24 233
Wijziging van de Vreemdelingenwet en enige ander wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland

nr. 53
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 maart 1998

Met deze brief wil ik nog een aantal vragen beantwoorden die tijdens het algemeen overleg op 4 februari jl. over de koppelingswet met de vaste commissies voor Justitie; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn gesteld.

Het onderzoek over de gebruikswaarde GBA-codes heb ik u bij brief van 12 februari jl., mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, toegezonden.

Dhr. Apostolou (PvdA) heeft gevraagd of het niet mogelijk is dat voor gezinsherenigers direct bij aanmelding bij de vreemdelingendienst een verklaring kan worden afgegeven.

Ten aanzien van vreemdelingen die een aanvraag om een vergunning tot verblijf indienen om hier in het kader van gezinshereniging te verblijven, wordt door de vreemdelingendienst bij aanmelding een aantekening geplaatst in het document voor grensoverschrijding danwel op een apart inlegvel indien zij niet in bezit zijn van een document voor grensoverschrijding.

Deze aantekening geeft aan dat een vreemdeling zich heeft aangemeld en een aanvraag om toelating heeft ingediend. Met de aantekening vallen deze vreemdelingen onder artikel 1b, derde lid, Vw zoals neergelegd in het koppelingswetsvoorstel.

Met deze aantekening ontstaat evenwel geen recht op een bijstandsuitkering. Zo nodig kan een vreemdeling wel aanspraak ontlenen aan de zgn. Justitie-regeling waarover ik u in het Algemeen Overleg heb geïnformeerd.

Mw. Sipkes (GL) heeft een aantal vragen gesteld over de positie van vreemdelingen die niet tijdig om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning hebben aangevraagd. In algemene zin kunnen deze vragen als volgt worden beantwoord.

Het koppelingswetsvoorstel gaat uit van de volgende hoofdregel: indien een vreemdeling tijdig, d.w.z. vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning tot verblijf, een aanvraag indient om de geldigheidsduur te verlengen, mag hij de behandeling van dat verzoek in Nederland afwachten (ex art. 79 Vb). In dat geval zullen uitkeringen op grond van de openbare kas ook tijdens die procedure blijven doorlopen. Als een vreemdeling te laat is met het indienen van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur, dan worden de uitkeringen in beginsel stopgezet. Uitgangspunt hierbij is dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor een tijdige verlenging van de geldigheidsduur van zijn vergunning. De overheid kan de vreemdeling slechts wijzen op het belang van een tijdige verlenging. Dit zal, zoals ik ook al in het AO heb aangegeven, gebeuren bij het uitreiken van de vergunning. De uiterste geldigheidsduur van de vergunning staat bovendien op het vreemdelingendocument vermeld. Verder wordt in het VAS een rappelsysteem actief, zodat de vreemdeling drie maanden voor het aflopen van zijn vergunning per brief hieraan wordt herinnerd, en nogmaals gewezen wordt op het belang dat hij de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning tijdig indient. Deze voorziening is bedoeld als dienstverlening en laat de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen onverlet.

Mw Sipkes (GL) heeft verder aandacht gevraagd voor vreemdelingen die om voortgezet verblijf vragen na het van rechtswege verval van hun afhankelijke verblijfsrecht. Ik ga er vanuit dat mw. Sipkes doelt op de vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsrecht op grond van artikel 10, tweede lid, Vw jo artikel 47 Vb (oud). Voor deze groep zal worden voorzien in een aparte regeling. Deze personen kunnen immers, gelet op de aard van het verblijfsrecht, niet vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van hun vergunning om verlenging van de geldigheidsduur vragen. Voor deze specifieke groep wordt bepaald bij AMVB dat als zij binnen vier weken na het verval van hun status een aanvraag indienen om voortgezet verblijf, zij de behandeling van de aanvraag in Nederland mogen afwachten. In dat geval worden de voorzieningen voortgezet.

In hoofdstuk B1/4.4.1. van de Vreemdelingencirculaire is verder opgenomen dat een vreemdelinge, die in Nederland woont op basis van een van haar partner afhankelijke verblijfstitel, en die haar partner ontvlucht, kan rekenen op onderdak, opvang en bescherming. De verblijfstitel die op het moment dat de vreemdelinge in de opvangvoorziening onderdak krijgt qua duur nog geldig is, wordt gedurende de opvangperiode niet ingetrokken op basis van het feit dat de relatie (tijdelijk) is verbroken. Een aanvraag om voortgezet verblijf moet echter tijdig worden ingediend. De vreemdelinge dient onverwijld mededeling te doen aan de korpschef der gemeente waar zij verblijft van haar vertrek uit het opvanghuis, ook wanneer zij zich weer vervoegt bij haar partner. Uitgangspunt hierbij is dat deze categorie vreemdelingen gedurende bovengenoemde opvangperiode, het recht behoudt op collectieve voorzieningen.

Mw. Sipkes heeft daarnaast gevraagd naar de positie van vreemdelingen gedurende een procedure waarin de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACV) is betrokken. De ACV brengt op grond van artikel 31 Vw advies uit ten behoeve van de beslissing op een bezwaar of administratief beroep. De ACV geeft dus geen advies over een aanvraag om (voortgezette) toelating.

Of een vreemdeling recht heeft op voorzieningen in deze procedure is afhankelijk van de vraag of hij a) tijdig een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van een vergunning heeft ingediend waarop negatief is beslist en b) of hij de beslissing op het tijdige ingediende bezwaar of administratief beroepschrift in Nederland mag afwachten. Het enkele feit dat voor de beslissing op bezwaar of administratief beroep advies wordt ingewonnen bij de ACV is dus niet bepalend voor aanspraken op voortzetting van voorzieningen.

Dhr. Dittrich (D66) heeft een aantal vragen gesteld op het terrein van het Ministerie van VROM. Hij heeft gevraagd of de circulaire in verband met de volkshuisvesting en de instructie met betrekking tot de huursubsidie openbaar worden.

Volgens het Ministerie van VROM zal op het gebied van de volkshuisvesting met betrekking tot de consequenties van de inwerkingtreding van de koppelingswet op verschillende wijze informatie worden verstrekt. De consequenties voor zowel de Huisvestingswet als de Huursubsidiewet worden weergegeven in de MG-circulaire. Een MG-circulaire wordt gezonden aan alle gemeenten in Nederland en de overkoepelende organisatie van de verhuurders. Aan de gemeenten wordt gevraagd de inhoud van de MG-circulaires bekend te maken aan de in de gemeente werkzame verhuurders. De MG-circulaire is een openbaar stuk. Een ieder kan zich derhalve op de hoogte stellen van de inhoud.

Naast de MG-circulaire wordt ten behoeve van de uitvoering van de Huursubsidiewet een instructie gemaakt. De uitvoering van de Huursubsidiewet ligt bij het Ministerie van VROM. Deze instructies zijn bedoeld voor intern gebruik. Hier is geen aanvullende informatie opgenomen op hetgeen vermeld is in de MG-circulaire.

Verder heeft dhr. Dittrich (D66) gevraagd of huursubsidie wordt gezien als een voorziening uit de openbare kas en of een beroep op deze voorziening kan leiden tot verval van een verblijfsvergunning. Huursubsidie wordt toegekend indien iemand een hogere huur heeft dan men op grond van zijn inkomen zelf dient te kunnen betalen en kan derhalve worden gezien als een voorziening uit de openbare kas.

Als een verblijfsvergunning is verleend onder de voorwaarde dat iemand beschikt over voldoende middelen van bestaan, kan het ontvangen van huursubsidie onder omstandigheden leiden tot beëindiging van het verblijfsrecht. Als de betrokkene zonder dat de huursubsidie wordt meeberekend, wel voldoet aan de eis van voldoende middelen van bestaan zal het verblijfsrecht niet worden beëindigd. Verder kan bij de beoordeling van de omstandigheden in het individuele geval ook de reden waarom iemand is aangewezen op een woning met een hoge huur een rol spelen (bijv. omdat hij in het kader van gezinshereniging moet beschikken over passende huisvesting).

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven