking van het bestaande bedrijfsleven en bij de acquisitie van nieuwe bedrijven, in het verlengde van de normale gemeentelijke taken. Bij interruptie maakte de heer Houda (PvdA) een vergelijking met het LIOF en de NOM. Hij heeft niet het oog op een werkgelegenheidsfonds maar kan zich voorstellen dat overheid en bedrijfsleven participeren om werkgelegenheid te creëren. Waarom zou de rijksoverheid daaraan niet meewerken?

De heer Remkes (VVD) memoreerde dat voor het Rijk slechts een verantwoordelijkheid overblijft bij het LIOF en de NOM, terwijl de PvdA-fractie die verantwoordelijkheid zelfs wil uitstrekken tot de grote steden, zonder een duidelijk doel voor ogen te hebben. Eerst moet men de taakdiscussie voeren in relatie tot de verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Het gaat om meer dan een werkgelegenheidsfonds, waarbij LIOF en NOM geen verantwoordelijkheden kennen.

Hij benadrukte het belang van het grote-stedenbeleid voor het MKB en noemde in dit verband een goede infrastructuur met goede bereikbaarheid en parkeermogelijkheden voor de centra, een goede criminaliteitsbestrijding in relatie tot de detailhandel en aandacht voor de stijging van de regionale lasten. De geloofwaardigheid van de overheid bij het bedrijfsleven wordt door het laatste niet groter. Hij realiseerde zich dat de rijksoverheid hierin een beperkte verantwoordelijkheid heeft, maar vroeg met name de aandacht van de staatssecretaris van Financiën voor de op handen zijnde herziening van het Gemeentefonds.

Naast een goed algemeen beleid is op enkele onderdelen specifiek beleid nodig, zoals de toegankelijkheid tot risicodragend vermogen, tot kennis en tot buitenlandse markten. De heer Remkes drong aan op uitbreiding van de KIM-regeling. Analoog aan de werkgroep van overheid en bedrijfsleven inzake de export van kapitaalgoederen kan hij zich een actieplan in samenspraak met het MKB voorstellen om de grote onbenutte exportpotentie van het MKB, met name bij starters en doorstarters te stimuleren, vooral op de nabije, toegankelijke buitenlandse markten.

Voor starters en doorstarters bevat het pakket aantrekkelijke maatregelen. Te veel starters mislukken te snel. Is er onderzoek gedaan naar de oorzaken daarvan? Is er een substantieel verschil tussen het algemene beeld en specifieke groepen, zoals vrouwelijke of allochtone starters? Welke maatregelen zou men moeten nemen om dit algemene verschijnsel te verminderen? Bestaat er inzicht in de behoefte aan de voor allochtone starters aangekondigde maatregelen?

Hij sprak in het algemeen uit, niet te geloven in het subsidiëren en «doodknuffelen» van startende ondernemers door een netwerk van veel adviesinstanties. Uiteindelijk zullen ook startende ondernemers zich op eigen kracht in de markt staande moeten houden. Men dient zich te realiseren dat altijd een gedegen voorbereiding nodig is, waarbij soms ook goede begeleiding op haar plaats is, met name om starters te helpen over het punt van doorstarten heen te schieten. Is een meer gerichte stimulering van het mentorschap, al dan niet van gepensioneerde managers, ook overwogen? In de Verenigde Staten spelen managers daarbij met succes een belangrijke rol. Kan er een rapportage komen van de buitenlandse ervaringen? Kan de ondersteuning van starters worden betrokken bij een project als het CCI?

Hij sprak de indruk uit dat de veelheid van instanties een groter probleem kan zijn dan het ontbreken daarvan. Een gericht onderzoek zou goed zijn naar stroomlijning op dit punt, gericht op starters en doorstarters.

Het blijkt dat startende ondernemers in een bedrijfsverzamelgebouwen synergie kunnen genereren, met een aanzienlijk grotere slaagkans. Zijn er institutionele belemmeringen op het verantwoordelijke lokale niveau om bedrijfsverzamelgebouwen tot stand te brengen?

De RCO-rapportage over het optreden van overheidsdiensten op de private markt en over concurrentieverstoring daarbij dient kabinetsbreed aan de orde te komen. Kan het kabinet zo spoedig mogelijk met een standpunt ter zake komen, in relatie tot de suggestie van een stringente regelgeving en effectieve vormen van toezicht?

Het antwoord van de regering

De minister van Economische Zaken benadrukte dat deze gezamenlijke notitie iets zegt over de pogingen om tot integratie van beleid te komen. Een integrale MKB-nota was daarbij niet de pretentie. Vanuit de centrale missie «Werk, werk, werk» is het instrumentarium bezien voor met name starters en gazellen in het MKB. De notitie is evenmin strijdig met de discussie over groot en klein. Bij de constatering van onderlinge samenhang kan vanuit de specifieke karakteristieken van kleine, vooral startende ondernemingen wel degelijk een beleid worden ontwikkeld, dat overigens ook grote ondernemingen ten goede kan komen.

Hij wees erop dat het klassieke begrip «industrie» nauwelijks nog te hanteren is; de definitie «samenhangende activiteiten van bedrijvigheid» acht hij beter, omdat deze dienstverlening en industrie omvat. Hij vond het jammer dat starters veeleer naar voren komen in de dienstverlening dan in de industrie. Industriële bedrijvigheid heeft veelal een positiever uitstraling op de dienstverlening dan omgekeerd. Dat is een punt van aandacht. De nota «Kennis in beweging» bevat aanzetten tot een anticiperend industriebeleid met stimulerende maatregelen voor startende bedrijven.

In relatie tot de eerdere bezuinigingen op de begroting van Economische Zaken riep hij zijn opmerking in herinnering dat men ook met 10 mln. minder goed inhoud kan geven aan de overheidsverantwoordelijkheid voor voorlichting en advisering. Die indruk is alleen maar bevestigd.

Bij de communicatie gaat het er allereerst om dat potentiële starters gemakkelijk een loket weten te vinden en de juiste informatie krijgen over de mogelijkheden. Via de reguliere kanalen wordt daaraan gewerkt. Het is maar de vraag of zij door verdergaande communicatie te bereiken zijn. Daarnaast zal het kabinet het principe «management by speech» blijven hanteren.

Het kabinet betreurt dat IMK en MKB Nederland niet tot elkaar zijn gekomen, maar het kan MKB Advies niet tot een andere keuze dwingen. Het ministerie zal erop blijven toezien dat de subsidiestromen zuiver blijven. De heer Remkes (VVD) herinnerde bij interruptie aan de verleden week aangenomen motie om het IMK te evalueren. De minister antwoordde die motie te zullen ondersteunen en uitvoeren. Het departement evalueert alle subsidiestromen zeer regelmatig op de toegevoegde waarde en het voorkomen van overlap.

Het doel van het grote-stedenbeleid is versterking van het sociale en economische fundament van de steden. In het gesloten convenant is afgesproken een voorstel te ontwikkelen voor specifieke dereguleringsinspanningen. Over het onderzoek naar invoering van kansenzones in achterstandswijken zal het kabinet binnenkort rapporteren. Bij de opstelling van de notitie heeft het kabinet ondernemersorganisaties en individuele ondernemers meer dan marginaal betrokken en vervolgens dit beleidspakket vastgesteld.

In het lopende onderzoek naar verbeteringen in het financieringsaanbod voor uitvinders of onderzoek op technologisch gebied kunnen technologiemakelaars een belangrijke rol spelen. Het kabinet probeert de universitaire transferpunten hieraan te koppelen.

De proefprojecten met ondernemingshuizen worden nog dit jaar afgerond. De consensus groeit over de centrale rol van de kamers van koophandel bij de regionale intake en doorverwijzing. Van de ondernemingshuizen kan een zekere sanering uitgaan op de versnippering van de eerste contactpunten voor starters. Men moet inderdaad oppassen voor weer nieuwe loketten en voor over-institutionalisering, ook ten aanzien van ontwikkelingsmaatschappijen.

De «Tante Agaath-regeling» wil het kabinet toepassen via het reguliere distributienetwerk van de banken. Daarmee kent elke stadswijk in potentie ontwikkelingsmaatschappijen. De vraag is of daarnaast nog andere ontwikkelingsmaatschappijen nodig zijn, ook omdat banken zelf overheidsgeld naast reguliere financieringsbronnen kunnen leggen.

De proefprojecten voor ondernemende werklozen zijn gericht op het in elkaar schuiven van de loketten. Gemeenten en RBA's vraagt men meer aandacht te schenken aan deze groep potentiële starters. Het komend voorjaar wordt een rapportage uitgebracht over het onderzoek naar bestaande lokale initiatieven om voor deze groep starters de beste vorm van begeleiding te vinden.

Onder allochtone groepen bestaat om onbekende redenen een groot potentieel aan ondernemers. Sinds jaren bestaat er een apart beleid ter bevordering van het ondernemerschap van allochtonen. Tussen 1986 en 1993 is hun aantal verdubbeld tot 26 000. Het beleid legt vooral de nadruk op verdere bevordering van de kwaliteit van het ondernemerschap als doorslaggevende factor voor start en doorgroei. Het betreft hier meer voorlichting, advisering, begeleiding en onderwijs, naast vergevorderde plannen voor een tijdelijk landelijk expertisecentrum. In 1996 gaan drie proefprojecten van start met als doel meer maatwerk in de opvang van werklozen die een eigen bedrijf willen beginnen.

Een permanent probleem is de toegankelijkheid van Europese regels voor kleinere bedrijven, die de minister bij de komende Europese Raad nog eens aan de orde zal stellen. In het Nederlandse onderwijs leeft veelal de verwachting dat men later werknemer wordt. In het MBO en HBO lopen projecten om een andere loopbaan te stimuleren. Een voorbeeldfunctie spreekt aan. Met de beschikbare media moet men naar mogelijkheden op dit punt zoeken., De verantwoordelijkheden voor regelvrije zones liggen primair bij de grote steden, die voldoende ideeën hebben. Het ministerie kan deze kanaliseren en mogelijk maken. De heer Remkes (VVD) vroeg bij interruptie of kansenzones worden gehanteerd als einddoel of als een instrument voor een grotere beleidsvrijheid voor de gemeenten op een breder terrein? Hij zou het laatste bepleiten. De minister van Economische Zaken kon op zichzelf instemmen met deze vraag. De suggestie van een MKB-starterswerkgroep voor de export zal hij voorleggen aan de staatssecretaris. In Nederland mislukken niet meer starters dan in het buitenland. Er is geen onderzoek naar verschillen tussen specifieke groepen starters. Hij benadrukte het belang van een goede voorbereiding, waarbij voor mensen met een ondeugdelijk plan of misplaatste verwachtingen de kans op succes gering is. Op het gebied van het mentorschap gebeurt al heel veel. Hij is bereid tot overleg over het initiatief van MKB Nederland, zij het meer om een platform te creëren dan omdat hier een gat zou bestaan.

Knelpunten bij de totstandkoming van bedrijfsverzamelgebouwen zijn hem niet bekend. Dit zal worden onderzocht. In het kader van het grote-stedenbeleid wordt de oprichting bezien van eenvoudige bedrijfsverzamelgebouwen in bestaande gebouwen met lage huisvestingskosten. Zodra daarover meer bekend is, wordt de Kamer geïnformeerd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beklemtoonde dat de notitie de kans biedt werkgelegenheid te stimuleren via de produktieve werkgelegenheidsstructuur, in het besef dat overheidsinspanningen zonder deze geen succes kunnen hebben. Het MKB speelt hierin een sleutelrol, vanwege de omvang van de werkgelegenheid en de aansluiting van vraag en aanbod voor eenvoudig werk.

De fiscale faciliteit leerlingwezen biedt de mogelijkheid enkele tienduizenden plaatsen meer te creëren en betekent in die zin een stimulans, al hangt het succes af van het organisatievermogen en de bereidheid van bedrijven, tijdig te investeren in leerlingen. In tijden van laagconjunctuur gebeurt dat niet, waardoor men in tijden van hoogconjunctuur niet van hen kan profiteren. Het gaat om deze dubbelslag in samenwerking tussen de hierbij betrokken departementen en het bedrijfsleven, dat hiertoe ook een eigen inspanning moet leveren.

In deze notitie is de doelstelling van flexibilisering van de arbeidsmarkt onderstreept, wetende dat deze juist voor kleinere bedrijven zeer belangrijk is. In de komende nota «Flexibilisering en zekerheid» worden deze elementen verder uitgewerkt. De hoofdlijn is bureaucratie weg te nemen, bijvoorbeeld in het ontslagrecht. Niet de preventieve ontslagtoets is het probleem, aangezien het MKB juist heeft aangedrongen op handhaving ervan, maar de cumulatie van termijnen, ziekmelding na de aankondiging van ontslag en het pro forma aanvragen van een ontslagvergunning om een uitkeringsaanspraak te behouden. Na opschoning hiervan kan het ontslagrecht veel soepeler gaan fungeren. Het verdwijnen van de preventieve ontslagtoets zou leiden tot veel meer juridische procedures en schadevergoedingen, waardoor kleine ondernemers wel eens verder van huis zouden kunnen zijn. De heer Van Walsem (D66) merkte bij interruptie op dat de huidige angst van het MKB voor afschaffing van de preventieve ontslagtoets bij een andere invulling daarvan ook kan verdwijnen. De minister meende van niet. Nu heeft men de zekerheid van afhandeling na aanmelding, terwijl juridische procedures onzekerheid betekenen.

Hij sprak de verwachting uit van meer flexibilisering en differentiatie in de loonvorming boven en onder het gemiddelde, waarbij het niet duidelijk is of dit nu te maken heeft met het algemeen verbindend verklaren. De meeste afspraken over lonen worden gemaakt in cao's. Het aangrijpingspunt ligt bij werkgevers en werknemers zelf. Het is niet de bedoeling het algemeen verbindend verklaren als zodanig ter discussie te stellen, omdat de voordelen uitgaan boven de nadelen. In het regeerakkoord is een verband gelegd tussen het algemeen verbindend verklaren en de introductie van schalen tussen het minimumloon en de feitelijk laagste cao-schalen. Bij het niet-toepassen van het algemeen verbindend verklaren gaat het om het niet-algemeen verbindend verklaren van de loonparagraaf in cao's. Het najaarsoverleg strekt niet tot amendering van het regeerakkoord, maar de voornemens van werkgevers en werknemers gaan feitelijk verder dan het regeerakkoord.

Over de dispensatie van minimumloon heeft de Raad van State een voorstel ontvangen, waarin hiervoor een termijn is opgenomen van twee jaar. Vanwege de beoogde opstap van betaling beneden het minimumloon is het verstandig die termijn niet te verlengen. Na het advies van de Raad van State zal dit wetsvoorstel bij de Kamer worden ingediend.

Hij sprak tegen dat het rond het ontslagrecht stil zou zijn. Na discussie in de Kamer is men bezig met verdere uitwerking van de wetgeving. Dit geldt ook voor het vergunningstelsel rond de uitzendbureaus en voor verlenging van de proeftijd. Dit alles betreft het verlagen van de drempel tot de arbeidsmarkt, in het besef dat inspelen op de behoeften van ondernemingen soms kan leiden tot gemakzucht in het oproepen van krachten wanneer dat ondernemingen goeddunkt. Evenwicht op de arbeidsmarkt geldt voor werkgevers en werknemers. In de nota «Flexibiliteit en zekerheid» komen beide aan de orde.

De activerende sociale zekerheid is inderdaad meer dan alleen het inzetten van uitkeringsgelden. Vele maatregelen uit het regeerakkoord dringen het beslag terug op het publieke deel van de sociale zekerheid, scherpen het sanctieregime verder aan en benadrukken de eigen verantwoordelijkheid voor bedrijven. Tegengeluiden komen uit het MKB, dat waarschuwt voor al te snelle privatisering van het hoofddeel van de Ziektewet. De heer Van Walsem (D66) wees er bij interruptie op dat deze geluiden zich vooral richten op de invoeringstermijn, maar niet tegen de verzekering van het eerste jaar. De minister antwoordde dat juist het MKB heeft aangedrongen op fasering of heroverweging van de verlenging van de huidige termijn van twee tot zes naar 52 weken, om niet in één keer die sprong te maken, hetgeen het kabinet per 1 januari a.s. wel mogelijk acht.

Bij het algemeen verbindend verklaren voor startende en doorstartende bedrijven is het een probleem dat bedrijven vele mogelijkheden hebben om zich als starter of doorstarter te presenteren. Hierbij ligt echter ook een kans in de dispensatiemogelijkheid in het kader van het algemeen verbindend verklaren van cao's, zoals bepleit door de Stichting van de arbeid. In het najaarsoverleg heeft het kabinet voorgesteld, hierbij onafhankelijken te betrekken om te beoordelen of een dispensatie redelijk is. De minister ziet er wel iets in, werkgevers en werknemers ertoe te bewegen die weg verder te bewandelen. Hoewel hij voorstander was van algemeen verbindend verklaren, wilde hij ook oog hebben voor de nadelen, zoals het door de heer Remkes genoemde element van een «closed shop», wat een drempel kan betekenen voor starters of doorstarters. Met handhaving van de algemene systematiek, die hij voordelig acht, moet men trachten methoden te vinden die deze bezwaren wegnemen. In het verlengde van de verklaring van de Stichting van de arbeid zal hij hiervoor aandacht vragen en er in de evaluatie aandacht aan schenken.

Hij bevestigde dat de arbeidsvoorziening minder middelen ter beschikking staan, waarbij hij zich afvroeg of er sprake is van een onjuiste prioriteitsstelling. Het beeld verschilt per RBA. Bovendien zijn er met Europese gelden wel degelijk mogelijkheden. De heer Remkes (VVD) verzocht bij interruptie na te gaan of bij sommige RBA's als gevolg van de financiële druk de neiging bestaat, eigen apparaatskosten uit dergelijke middelen te betalen, waardoor deze activiteiten verdrongen worden. De minister weersprak deze indruk. Het aanknopingspunt op dit punt betreft de proefprojecten voor ondernemende werklozen. In de uitvoering daarvan wordt wel samenwerking gezocht met RBA's, die hierin echter geen apparaatskosten kunnen onderbrengen als versluiering voor de bezuinigingsopgave. De heer Remkes (VVD) merkte bij interruptie op dat het hem ook gaat om de inzet van ESF-middelen. Volgens de minister zijn de voorschriften daarvoor echter zodanig dat deze situatie zich niet behoeft voor te doen. Men moet hierop alleen al uit hoofde van de subsidievoorschriften van de EU alert zijn.

De staatssecretaris van Financiën was verheugd over de brede waardering voor het voorliggende pakket en over twee fiscale initiatief-wetsvoorstellen ter verruiming ervan. Tot op heden heeft ook de CDA-fractie het pakket op hoofdlijnen ondersteund. De heer Smits (CDA) veronderstelde bij interruptie dezelfde positieve houding bij de staatssecretaris tegenover de initiatief-wetsvoorstellen van zijn fractie. De staatssecretaris zei de Kamerbehandeling van deze initiatief-wetsvoorstellen af te wachten en er vervolgens zijn oordeel over te zullen geven.

Hij plaatste een vraagteken bij de geuite kritiek op het grote aantal maatregelen. Het pakket is toegespitst op het wegnemen van knelpunten. Hij heeft van het bedrijfsleven nog geen enkele klacht gehoord dat het te omvangrijk zou zijn. De voorgestelde tariefverlagingen en verruiming van grenzen en vrijstellingen betekenen geen administratieve lastenverzwaring voor bedrijven. Voor de onbekendheid van de maatregelen behoeft men niet te vrezen. Bedrijven zijn snel op de hoogte van de fiscale mogelijkheden. Bijna alle maatregelen lopen mee in de bekende fiscale procedures, terwijl sommige ervan rechtstreeks zijn gekoppeld aan de loonheffing.

Hij meende dat men dit pakket ook moet bezien in het licht van regelgeving die elders wordt vereenvoudigd, zoals de oude wet-Vermeend/Moor inzake de afdrachtkorting. Als men geen subsidie meer verstrekt, verdwijnt daarmee de rompslomp die samenhangt met de regelgeving. Een ondernemer draagt liever minder af aan de overheid dan de overheid iets te moeten vragen. Maatregelen die aansluiten bij bestaande procedures leveren minder administratieve lasten op en passen beter in de belevingswereld van het bedrijfsleven. Een deel van de maatregelen is daarop ook geënt. Dit pakket heeft in vele gesprekken erover met organisaties in het midden- en kleinbedrijf een breed draagvlak gekregen.

Daarbij komt dat de organisaties is gevraagd mogelijke knelpunten en oplossingen aan te dragen, waaraan zij ook in belangrijke mate tegemoet zijn gekomen. Daarbij is intrinsiek beoordeeld of de maatregelen kunnen bijdragen tot stimulering van het midden- en kleinbedrijf en de werkgelegenheid.

Bij de nieuwe maatregelen komt het kabinet tegemoet aan de brede wens van de Kamer, starters en doorstarters langs fiscale weg extra te stimuleren. Hierbij moet de markt zijn werking hebben, waarbij het kabinet een fiscale infrastructuur creëert die het voor het bankwezen aantrekkelijk maakt mee te doen. De fondsen daarvoor betreffen een technologisch, een agrarisch en een algemeen startersfonds. Het voorstel is tot stand gekomen in overleg met het bankwezen, dat deze fondsen zelf dient in te stellen, waarmee de financiering van starters en doorstarters fiscaal aantrekkelijker wordt. Het kabinet verwacht dat het bankwezen zal inspelen op de fiscale infrastructuur, die per 1 januari 1996 in werking kan treden.

Hij meende dat er niets op tegen is belangrijke winst te boeken bij het terugdringen van administratieve lasten en bij te dragen aan de werkgelegenheid of aan het stimuleren van het ondernemerschap met een regeling die kan «meeliften» in de fiscaliteit, die in andere landen gewoon onderdeel is van het economisch beleid. Wel dient men nadrukkelijk de afweging te maken of de maatregelen niet complicerend werken, uitvoerbaar blijven en niet leiden tot extra administratieve lasten.

Het bedrag van 500 mln. voor het midden- en kleinbedrijf is in goed overleg ingevuld. Anderzijds zijn extra financiële middelen beschikbaar gekomen als gevolg van de reparatie in de btw-sfeer.

Over de kritiek op de rechtstreekse koppeling aan de invulling merkte hij op dat bij indiening van een pakket zonder deze invulling onmiddellijk bezwaar zou zijn gemaakt tegen een lastenverzwaring. Het kabinet heeft daarom aangegeven hoe het invulling geeft aan deze terugsluisoperatie. De Kamer kan zich daarover uitspreken. Hij beschouwt dit als een evenwichtige benadering, ook in relatie tot het regeerakkoord. In verband met de kansenzones en de fiscale zones wees hij op de kamerbreed aangenomen motie-Ybema bij de financiële beschouwingen. Hij is in overleg met medebewindslieden over de uitwerking daarvan. De fiscale exportreserve is uitgewerkt en maakt thans onderdeel uit van het fiscale pakket.

Ten aanzien van de vrijstelling van het ondernemingsvermogen beziet de werkgroep in hoeverre men op dit punt verder kan gaan of een andere benadering dient te kiezen. Het kabinet wil met het oog op het gelijkheidsbeginsel niet het risico lopen van een verdere stap boven de grens van de f 68 000. Het heeft gekozen voor ophoging van de ondergrens, waardoor kleinere bedrijven buiten de vermogensbelasting komen te vallen. Een nadere analyse is gaande, ook gezien de opvattingen van de Raad van State.

De Kamer pleit enerzijds voor meer regionale en lokale beleidsvrijheid maar heeft anderzijds zorgen over de ontwikkeling van de lasten daar. Daardoor beschikt het kabinet over weinig instrumenten. Het is in overleg met de VNG om deze lastenverzwaringen nader te analyseren. Bij interruptie onderkende de heer Remkes (VVD) dit spanningsveld maar wees erop dat het Rijk soms ook de oorzaak van het probleem is. De staatssecretaris erkende dat is gesignaleerd dat de rijksvoorschriften op milieugebied kunnen leiden tot extra lasten doordat de gemeenten op grond daarvan maatregelen moeten nemen. De heer Remkes (VVD) drong er bij interruptie op aan dat het kabinet dit element expliciet zal meewegen bij de besluitvorming over de herziening van het Gemeentefonds. De staatssecretaris onderschreef het belang van een goed fiscaal klimaat voor het ondernemingsklimaat. In het belang van de werkgelegenheid en van het internationale vestigingsklimaat zou Nederland weer koploper moeten worden. Het fiscale klimaat voor de komende jaren is gericht op die koppositie en ook in de uitvoeringssfeer zijn maatregelen genomen.

Aan afschaffing van de kapitaal- en de vermogensbelasting kleven budgettaire beperkingen, vanwege gemaakte afspraken over de lastenverlichting en de prioriteiten in deze kabinetsperiode. In overeenstemming met het regeerakkoord worden de meest effectieve instrumenten bezien in het belang van de werkgelegenheid en van versterking van de fiscale infrastructuur. Afschaffing van deze belastingen heeft ook voor het bedrijfsleven een lagere prioriteit dan de thans voorgestelde maatregelen.

De heer Smits (CDA) vroeg de aandacht voor een integrale invalshoek. Hij herhaalde zijn vraag in hoeverre de maatregelen ook ten voordele zijn van de agrarische sector. Naar zijn mening hebben de PBO's een aardig inzicht in de oorzaken van het mislukken van starters. Hij nodigde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit tot overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties over mogelijke aanpassing van de fiscaliteit leerlingwezen aan wensen vanuit de markt.

De heer Van Walsem (D66) vroeg opnieuw de toezegging dat de mutaties in de tarieven slechts per 1 januari zullen aangaan. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zijn ongerustheid niet kunnen wegnemen.

De heer Houda (PvdA) vroeg of en zo ja, onder welke voorwaarden failliet verklaarde starters gebruik kunnen maken van de voorgestelde maatregelen.

De heer Remkes (VVD) meende dat ondanks de beperkingen van het budget en de regeerperiode een anticiperende werking kan uitgaan van het zichtbaar maken van het beleid op middellange termijn. Hij stemde ermee in dat een adequate reactie zal komen op de RCO-brief over de concurrentiepositie. Men kan niet tegelijk pleiten voor de marktwerking en de aanpak van concurrentieverstoring achterwege laten. Het deed hem deugd dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daadwerkelijk iets wil doen voor echte starters en doorstarters.

Hij was verheugd over het tijdelijke karakter van het expertisecentrum voor allochtone starters. Voor dergelijke categorale voorzieningen zou geen ruimte moeten zijn, omdat er binnen de algemene voorzieningen ook ruimte dient te zijn voor een adequate bediening van allochtone starters.

De minister van Economische Zaken merkte op de integraliteit van het midden- en kleinbedrijf te zullen bewaken. Hij heeft niet op korte termijn het voornemen van een nota daarover. Het beleid bestaat niet uit nota's maar uit maatregelen die andere gedragingen in de economie tot gevolg hebben. De suggestie over de PBO's zal hij bij de lopende evaluatie van de PBO's als een criterium meenemen. Een tweede kans na een faillissement ligt in Nederland niet zo eenvoudig, maar iemand die het saneringsproces op een goede manier heeft doorlopen komt vervolgens in aanmerking voor alle geldende regelingen. Wel moet men voorkomen dat het attractief wordt functioneel failliet te gaan. Naar zijn mening moet men iemand een faillissement niet levenslang aanrekenen. Soms kan het zelfs een leerproces zijn waardoor men de volgende maal wel succesvol is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderstreepte dat men in het verlengde van de fiscale faciliteit leerlingwezen met werkgevers- en werknemersorganisaties verder moet trachten te komen om de aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt en de plaats van leerlingen in de economie daadwerkelijk te versterken. De druk daarop neemt weer toe, terwijl bedrijfsleven en overheid hierin de afgelopen jaren te weinig hebben geïnvesteerd. Aan de inspanning moet men over en weer vasthouden, ook in tijden waarin het iets minder gaat.

Hij achtte in reactie op een opmerking van de heer Van Walsem ongerustheid onnodig als men het doel maar voor ogen houdt. Het gaat om praktische afspraken uit het najaarsoverleg, waarbij bezien wordt of zij de beoogde gevolgen hebben, ook voor starters en doorstarters. Ook vanuit het oogpunt van werkgelegenheid staat het hem helder voor ogen dat het verbeteren van startsituaties een algemeen belang is. Het moet in dat kader niet uitnodigend zijn dat mensen zich als starter blijven presenteren. De mogelijkheden op dit punt zal men de komende tijd scherp bezien.

De staatssecretaris van Financiën verwees inzake de fiscale voordelen voor het agrarische bedrijfsleven naar de begroting van Landbouw. In totaal komt het fiscale pakket voor circa 160 mln. ten goede aan deze sector.

Hij bevestigde de hoofdregel dat de fiscale regelgeving en de tarievenmuties per 1 januari in werking treden, al moet men daarvan soms afwijken.

De voorliggende fiscale regelgeving bevat ook mogelijkheden voor «tweede-kansers». Die mogelijkheden zijn ook met nadruk bezien.

Hij sprak uit voorstander te zijn van een anticiperend beleid vanwege de concurrentievoordelen. In het kader van de Miljoenennota besteedt het kabinet hieraan aandacht, terwijl ook korte-termijnmaatregelen op hun termijneffect worden bezien. Binnenkort zijn nadere voorstellen te verwachten voor versterking van de fiscale infrastructuur op langere termijn. Anderzijds mag men gezien de budgettaire mogelijkheden niet al te veel verwachtingen wekken. Niets is mooier dan een belasting te laten verdwijnen, maar men moet daarvoor wel financiering weten te vinden. Dit dient dan ook selectief te gebeuren. Het gaat hierbij om de economische richting die men in Nederland op wil. Deze notitie is er ook op gericht, dat in te bedden in het beleid op langere termijn. Aan het adres van de heer Remkes merkte de staatssecretaris ten slotte op, er geen moeite mee te hebben in het kader van de toets op het concurrentievermogen de fiscaliteit nadrukkelijk te betrekken.

De ondervoorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Van Erp

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Jong

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Ybema

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Vries


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Houda (PvdA). Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Jeekel (D66), Crone (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA), Crone (PvdA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Boogaard (groep-Nijpels), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD).

Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), Sterk (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Apostolou (PvdA), Van Boxtel (D66), J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD).

Naar boven