Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 24233 nr. 52 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 24233 nr. 52 |
Vastgesteld 10 februari 1998
De vaste commissies voor Justitie1, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen2, voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport4 hebben op 4 februari 1998 overleg gevoerd met de staatssecretaris van Justitie over haar brief d.d. 28 november 1997 inzake de invoering van de Koppelingswet (24 233, nr. 50).
Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
V. A. M. van der Burg
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
M. M. H. Kamp
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Wolters
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Van Nieuwenhoven
De griffier van de vaste commissie voor Justitie,
Pe
Woensdag 4 februari 1998
15.30 uur
De voorzitter: V.A.M. van der Burg
Aanwezig zijn 6 leden der Kamer, te weten:
Verhagen, Rijpstra, Dittrich, Apostolou, Sipkes en V.A.M. van der Burg,
alsmede mevrouw Schmitz, staatssecretaris van Justitie, die vergezeld is van enige ambtenaren. De volgende ambtenaren namen aan de beantwoording deel: de heer Brijder (directie WJZ van het ministerie van OCW), de heer Ter Bals (directie WBJA van het ministerie van SZW) en mevrouw Van Uchelen (beleidsmedewerkster van het ministerie van VWS).
De heerApostolou(PvdA)
Voorzitter! Dit overleg is het gevolg van de toezegging van het kabinet, dat wij vóór de invoering van de Koppelingswet de stand van zaken omtrent de daarvoor te treffen regelingen met elkaar zouden bespreken. De noodzakelijke voorbereidingen voor de invoering blijken wat stroef te verlopen. Dat blijkt ook uit het uitstel van de inwerkingtreding van de wet. Het was de bedoeling dat de wet per 1 juli 1997 zou zijn ingevoerd, maar de invoering is nu tot 1 juli 1998 uitgesteld.
De heerVerhagen(CDA)
De heer Apostolou gaat er toch ook van uit, dat eerst de Eerste Kamer akkoord moet gaan met het wetsvoorstel voordat het in werking kan treden?
De heerApostolou(PvdA)
Ja.
De heerVerhagen(CDA)
Het is een gegeven dat de Eerste Kamer er nog niet mee heeft ingestemd. Daarom kon de wet niet per 1 juli 1997 worden ingevoerd. Dat staat los van de voorbereidingen. U wekte echter de suggestie alsof de voorbereidingen de reden van uitstel zijn.
De heerApostolou(PvdA)
De noodzakelijke voorbereidingen voor een juiste inwerkingtreding zijn hier aan de orde. Dan kan ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel behandelen, want deze Kamer let met name op de uitvoering. Het lijkt mij dan ook een juiste volgorde, dat wij daarover vandaag spreken en dat daarna de Eerste Kamer het wetsvoorstel behandelt. Ik maakte deze opmerking, omdat mijn fractie tijdens het plenaire debat duidelijk heeft gezegd dat de wet goed moet worden uitgevoerd. Wij moeten dan ook alle maatregelen nemen om dat goed te doen. Ik ben dan ook voorstander van het uitstel, opdat de goede voorbereidingen worden getroffen. Het is dus geen verwijt aan de staatssecretaris, want dit is een blijk van de zorgvuldigheid die moet worden betracht. Ik herhaal in dit overleg dat mijn fractie erop staat dat goede regelingen met de uitvoeringsorganisaties worden getroffen. Anders zijn wij verkeerd bezig. Wat dat betreft, dring ik erop aan dat al mijn vragen straks afdoende moeten worden beantwoord. Is dat niet het geval, dan wil ik nog een keer van de staatssecretaris een toelichting krijgen, wellicht schriftelijk.
De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris met haar ambtenaren in staat en bereid is om de vragen afdoende te beantwoorden. Ik ga er dan ook van uit dat wij de zaak vandaag ordelijk kunnen afmaken.
De heerRijpstra(VVD)
Het wetsvoorstel is in de Tweede Kamer aangenomen, maar de Eerste Kamer moet het nog behandelen. Ik begrijp dat bij de behandeling een toezegging is gedaan over het overleg inzake de stand van zaken bij de invoering. Dat laat echter onverlet dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel nog moet behandelen. Als collega Apostolou niet tevreden is met de beantwoording door de staatssecretaris, dan neem ik aan dat hij niet tegen de Eerste Kamer zal zeggen: u moet nog maar even wachten met de behandeling.
De heerApostolou(PvdA)
De Eerste Kamer is mans genoeg om die vragen zelf te stellen. Dat zal zij ook doen. Voor ons is het wel van belang dat wij er zoveel mogelijk vertrouwen in hebben dat de wet op een goede manier wordt uitgevoerd. Dat toetsen wij vandaag. Ik begrijp deze interrupties ook niet. Ik heb met volle overtuiging voor de aanvaarding van het wetsvoorstel gestemd. Nu bekijk ik alleen of de wet goed kan worden uitgevoerd.
Organisaties die voor vreemdelingen werken, waarschuwen ons regelmatig voor zaken die in de uitvoeringspraktijk wat moeilijk verlopen. Ik vind het goed dat deze organisaties ons iedere keer weer voeden met allerlei vragen. Tegelijkertijd zie ik dat het ministerie van Justitie met deze organisaties in gesprek is. Ik vind dat zeer positief. De wet heeft namelijk veel discussie in de maatschappij opgeroepen. Ik zou het jammer vinden als het vertrouwen van de belangenorganisaties voor vreemdelingen in de overheid op grond van deze wet zou vertroebelen. Ik complimenteer de staatssecretaris en haar medewerkers dan ook voor het feit dat zij in goed overleg met deze organisaties proberen antwoord te geven op hun vragen.
Mijn eerste vraag heeft te maken met de AMvB's met betrekking tot de werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en de ABW, IOAW en IOAZ. Wij hebben hierover aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 24 vragen gesteld, die zijn beantwoord. Wij hebben ook schriftelijk gereageerd op de concept-AMvB's. Divosa en de ministeries van Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben hierover op 23 januari overleg gevoerd. Het gaat dan om vragen die ook door onze fractie tijdens de plenaire behandeling zijn aangekaart, namelijk over de aanspraken op voorzieningen van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hadden, maar die door omstandigheden, zoals een echtscheiding, een wijziging in hun verblijfsstatus krijgen. In afwachting van het antwoord op hun verzoek om een nieuwe verblijfsvergunning komen zij in de problemen als zij aangewezen zijn op overheidsvoorzieningen. Voor deze zogenaamde voortgezette verblijvers moeten Divosa en de ministeries eenduidige afspraken maken. Kan de staatssecretaris ons informeren over de uitkomst van het overleg van 23 januari?
Mijn tweede vraag betreft het verblijfsrecht van onderdanen van lidstaten van de Europese Unie in relatie tot de Koppelingswet. EU-onderdanen kunnen in Nederland verblijven voor de periode dat zij hier werk zoeken. Nu blijkt uit de stukken dat er een verschil van mening zou zijn tussen het ministerie van Justitie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de lengte van deze zoektermijn. Er wordt gesproken van drie of zes maanden. Ik vind het terecht dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu precies wil weten hoe lang die termijn is. In die periode kunnen onderdanen van de Europese Unie namelijk geen aanspraak maken op bijstand. Daarover moet hij dus helderheid hebben.
De heerVerhagen(CDA)
Die helderheid is er al. Uit de antwoorden van de staatssecretaris blijkt namelijk dat drie maanden als een redelijke termijn wordt gezien, hetgeen ook in overeenstemming is met de afspraken in EU-verband. Aangezien de heer Apostolou dit wederom aan de orde stelt, vraag ik hem of hij drie maanden geen redelijke termijn vindt.
De heerApostolou(PvdA)
Ik heb dat antwoord gemist. Ik heb gezien dat aan Forum een aantal antwoorden is gegeven, maar niet aan de Kamer. Deze antwoorden zijn ons in afschrift toegestuurd. Ik vraag de staatssecretaris om die hier formeel te bevestigen.
StaatssecretarisSchmitz
Forum had ons inderdaad geschreven, maar mevrouw Sipkes had hierover ook schriftelijke vragen gesteld. Deze zijn dezer dagen beantwoord.
De heerApostolou(PvdA)
Dan is mijn vraag daarmee beantwoord.
Mijn volgende vraag gaat over de bijstand en de verzekering van ziektekosten voor twee categorieën vreemdelingen. Ten eerste betreft dat degenen die in het kader van gezinshereniging hier komen. Daarbij is met name de periode van belang tussen de aankomst en het verkrijgen van de verblijfsstatus. Verschillende organisaties hebben daarover vragen gesteld en daar sluit ik mij bij aan. Tijdens het plenaire debat heeft staatssecretaris De Grave mij verzekerd dat dit goed zou komen, omdat het ministerie van Justitie hiervoor in het kader van het COA regelingen zou treffen. Hoe is dat geregeld? De tweede categorie betreft diegenen die uitgeprocedeerd zijn, maar het land niet kunnen verlaten. Ik weet dat een wetsvoorstel is ingediend om aan deze uitgeprocedeerden een VVTV toe te kennen, maar dat is nog geen wet. De Vereniging Vluchtelingenwerk zegt dat deze mensen in de problemen komen op het moment waarop de Koppelingswet in werking treedt, zowel als het gaat om de bijstand als om de ziektekostenverzekering. Op dit punt wil ik ook graag duidelijkheid. Ik verwijs dan naar de brief die Vluchtelingenwerk hierover naar de Eerste Kamer heeft gestuurd.
De brief van de staatssecretaris is zeer summier over het illegalenfonds. Er staat alleen dat de Stichting Koppeling dit fonds zal beheren. Ik hoor graag of de financiën van dit fonds nu geregeld zijn. Welk bedrag is daarvoor uitgetrokken? Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel was sprake van 11 mln. Blijft het dat bedrag of wordt het na overleg met het veld aangepast? Uit interviews blijkt dat het veld negatief is op dit punt. Men voorziet allerlei problemen. Is dat juist? De gezondheid is een groot goed dat wij hoog moeten houden. Als zich hierbij veel knelpunten voordoen, wil ik dit graag na een jaar geëvalueerd zien. Dan kunnen wij inderdaad nagaan of zich problemen voordoen. Ook vind ik dat de overheid in de voorlichting op dit soort kritiek moet reageren. De overheid moet hierbij actiever voorlichting geven, omdat er een verkeerd signaal van uitgaat als sommigen beweren dat er met de Koppelingswet geen hulp meer wordt geboden aan mensen in nood.
De heerVerhagen(CDA)
Deze discussie verbaast mij toch enigszins. Het lijkt er namelijk op dat de heer Apostolou het debat over de Koppelingswet weer wil overdoen. In dat debat hebben wij uitvoerig stilgestaan bij het fonds ter financiering van de geneeskundige zorg. Het kabinet heeft toen op aandrang van de Kamer gesteld dat de Koppelingswet het verlenen van noodzakelijke gezondheidszorg niet in de weg zou staan. Wil de heer Apostolou nu suggereren dat dit toch het geval is? Met andere woorden: wil hij nu met terugwerkende kracht weglopen van wat toen met instemming van de PvdA-fractie is aanvaard? Dit lijkt mij niet het juiste debat daarvoor.
De heerApostolou(PvdA)
Ik vind dit soort interrupties niet leuk. Ik heb geen suggesties of wat dan ook gedaan, maar gewoon gevraagd naar de stand van zaken. U moet goed luisteren naar wat ik zeg. Ik heb geen mening gegeven, maar alleen feitelijke vragen gesteld.
De heerVerhagen(CDA)
U suggereert met uw vraag dat het bedrag voor het illegalenfonds niet voldoende is om een adequate gezondheidszorg te garanderen. U heeft toentertijd ingestemd met de gekozen formulering, inclusief het budget. Met uw vraag suggereert u dat dit budget niet voldoende is. Ik kan dat niet anders interpreteren. Wat is anders het nut van uw vraag?
De heerApostolou(PvdA)
De minister van VWS heeft zelf in het debat gezegd dat het bedrag van 11 mln. wellicht niet voldoende is en dat dit in de praktijk moet worden bezien. Wij zijn nu een jaar verder, er is een stichting, er wordt gewerkt. Wellicht dat er nu uit de praktijk dit soort signalen zijn gekomen.
De heerVerhagen(CDA)
Maar het illegalenfonds werkt nog niet.
De heerApostolou(PvdA)
Maar als je met het veld praat...
De voorzitter:
Mijnheer Apostolou, probeer nu geen speculatieve vragen te stellen maar alleen gortdroge, feitelijke vragen. Anders krijgen wij telkens dit soort interrupties.
De heerApostolou(PvdA)
Er kunnen toch indicaties zijn? Waarom mag ik niet vragen of iets dergelijks uit het overleg met het veld naar voren is gekomen? Meer vraag ik toch niet?
Mijn volgende vraag wordt misschien ook weer in de speculatieve sfeer getrokken. Ik heb echter liever dat echt wordt geluisterd naar wat ik wil zeggen. Mijn volgende vraag gaat over de gebruikswaarde van de GBA-codes. De gemeentelijke basisadministratie is cruciaal voor de uitvoering van de Koppelingswet. Ondanks alle pogingen om orde op zaken te stellen, spreekt de staatssecretaris in haar brief de verwachting uit dat alles goed zal gaan. Er bestaat dus geen zekerheid daarover. Ik dring er echter op aan dat op dit punt absolute duidelijkheid wordt geboden. Anders komt een van de belangrijkste bouwstenen van de wet in gevaar. Er is onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van de verblijfsrechtelijke gegevens in de GBA. In het rapport, dat in september is uitgebracht, staat dat de organisaties die de Koppelingswet moeten uitvoeren, geen goed inzicht in de consequenties van de Koppelingswet hebben. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of deze uitvoeringsorganisaties nu wel dat inzicht hebben. In het rapport wordt ook de aanbeveling gedaan dat per departement wordt nagegaan of de betrokken uitvoeringsorganisaties in staat zijn de Koppelingswet op korte termijn uit te voeren. Hebben de verschillende departementen dat inderdaad gecheckt? Zijn de uitvoeringsinstanties in staat de wet uit te voeren?
De Registratiekamer heeft in dit verband ook een rapport uitgebracht, waarvan wij een afschrift hebben gekregen. De Registratiekamer zegt dat er een algemene maatregel van bestuur moet komen om eventuele verschillen tussen de vreemdelingenadministratie en de GBA te regelen. Wat is het standpunt van de staatssecretaris daarover? Verder zegt de Registratiekamer dat de gegevensverstrekking beperkt moet zijn. Ik hoor ook graag wat de staatssecretaris daarover denkt. Een volgend punt dat de Registratiekamer aansnijdt, is de reikwijdte van de Koppelingswet. Wat vindt de staatssecretaris van het advies inzake de wijziging van artikel 100, lid 3, van de Wet op de gemeentelijke basisadministratie?
Voorzitter! De Koppelingswet wordt voornamelijk negatief benaderd. Dat is terecht, afgaande op het eerste concept dat wij van deze wet ontvingen. Het is echter onterecht, afgaande op het wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is geaccordeerd. Daarbij hebben wij namelijk ook positieve zaken met elkaar afgesproken, zoals inzake het onderwijs, de gezondheidszorg en het gedrag van ambtenaren. Ik vind het ook positief dat wij hiermee de mythe van het misbruik van algemene voorzieningen door illegalen enigszins hebben teruggedrongen. Ik zeg dat omdat het ook in dit overleg duidelijk moet zijn dat deze wet consistent wordt uitgevoerd. Dat moeten wij zeer zorgvuldig doen.
De heerVerhagen(CDA)
Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de informatie die zij ons heeft toegestuurd, conform de toezegging dat wij op de hoogte zouden worden gehouden van de voorbereiding van de invoering van de Koppelingswet. Het wreekt zich een beetje dat wij dit overleg in februari voeren, terwijl de brief van november is. Er zijn wellicht nieuwe ontwikkelingen die ons meer inzage geven in de stand van zaken, althans dat hoop ik. Wellicht dat de staatssecretaris tijdens dit overleg nadere informatie op dat punt kan verstrekken. Dat is temeer van belang, aangezien in de brief op een tweetal punten verwezen wordt naar onderzoek dat eind 1997 gereed zou zijn. Ik ben dan met name geïnteresseerd in de uitkomst van het onderzoek naar de GBA-codes. Collega Apostolou heeft terecht gewezen op het belang van die GBA-codes voor de uitvoering van de Koppelingswet. Het onderzoek bleek in eerste instantie niet mogelijk te zijn, maar de belemmeringen op dit punt schijnen nu weggenomen te zijn. Ik krijg dan ook graag meer informatie over dat onderzoek, dat eind 1997 klaar zou zijn.
De brief van de staatssecretaris informeert ons niet volledig over de stand van zaken bij de verschillende ministeries. De staatssecretaris stelt dat de afzonderlijke departementen zelf zorg moeten dragen voor voorlichting en instructie binnen het eigen departement en dat zij op dit punt een coördinerende rol vervult. Ik krijg echter geen informatie over bijvoorbeeld de stand van zaken in het onderwijs. Voorzover het leerplichtige leerlingen betreft, is het onderwijs uitgezonderd van de werking van de Koppelingswet. Er zijn echter ook nog andere onderwijsinstellingen. Mij bereiken bijvoorbeeld signalen van hogescholen die aan het ministerie van Onderwijs informatie hebben gevraagd over de eisen die gesteld worden op het punt van de inschrijving van studenten in dit kader. Op die verzoeken om nadere informatie van juli 1997 heeft het ministerie tot op heden niet gereageerd. Ik vind dat opmerkelijk. Er mag immers worden verwacht dat het voortgezet onderwijs weet waar het met de Koppelingswet aan toe is op het moment dat nieuwe studenten moeten worden ingeschreven. Ik vraag de staatssecretaris dan ook hoe de hogescholen nu moeten weten aan welke regels de inschrijving van nieuwe studenten onderworpen is als het departement van Onderwijs niet thuis geeft.
Ik krijg graag ook nadere informatie over de resultaten van de uitvoeringstoets van de sociale verzekeringen. Ik krijg met name graag informatie over de benodigde aanpassingen op het gebied van software, administratieve organisatie en in- en externe procedures. Zullen deze aanpassingen tijdig worden doorgevoerd? Mede gelet op de noodzakelijke voorbereiding stelt de staatssecretaris voor om de Koppelingswet per 1 juli te laten ingaan. Ik wil dan wel de garantie dat de nodige aanpassingen voor die tijd zijn doorgevoerd. Wij praten namelijk al enige jaren over de Koppelingswet. Men weet wat eraan komt. Maar nu moeten wij constateren dat de invoering van de wet tot 1 juli moet wachten in verband met de voor de voorbereiding en de voorlichting aan de uitvoeringsinstanties te treffen maatregelen. Het moet mij van het hart dat die voorbereiding langer duurt dan verwacht had mogen worden. Ik wil niet zeggen dat de voorbereiding tekort is geschoten, maar zij loopt wel achter op het tijdschema dat eerder was voorzien. Ik wil er op dit moment niet de politieke lading aan geven, dat de bewindsvrouwe tekort zou zijn geschoten. Maar wij moeten wel nu de garanties krijgen dat voor de invoering van de wet per 1 juli alle uitvoeringsmaatregelen zijn genomen die een goede werking van de wet mogelijk maken. Anders is wel degelijk sprake van het tekortschieten van de bewindsvrouwe.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Deze verbazing over de voorbereidings- en uitvoeringsperikelen bevreemdt mij. Niemand kan toch ontkennen dat bij de behandeling van de Koppelingswet al overduidelijk was dat de uitvoering grote problemen met zich zou brengen? Daarom diende ik toen ook een motie in om nog even met de uitvoering te wachten. De pilotprojecten waren namelijk niet erg hoopgevend. Verder vraag ik mij af of de heer Verhagen op het punt van de voorlichting en informatieverstrekking geen klein detail over het hoofd ziet, namelijk dat de Koppelingswet nog niet in het Staatsblad is verschenen. Wij moeten nog maar afwachten of dit überhaupt een wet wordt, al lijkt dat in politiek opzicht wel waarschijnlijk. Het is echter vreemd om uitgebreide voorlichting te verstrekken als het wetsvoorstel nog steeds in behandeling is.
De heerVerhagen(CDA)
Maar je kunt niet zeggen dat de wet per 1 juli in werking treedt en pas per 1 juli beginnen met het nemen van maatregelen die de inwerkingtreding mogelijk maken. Ik ga ervan uit dat die maatregelen in de voorbereidingsfase worden genomen, zodat de wet inderdaad per 1 juli adequaat in werking kan treden. Het feit dat wij vandaag praten op basis van een toezegging van de staatssecretaris om ons te informeren over de stand van zaken bij de voorbereiding, geeft al aan dat wij verwachtten dat extra maatregelen noodzakelijk waren om de wet goed te kunnen uitvoeren. Als Kamerlid mag ik van een kabinet verwachten dat het die maatregelen neemt die nodig zijn om een wet in werking te laten treden. Daar spreek ik de staatssecretaris op aan. Ik verwacht van haar dat zij de garantie kan geven dat de wet per 1 juli adequaat in werking kan treden. Anders schiet het kabinet tekort bij de uitvoering van eigen wetgeving. Het kan nooit de bedoeling zijn om een wet voor te stellen, zonder de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de uitvoering. Ik ga ervan uit dat de maatregelen die nog nodig zijn, voortvarend ter hand worden genomen.
De heerRijpstra(VVD)
Voorzitter! De staatssecretaris heeft gelijk als zij schrijft dat een langere implementatieperiode noodzakelijk is. Als je de brief van de staatssecretaris goed leest, dan blijkt daar duidelijk uit dat zij dat volstrekt bij het rechte eind heeft. De problemen die zij in de brief van 28 november jongstleden noemt, roepen echter wel een aantal vragen op. Er wordt gewerkt aan de implementatie en aan de uitvoeringstoets. De GBA-codes, de Sociale verzekeringsbank en de bijstandswetten worden ook genoemd. Er wordt ook gesproken over het MVV-vereiste en het initiatiefwetsvoorstel van collega Verhagen. Ik hoop dat dit wetsvoorstel, als het door de Eerste Kamer is, gelijktijdig met het andere in werking kan treden.
Die zaken werden op 28 november genoemd. Ik vraag de staatssecretaris om straks al die punten langs te lopen en dan de stand van zaken op dit moment aan te geven. Is zij inderdaad van mening, nadat de behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 24 maart aanstaande heeft plaatsgevonden, dat de wet per 1 juli van dit jaar in werking kan treden?
Mijn fractie heeft nog wel vragen over de voorlichting. Elk departement draagt zorg voor die voorlichting. Er is ook sprake van een instructie met het oog op de voorlichting aan de eigen departementen en de uitvoeringsorganen. Het ministerie van Justitie vervult een algemene, coördinerende en faciliterende rol. Betekent dit dat er per district of per grote gemeente gezamenlijk wordt opgetrokken wat betreft de voorlichting? Vervullen de districten van de IND in deze fase van de Koppelingswet daarbij een centrale regisserende rol? Is dat wenselijk? De staatssecretaris zegt zelf dat er een projectleider komt. Valt deze onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris? Stuurt deze persoon in het land ook bepaalde zaken aan? Houdt hij de vinger aan de pols? Ik kan mij voorstellen, kijkend naar de uitvoeringspraktijk, dat er per IND-district een zogenaamde taskforce wordt opgericht, zodat men in geval van nood bepaalde mensen kan raadplegen om te zien of er knelpunten zijn en zo ja, hoe die kunnen worden opgelost.
Dan een vraag die ook in het land wordt gesteld. Stel dat mensen hier komen studeren. Dan moeten ze op een gegeven ogenblik een verblijfsvergunning hebben. Waar melden zij zich dan? Moeten ze naar de vreemdelingendienst, of gaan wij op den duur naar de eenloketfunctie toe? Wij hebben namelijk met een groot aantal uitvoeringen te maken. Hoe stroomlijnen wij wat dat betreft de procedures die moeten worden doorlopen?
De heerDittrich(D66)
Voorzitter! Wij hebben in de Tweede Kamer een uitgebreid debat over de Koppelingswet gehad. Uiteindelijk is het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik in het plenaire debat heb gezegd dat de Koppelingswet een wet met tanden is. In sommige situaties zal de wet namelijk tot harde beslissingen leiden, maar de fractie van D66 is van mening dat een en ander wat de hoofdpunten betreft op een goede manier is opgelost. In de brief van de staatssecretaris wordt in dat kader gesproken over de gezondheidszorg, het onderwijs en hoe ambtenaren moeten omgaan met vreemdelingen aan loketten. Die zaken zijn op een goede manier opgelost.
Aan de andere kant moet er ook nog een aantal zaken worden geregeld. Dat blijkt ook uit de brief van 28 november. Toch is met name de Eerste Kamer nu aan zet, want het wetsvoorstel moet daar nog worden behandeld. Dat gebeurt in maart. Ik heb nog een aantal vragen over de brief van 28 november, maar die hebben vooral betrekking op de uitvoeringstechniek. Daar zijn al veel vragen over gesteld. Ik beperk mij daarom tot de voorlichting aan scholen. Op pagina 3 staat dat er is besloten om met een algemene folder over het wetsvoorstel te komen. Het lijkt mij echter, ook gelet op de vragen die collega Verhagen heeft gesteld, dat daar niet mee kan worden volstaan. Vanuit de praktijk horen wij dat de scholen zich afvragen wanneer zij iemand kunnen inschrijven. Zij willen graag weten hoe dat precies zit. Ik vind dat er specifieke informatie over de gevolgen van de Koppelingswet moet worden gegeven, gericht op het onderwijs. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Vorige sprekers hebben de kwestie van de GBA-codes al naar voren gebracht. Ik sluit mij daarbij aan. In de brief van november staat voorts dat de VNG van mening is dat nog niet alles gereed is en dat de implementatie daarom naar 1 juli 1998 moet worden verschoven. Hebben de VNG en de staatssecretaris de indruk dat die datum nu haalbaar is, of wordt een en ander weer vooruitgeschoven? Graag een reactie daarop.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Voorzitter! Mijn excuses dat ik wat later was, maar ik had plenaire verplichtingen.
Mijn fractie vindt het nog steeds spijtig dat dit wetsvoorstel is aangenomen. Wij worden nu geconfronteerd met de uitvoeringsproblemen. Daar hadden wij destijds al zicht op, maar ruim een jaar later worden ze iets duidelijker. Ik heb nog een groot aantal vragen over de brief van 28 november.
De staatssecretaris schrijft dat er overleg is geweest tussen Divosa en de ministeries van Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op welke uitvoeringsaspecten was dit overleg gericht? Hoe staat het nu met de afstemming? Is er al meer afgesproken? Ik vraag mij ook af of de uitvoeringsorganisaties niet de kans moeten krijgen om ruim vóór de invoering van de wet de consequenties voor de praktijk in kaart te brengen en deze voor te leggen aan hogere bestuursorganen. Met andere woorden, moeten de richtlijnen niet klaar en beproefd zijn vóór de inwerkingtreding? Is de regering niet bang dat de gemeenten toch een verschillend beleid zullen voeren? Dat lijkt mij ongewenst.
De staatssecretaris schrijft dat er een circulaire komt in verband met de volkshuisvesting en een werkinstructie met betrekking tot de huursubsidie. Mag ik ervan uitgaan dat die circulaire en die instructie openbaar worden, zodat iedereen zich op de hoogte kan stellen van de inhoud? Wordt huursubsidie gezien als een voorziening uit de openbare kas? Als iemand een verblijfstitel aanvraagt, kan dan het recht daarop komen te vervallen, omdat men valt onder de openbare kas?
Bij de behandeling van de Koppelingswet hebben wij uitvoerig gesproken over de rol en de taak van de ambtenaren. Toen is ook de vraag aan de orde geweest of deze al of niet opsporingsambtenaar zijn. Daarover blijft echter verwarring bestaan, met name bij de ambtenaren zelf. Dat hebben wij vorige week ook bij Zembla gehoord. Van die kant is men van mening dat de Koppelingswet met zich brengt dat, indien een huisvestingsambtenaar bij een controle ontdekt dat een illegaal in een woning verblijft, deze dit moet melden aan de vreemdelingendienst. Klopt dat, want dat zou strijdig zijn met datgene wat wij eerder hebben afgesproken? De ambtenaren zijn bezorgd over dat fungeren als opsporingsambtenaar. Om dat beeld weg te nemen, is het wellicht beter om duidelijk te maken dat onrechtmatig verblijf niet hoeft te worden gemeld aan de vreemdelingendienst. Ik weet op dit moment namelijk niet hoe wij daar anders mee moeten omgaan.
De Registratiekamer pleit voor een verdere invulling van artikel 48, lid 3, van de Vreemdelingenwet. Daarin is bepaald dat gegevensverstrekking niet plaatsvindt, indien de persoonlijke levenssfeer van betrokkene daardoor onevenredig hard wordt geschaad. Bij hier niet rechtmatig verblijvenden – wij hebben het in de toekomst niet meer over illegalen – is dat al vrij snel het geval. Ik krijg hier graag een reactie van de staatssecretaris op.
Dan de verschillende pilots. Voor nieuwkomers is een eenloketpilot in voorbereiding. Dat wordt tegelijkertijd ingevoerd met de invoering van het MVV-vereiste, althans, dat is in ieder geval het meest wenselijk. Zijn alle ambtenaren daartoe al voldoende toegerust? Is dat eigenlijk niet vragen om chaos? Collega Apostolou wees wat dat betreft op de resultaten van het onderzoek terzake. Op basis daarvan vraagt men zich af hoe het zit met de codes die al of niet worden ingevoerd en of er voldoende onderscheidend vermogen is. Men vraagt zich af of de reikwijdte van het gedane onderzoek wel groot genoeg is.
Bij de behandeling van de Koppelingswet hebben wij het uitvoerig gehad over het recht op bijstand van aanvragers van een VTV-gezinshereniging, die vrijstelling van het MVV-vereiste hebben gehad. Zij zouden recht op bijstand blijven behouden. De heer Apostolou heeft daar indertijd een amendement voor ingediend. Dit is toen toegezegd. Vervolgens is het amendement ingetrokken, maar ik lees nu dat de regering er eigenlijk van uitgaat dat deze aanvragers moeten wachten op een verblijfsvergunning. Het automatisme van het recht op bijstand is er dus uit. Men krijgt alleen wel een snellere behandeling, maar dat lijkt mij iets heel anders dan wat collega Apostolou indertijd voorstelde. Er wordt op gewezen dat een andere constructie juridisch kennelijk onmogelijk is. Daar wil ik een nadere toelichting op hebben. Er wordt wel beloofd dat men recht heeft op een snellere behandeling, maar je kunt je afvragen wat sneller is. Het duurt nu al vaak een maand of drie, voordat een aanvraag wordt toegewezen. "Sneller" is dus een uiterst relatief begrip. Het moet in ieder geval helder worden dat men toch recht op bijstand heeft. Anders moet er een bepaalde termijn worden vastgelegd. Dan heb je tenminste de mogelijkheid, wanneer de termijn is overschreden, om bepaalde maatregelen te nemen. Geldt die beloofde versnelde afhandeling voor alle aanvragers van de gezinshereniging, met of zonder MVV? Er zijn ook categorieën daarvan vrijgesteld. De opvang van slachtoffers van vrouwenhandel wordt wel gewaarborgd tijdens de aanvraag om toelating. Ik ga daar tenminste van uit. Ik hoor dat ook graag. Hoe zit het verder met de mensen die op basis van een hardheidsclausule iets kunnen doen?
Dan de voortgezette toelating. Komt er nog een aparte regeling voor het aanvragen van een verlenging van de verblijfsvergunning van mensen wier aanvankelijke verblijfsvergunning van rechtswege vervalt? Hoe ziet die regeling eruit? Bij de behandeling van de Koppelingswet hebben wij het ook uitvoerig gehad over de positie van met name vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld en mishandeling. Er is toen toegezegd dat deze vrouwen een aanvraag kunnen indienen. Die zou worden behandeld als een aanvraag tot voortgezet verblijf. Er is ook toegezegd dat deze vrouwen in ieder geval recht op opvang hebben en dat die opvang wordt betaald. Is dat inmiddels geregeld? Zo ja, op welke wijze? In de toekomst wordt er bij iedere uitreiking van een verblijfstitel op gewezen dat men tijdig een nieuwe moet aanvragen. Je krijgt het verblijfsrecht voor drie jaar. Wat is dan tijdig? Ik kan mij voorstellen dat je gewoon een briefje in de brievenbus krijgt.
StaatssecretarisSchmitz
Dat gaat ook gebeuren.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Dat is geweldig, maar ik ben er nog niet. Op dat briefje staat dat men erop moet letten dat de verblijfsvergunning tijdig wordt verlengd. Stel dat de desbetreffende persoon onmiddellijk reageert. Het is vaak niet genoeg om alleen het verzoek aan Justitie te richten, want het gaat ook nog om andere documenten. Ik wijs op het paspoort, maar je moet ook naar ambassades. Dat kan vertraging opleveren buiten de schuld van de aanvrager. Is het niet mogelijk om te regelen dat de aanvraag wel op tijd moet worden ingediend, maar dat de documentatie dan nog niet volledig hoeft te zijn? Dan is er namelijk sprake van een zekere relativering van die volledige documentatie. Het is nog beter als die volledige documentatie vervalt. De aanvrager moet natuurlijk wel iets doen, maar als men wordt geconfronteerd met vertraging, zonder dat men daar schuld aan heeft, dan vind ik het onterecht om te stellen dat er niet tijdig is aangevraagd.
In de antwoorden bij de uitvoeringsbesluiten kwam ik een aantal tegenstrijdigheden tegen. Ik heb het met name over de antwoorden op de vragen 18 en 20. Ten aanzien van niet tijdig ingediende verzoeken om voortgezette toelating – daardoor heb je geen recht op allerlei voorzieningen – is er, indien daarop afwijzend wordt beslist, bezwaar en beroep mogelijk. Indien dat tijdig is gebeurd, kan men aanspraak maken op verstrekkingen en voorzieningen. Dan wordt men ook niet uitgezet. Verstrekkingen en voorzieningen worden anderzijds echter niet toegekend, indien de vreemdeling moet worden gehoord door de ACV, doch zijn verzoek om voortgezette toelating niet tijdig heeft ingediend. Dan word je wel uitgezet. Ik vind dat een beetje vreemd. Soms krijg je het wel en soms niet.
Ruim een jaar na dato komen er vanuit de gemeenten nieuwe klachten naar voren; ook angst. De staatssecretaris heeft een brief gekregen van een aantal gemeenten uit Brabant, onder aanvoering van Den Bosch. Daarbij doet zich het probleem voor dat gemeenten direct worden geconfronteerd met het feit dat mensen zijn uitgeprocedeerd en hier niet rechtmatig verblijven. Ze verblijven hier echter wel. Wat doe je daarmee? Het voorstel is om de gemeenten, met toestemming van het Rijk, te laten zorgen voor subsidie, via dak- en thuislozenprojecten. In ieder geval is het de bedoeling dat er binnen de gemeenten wordt gezorgd voor een basisvoorziening voor mensen die anders op straat staan.
De heerRijpstra(VVD)
Voorzitter! De brief van de gemeenten is mij bekend. Dat geldt ook voor de problematiek. Ik heb daar vanochtend al een reactie op gegeven, maar ik heb er ook schriftelijke vragen over gesteld. Een en ander loopt dus wel.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Die vragen heb ik nog niet gezien.
De voorzitter:
Die vragen worden beantwoord. Wij kunnen dit nu overslaan.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Dat is jammer. Ik kan mij ook voorstellen dat collega Rijpstra erg benieuwd is en meteen antwoord van de staatssecretaris verwacht. Laten wij het daar maar op houden.
De heerApostolou(PvdA)
De voorzitter heeft zojuist tegen mij gezegd dat wij vanmiddag op alles antwoord krijgen.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Voorzitter! Collega Apostolou vroeg zojuist hoe het zit met de gelden voor de gezondheidszorg. Indertijd is die kwestie als indicatie genoemd. Wij moeten afwachten hoe dat gaat. Toen wij het wetsvoorstel behandelden, wat het onduidelijk hoe een en ander gestalte zou krijgen. De Stichting koppeling is nu in het leven geroepen. Weten artsen en ziekenhuizen op welke manier zij een bepaalde aanvraag moeten doen? Toen hing het allemaal nog.
Er is uitstel van invoering verleend. Normaal is dat drie maanden, maar er wordt nu uitgesteld tot 1 juli aanstaande. Als het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aangenomen, dan betekent invoering per 1 juli een uitstel van één maand. Wij gaan dan van drie naar vier maanden. Ik vraag mij af of dat uitstel voldoende is.
Ik heb met name collega Verhagen horen spreken over de zeer serieuze problemen met de invoering van de Koppelingswet. Dat zou zelfs een verwijt kunnen zijn aan de regering die in gebreke is gebleven. Ik pleit er nogmaals voor om de invoering van de Koppelingswet uit te stellen, totdat de uitvoering ervan rond is en totdat wij een en ander beter hebben kunnen beoordelen. Wat er nu ligt, de tussenstand, leidt wat mij betreft alleen nog maar tot meer vragen. Ik ben in ieder geval van mening dat de uitvoering nog niet rond is. Het klinkt allemaal vreselijk technisch, maar het gaat nog steeds over mensen. Daarom is uiterste zorgvuldigheid geboden. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop wil reageren. Anders overweeg ik toch nog een Kameruitspraak hierover te vragen.
StaatssecretarisSchmitz
Voorzitter! Mevrouw Sipkes heeft gelijk. Het lijkt een heel technisch debat, maar het gaat over mensen. Daar is het kabinet zeer van doordrongen. Dat is ook exact de reden waarom wij proberen de uitvoering van de wet in grote zorgvuldigheid voor te bereiden. Ik heb echter rekening te houden met het feit dat de Eerste Kamer de wet nog moet behandelen. De heer Apostolou stelt dat er sprake is van vertraging bij de uitvoering, maar dat gebeurt heel bewust, omdat wij de zorgvuldigheid op dit terrein heel hoog in het vaandel hebben. Ik zal proberen om aan de hand van de brief van 28 november een aantal ontwikkelingen weer te geven. Ik heb nog overwogen om de Kamer daarover een brief te sturen, maar gelet op de bestaande zorg over de hoeveelheid brieven heb ik dat niet gedaan. Mevrouw Sipkes heeft heel veel vragen gesteld. Ik weet niet of ik alles tot en met de technische details kan beantwoorden. Ik heb echter begrepen dat de heer Apostolou al beschikt over het rapport van het SGBO. Ik weet niet of dat voor alle leden geldt.
De voorzitter:
Neen.
StaatssecretarisSchmitz
Dat rapport is deze maand verschenen. De heer Apostolou sprak al over de aanbevelingen, maar het rapport is pas eergisteren op mijn tafel gekomen. Ik vond niet dat ik dit nog op de valreep naar de Kamer kon sturen, maar het ligt klaar voor verzending. Een aantal heel technische vragen kan in dat kader worden meegenomen. Ik ben de coördinerend bewindsvrouw, maar de Kamer weet hoeveel bewindspersonen er achter de tafel zaten bij de behandeling van de Koppelingswet in de Tweede Kamer. Ik hoop oprecht dat dit ook het geval is bij de behandeling in de Eerste Kamer. Er zijn wel enige ambtenaren van de diverse ministeries aanwezig. Ook zij zullen enige vragen beantwoorden, bijvoorbeeld over het overleg op 23 januari jongstleden met Divosa.
Wij zijn al zeer geruime tijd bezig met de voorbereiding van de uitvoering, maar wij moeten daar voorzichtig mee zijn. Anders kan de Eerste Kamer ons verwijten dat wij van alles aan het voorbereiden zijn, maar dat wij beter eerst kunnen afwachten of zij de wet aanvaardt. Het is dus een voorzichtig proces. Niettemin zal men erkennen dat wij met de voorbereiding van de uitvoering niet kunnen wachten, totdat de Eerste Kamer de wet heeft aangenomen. Als wij dan nog moeten beginnen, dan wordt de uitvoering wel heel erg vertraagd. Als de wet door de Eerste Kamer wordt aanvaard, dan komt die zeer snel in het Staatsblad. De brief van 28 november is mede gebaseerd op mijn overleg met de VNG destijds. De VNG heeft mij toen verzocht om drie maanden uitstel, als de wet door de Eerste Kamer zou zijn aanvaard. Een aantal zaken richting de gemeenten en de sociale diensten moest namelijk nog verder worden bekeken. Dat heeft ertoe geleid dat ik er in de ministerraad voor heb gepleit om uit te gaan van 1 juli 1998. Toen was de redenering overigens nog: Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel in december aanvaardt, dan kunnen wij per 1 maart of 1 april beginnen. Wij zeiden toen: Laten wij dan royaal zijn en uitgaan van 1 juli 1998, want dan kan de voorbereiding zo goed mogelijk ter hand worden genomen.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Daarbij werd uitgegaan van de aanvaarding van de wet in december. Dan is het nog ruim zes maanden, maar de wet is nog steeds niet aanvaard. Dan is er toch geen sprake van een echte verruiming, of schiet men inmiddels al op met de voorbereiding?
StaatssecretarisSchmitz
De VNG heeft mij verzocht, als de wet door de Eerste Kamer is aanvaard, om drie maanden de tijd te krijgen voor de uitvoering. Dat hebben wij gehonoreerd.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
De staatssecretaris ging er eerst van uit dat de wet in december zou worden aangenomen. Op basis daarvan was zij in voor een ruimer gebaar tot 1 juli. Dat kan ik mij voorstellen, gegeven alle uitvoeringsproblemen. Mijn vraag is of er sindsdien zoveel vorderingen zijn gemaakt met de uitvoering dat die drie of vier maanden uitstel voldoende zijn.
StaatssecretarisSchmitz
Ik stel voor dat mevrouw Sipkes eerst mijn antwoord afwacht. Ik kom dadelijk systematisch over de vorderingen te spreken.
Een aantal departementen is straks verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet, maar wij hebben ook nog een extra externe projectleider aangesteld. Betrokkene is per 1 februari aangesteld. Politiek gezien, valt hij onder mijn verantwoordelijkheid. Ambtelijk valt hij onder de IND. Ook deze persoon gaat inzetten voor het waarborgen van het totale proces. Als de Eerste Kamer de wet straks aanvaardt en als de wet per 1 juli in werking treedt, dan is het niet zinvol om rustig achterover te leunen. De wet heeft betrekking op de belangen van mensen. Er is sprake van een uitgebreid uitvoeringsproces. Het is onmogelijk om te garanderen dat er nooit fouten worden gemaakt. Wij proberen dat zoveel mogelijk uit te sluiten, maar wij moeten de vinger wel degelijk aan de pols houden. Het lijkt mij daarom dat wij na een jaar moeten bekijken hoe een en ander werkt. Het is goed om na een jaar ook te bezien hoe het fonds functioneert en of het bedrag voldoende is. Niemand staat namelijk te trappelen bij deze wet. Iedereen weet dat het een strenge wet is. Daarbij past zorgvuldigheid en het in de gaten houden van de uitvoering.
Ik kom nog terug op de diverse vragen, maar ik wil nu heel kort aangeven, aan de hand van de brief van 28 november, in welk stadium een en ander verkeert. Met betrekking tot de uitvoeringsregelingen wordt er gesproken over diverse AMvB's. Deze AMvB's zijn in concept gereed. De Raad van State heeft er advies over uitgebracht. Zodra de wet in het Staatsblad is verschenen, zullen die AMvB's worden gepubliceerd. Ook de AMvB op het punt van de vergunningen en ontheffingen – dat lijkt van minder gewicht, maar het kan voor mensen van belang zijn – is in concept gereed. Deze ligt momenteel bij de diverse departementen, ter consultatie. Ik hoop die AMvB medio februari naar de ministerraad en de Raad van State te sturen. Ook deze AMvB kan vóór 1 juli in het Staatsblad staan. De documenten of de schriftelijke verklaring dienen bij ministeriële regeling te worden aangewezen. Daarover had de Registratiekamer een vraag gesteld. Ook die ministeriële regeling is gereed. Zodra de wet er is, kan ook deze regeling in de Staatscourant. In de Vreemdelingencirculaire moet een aantal wijzigingen worden aangebracht, maar daar wordt aan gewerkt. De circulaire wordt drie maanden vóór inwerkingtreding gepubliceerd. De informatieve circulaire van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is ook in concept gereed. De vertegenwoordiger van dit ministerie zal straks ingaan op het overleg op 23 januari met Divosa.
De richtlijn van het LISV is ook deze maand klaar. De werkinstructies van het ministerie van VROM zijn deze maand ook gereed. In mei komt er een voorlichtingsfolder uit. De vraag over volkshuisvesting nemen wij mee, want er is momenteel niemand van Volkshuisvesting aanwezig. De vertegenwoordiger van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zal straks ingaan op het gestelde door de heer Verhagen dat de onderwijsinstellingen moeten weten waar zij aan toe zijn. De informatie over de consequenties van de invoering van de wet is deze maand ook gereed. Er wordt in "Uitleg" ook nog een voorlichtingspublicatie opgenomen. Na deze maand wordt er snel gepubliceerd. De subsidie voor de Stichting koppeling is vorig jaar al geregeld. Ook nu ligt die kwestie weer voor. De vraag van de heer Apostolou om de ontwikkelingen terzake te bekijken, geef ik door aan de minister van Volksgezondheid. Wellicht kan de vertegenwoordiger van Volksgezondheid er nog iets aan toevoegen. Uiteraard organiseert de IND voorlichtingsbijeenkomsten voor de medewerkers van de vreemdelingendiensten, specifiek gericht op de invoeringsdatum, maar dat kan pas als de wet in de Eerste Kamer is aangenomen. Overigens is er wat dat betreft al sprake van een flink proces. Ik kom dadelijk nog terug op de verantwoordelijkheid van de individuele departementen voor hun eigen zaken, de voorlichting in het algemeen betreffende. Het lijkt mij goed als de externe projectleider het geheel toch in beeld houdt, opdat er aan alle wensen op dat punt tegemoet kan worden gekomen. Het rapport over de onderzoeksbureaus ligt er ook. De Kamer krijgt dat één dezer dagen. De uitvoeringstoets, in samenwerking met het LISV en de SVB, die in oktober en november zou worden gehouden, is nog niet voltooid. Deze is uitgesteld om een en ander niet te veel te laten vooruitlopen op de inwerkingtreding van de wet. Ik hoop oprecht dat de Eerste Kamer de kwestie van het MVV-vereiste ook tijdig zal behandelen. Ik heb begrepen dat het voorlopig verslag al is uitgebracht. Wij zouden graag zien dat ook die wet in werking is getreden als wij met de Koppelingswet gaan werken.
De heerVerhagen(CDA)
Ter informatie kan ik zeggen dat ik bezig ben met het schrijven van de reactie op het verslag. Ik ben van zins om het ook zo snel mogelijk in de Eerste Kamer aan de orde te stellen.
StaatssecretarisSchmitz
Heel goed.
De heer Apostolou vroeg of de vreemdelingen die op grond van artikel 25 uitstel van vertrek hebben gekregen, wel verzekerd zijn tegen ziektekosten. Dat is inderdaad het geval. In de toelichting op artikel 10 van de RVA is ook opgenomen dat de vreemdeling en zijn familie die op grond van dat artikel uitstel van vertrek hebben gekregen en die dus verblijven bij familie of vrienden, daarop aanspraak kunnen maken. Zij moeten zich wel melden bij het dichtstbijzijnde AZC, omdat daar de uitvoering van de regeling is gelegd.
De heer Apostolou en mevrouw Sipkes hebben gevraagd naar degenen die in het kader van de gezinshereniging naar Nederland komen. Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel heeft staatssecretaris De Grave inderdaad na kort overleg met mij gezegd dat Justitie de verantwoordelijkheid op zich zou nemen om de regeling verstrekkingen asielzoekers op hen van toepassing te laten zijn. Hierover moet nog enig overleg tussen Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het COA plaatsvinden. Vooralsnog wordt gedacht aan toepassing van de regeling op die gevallen. Nadat een gezinslid een aanvraag bij de vreemdelingendienst heeft ingediend, kan hij ergens in Nederland gaan wonen. Hij of zij moet zich dan melden bij het dichtstbijzijnde AZC voor een administratieve plaatsing en via die regeling in aanmerking komen voor voldoende aanvullende middelen van bestaan. In april vorig jaar heeft het hoofd IND aan de vreemdelingendiensten al bij brief verzocht om de verblijfsvergunning in gezinsherenigingskwesties bij voorrang te behandelen. Mevrouw Sipkes vroeg in feite wat dit concreet inhoudt. Ik kan dat niet concreet beantwoorden, maar uit het contact met de vreemdelingendiensten heb ik wel begrepen dat men dit ernstig neemt. Ik zal nog laten nagaan of zich daarbij serieuze problemen hebben voorgedaan. Op dit moment heb ik daarvan geen melding gekregen.
De heerApostolou(PvdA)
De suggestie is gedaan of er voor gezinsherenigers niet direct bij aanmelding bij de vreemdelingendienst een verklaring kan worden afgegeven. Wat is het bezwaar daartegen?
StaatssecretarisSchmitz
Wij moeten bekijken of dat in de praktijk toepasbaar is.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Zei de staatssecretaris dat deze mensen zich bij een AZC moeten melden? Ik ga ervan uit dat men bij gezinshereniging op een bepaalde plek wil wonen, al kan men later elders gaan wonen.
StaatssecretarisSchmitz
De regeling verstrekkingen asielzoekers wordt uitgevoerd door het COA. Vandaar dat wij hebben gezegd dat men zich bij het dichtstbijzijnde AZC moet melden, maar daar hoeft men niet te wonen.
De Registratiekamer heeft gezegd dat wij nog moeten kijken naar de gegevensuitwisseling met andere bestuursorganen op grond van artikel 48 van de Vreemdelingenwet. De Registratiekamer zegt dat daarvoor eigenlijk een algemene maatregel van bestuur moet worden opgesteld. Deze AMvB is niet in de brief van 28 november opgenomen, maar inmiddels hebben wij wel de voorbereiding voor deze AMvB ter hand genomen. Wij vonden namelijk dat de Registratiekamer op dit punt gelijk heeft. De AMvB zal nog ter consultatie aan de departementen, de Registratiekamer, de VNG en het politieveld worden voorgelegd. In deze AMvB wordt onder andere geregeld dat bestuursorganen onmiddellijk navraag moeten doen bij vreemdelingendiensten naar de precieze verblijfsstatus als bijvoorbeeld blijkt dat de GBA-gegevens en de gegevens die de vreemdeling verstrekt niet met elkaar overeenstemmen of als blijkt dat de vreemdeling wel een verblijfsstatus heeft maar niet voorkomt in de GBA. Kortom, als het bestuursorgaan denkt dat er iets niet klopt, moet het onmiddellijk contact opnemen met de vreemdelingendienst. Dat is een soort vangnet voor problemen die kunnen ontstaan. Men kan dan direct de precieze verblijfsstatus in het individuele geval nagaan. Het is dus ter voorkoming van individuele ongelukken, die anders wellicht zouden kunnen voorkomen. De wet stelt immers dat men uit de voorzieningen valt als men geen verblijfstitel heeft. Op dat punt mogen dus geen ongelukken voorkomen. Daarom is dit vangnet in de AMvB opgenomen.
De heerApostolou(PvdA)
De Registratiekamer zegt dat in de periode van onduidelijkheid moet worden uitgegaan van de gunstigste verblijfsstatus voor de vreemdeling. Staat dat ook in de AMvB? Dat is namelijk belangrijk voor de toegang tot voorzieningen. Is deze suggestie van de Registratiekamer voor de gevallen van twijfel overgenomen?
StaatssecretarisSchmitz
Ik zei al dat de Registratiekamer nog wordt geconsulteerd. Als de Registratiekamer denkt dat wij het niet goed geregeld hebben, horen wij dat wel. Overigens moet een bestuursorgaan onmiddellijk contact opnemen. Daar moet dus geen tijdsverloop tussen zitten.
De Registratiekamer heeft ook nog gesproken over de reikwijdte. De brief van de Registratiekamer heeft ook op dat punt tot verdere actie geleid. Bij Binnenlandse Zaken wordt nu nader gekeken naar artikel 100 van de Wet op de GBA. Binnenlandse Zaken overweegt dat artikel zodanig te wijzigen, dat de verstrekking van verblijfsrechtelijke gegevens aan zogenaamde vrije derden door gemeenten niet meer mogelijk is. BiZa probeert aan die kritiek tegemoet te komen door artikel 100 nader te bezien.
Ik heb al gezegd dat de externe projectleider ook voor mijzelf een check vormt. Bij welke wet ook, zeker bij een wet met zoveel consequenties als de Koppelingswet, kun je invoeringsperikelen verwachten, ook al heb je het nog zo goed voorbereid. Ik kan mij voorstellen dat wij een soort meldpunt krijgen waar mensen aan de bel kunnen trekken als iets gebeurt wat niet moet. Maar ook artikel 48 en de AMvB zijn in dat opzicht als een soort vangnet bedoeld.
De heer Rijpstra vroeg of de IND-districten nog een rol spelen in het implementatietraject. Dat is inderdaad het geval, omdat deze districten het traject richting de vreemdelingendienst in hun takenpakket hebben. Het is dus IND-district richting vreemdelingendiensten en niet richting andere departementen.
De heer Dittrich vroeg nog naar het overleg met de VNG. Ik heb al gezegd dat de brief van 28 november na overleg met de VNG is opgesteld. In alle contacten met de meest betrokken organisaties is overigens ook de VNG betrokken. In die zin is er voortdurend overleg.
Mevrouw Sipkes sprak over de positie van slachtoffers van vrouwenhandel en dergelijke. Ook Forum en Vluchtelingenwerk Nederland hebben daarvoor terecht de aandacht gevraagd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een eerder stadium al eens zijn bezorgdheid op dit punt geuit. De opvang van deze mensen is wel al geregeld. De vraag is echter of zij ook recht hebben op een uitkering, bijvoorbeeld krachtens de Algemene bijstandswet. Het overleg met Sociale Zaken en Werkgelegenheid op dit punt is nog niet afgerond. Ik vind dat de Kamer op dit punt later nadere informatie moet krijgen. Ik zal de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarom verzoeken, want dat ligt ook in lijn met zijn eerder geuite bezorgdheid omtrent dit verschijnsel.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Zeker op dit punt moet er goede voorlichting worden gegeven. Bij de behandeling van de Koppelingswet is gezegd dat deze vrouwen zich bij de opvang financieel geen zorgen moeten hoeven te maken. Maar toch krijgen wij uit het veld steeds weer angstaanjagende verhalen, waaruit blijkt dat het niet klopt.
StaatssecretarisSchmitz
Dat is des te meer reden om de Kamer hierover precies te informeren. Het moet duidelijk zijn wat wij wel en wat wij niet kunnen doen.
Dan kom ik op de opmerkingen van mevrouw Sipkes over het niet tijdig aanvragen van voortgezet verblijf. Zij merkte terecht op dat het ook de verantwoordelijkheid van de mensen zelf is, die tijdig de verlenging moeten aanvragen. Bij het uitreiken van een vergunning zal de vreemdeling daarover expliciet worden geïnformeerd, namelijk dat het van groot belang is dat hij de verlenging tijdig aanvraagt. In het VAS is ook geregeld dat de vreemdeling er drie maanden voor het aflopen van zijn vergunning, per brief aan wordt herinnerd dat hij de vergunning moet verlengen. Dan wordt hij dus nog eens gewezen op het belang daarvan. Dat lijkt mij het uiterste dat wij kunnen doen. Het kan echter toch voorkomen dat een vreemdeling buiten zijn schuld de verlenging niet tijdig heeft aangevraagd, bijvoorbeeld bij langdurig verblijf in het ziekenhuis. De IND zal beoordelen of in dit soort uitzonderingsgevallen sprake is van verschoonbare overschrijding van de termijn. In zo'n individuele situatie kan dan naar een oplossing worden gezocht.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Men is nu verplicht om volledig gedocumenteerd de aanvraag in te dienen. Stel echter dat men vanwege al die traag werkende andere instanties niet over alle vereiste documenten beschikt. Is het dan niet voldoende dat men zijn verzoek bij de IND indient, zo gedocumenteerd mogelijk? Voor het geval dat niet lukt, kan men dan aangeven waarom een aantal documenten nog niet kan worden ingediend? Met andere woorden: ik hik tegen dat "volledig gedocumenteerd" aan.
StaatssecretarisSchmitz
Men moet zich melden bij de vreemdelingendienst voor een verlenging van de vergunning. Men heeft dan al papieren. Ik verwacht dus niet dat dit probleem zich in de praktijk zal voordoen. Dit moet ook in het overleg met de vreemdelingendienst zijn op te lossen, zeker omdat de klantgerichtheid van de vreemdelingendienst in het kader van het kwaliteitsproject wordt bevorderd. Als men een verlenging moet aanvragen, heeft men echter al papieren gehad. Met die papieren moet men naar de vreemdelingendienst gaan.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Hoe zit het precies als men niet tijdig verlenging heeft aangevraagd en men niet wordt uitgezet? In dat geval is er een verschil in de beantwoording van de vragen 18 en 20.
StaatssecretarisSchmitz
Daarop zal ik nog schriftelijk ingaan.
Er is gevraagd of de ambtenaren van uitvoeringsorganen ook opsporingsambtenaren kunnen zijn. Ambtenaren van uitvoeringsorganen zijn niet belast met het toezicht op de vreemdelingen en zijn ook geen opsporingsambtenaren. Ik herinner mij dat wij in het plenaire debat over onderwijs op dit punt duidelijke taal hebben gesproken.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Dat is toen ook nadrukkelijk door de staatssecretaris gezegd. Tegelijkertijd bestaat er bij ambtenaren hierover onrust. Komt dat doordat de voorlichting nog niet voldoende is? Als is afgesproken dat men geen opsporingsambtenaar is, begrijp ik niet waarom bijvoorbeeld ambtenaren van de sociale dienst in allerlei televisie-uitzendingen zeggen dat zij straks moeten "klikken".
StaatssecretarisSchmitz
Ik kan niet anders zeggen dan dat wij dit bij herhaling helder moeten overbrengen. Maar er zal altijd iemand zijn die met het gevoel rondloopt dat hij iets moet, hoe vaak je hierover ook voorlichting verstrekt. Wij kunnen niet veel meer doen dan dat steeds opnieuw uitleggen.
De heer Rijpstra sprak nog over het eenloketsysteem in relatie tot studenten. Dat staat een beetje los van de Koppelingswet. Als iemand hier wil studeren, moet men in het buitenland een aanvraag tot toelating indienen. Als hij hier komt, moet hij zich eerst melden bij de vreemdelingendienst. Wij zijn bezig met de ontwikkeling van het eenloketsysteem. Er loopt een experiment bij een drietal gemeenten voor koppeling van de vreemdelingendienst en de afdeling burgerzaken. Dat bevalt goed, zoals mij hier en daar gebleken is.
De heerRijpstra(VVD)
Ik kan mij wel in dat antwoord vinden. Studenten die kort naar Nederland komen, zoals stagiairs en onderzoekers, moeten een sofi-nummer aanvragen. Dat levert, behalve veel rompslomp, ook veel vertraging op, met name bij mensen van buiten Europa. Het NUFFIC heeft dat ook meegedeeld.
StaatssecretarisSchmitz
Hierover zijn al schriftelijke vragen gesteld. Deze zullen nog worden beantwoord.
Tot slot kom ik nog op de voorlichting, waarover wat zorgen zijn geuit. Ik wijs erop dat elke bewindsman op dit punt verantwoordelijk is voor zijn eigen departement. Wel moeten wij een beeld krijgen of dat nu overal goed geregeld is. Ik zal dat met de externe projectleider bespreken. Het gaat niet om een soort algemene publieksvoorlichting, maar om voorlichting aan doelgroepen. Deze doelgroepen moeten adequaat en zorgvuldig worden geïnformeerd. Als coördinerend bewindspersoon voor de Koppelingswet heb ik er alleen maar vrede mee als de zorgvuldigheid zo safe mogelijk is geregeld, ook als het om de voorlichting gaat.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de ambtenaren van de verschillende departementen.
De heerBrijder(OCW)
Voorzitter! De heren Verhagen en Dittrich hadden vragen over de informatievoorziening richting onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen behoeven uitsluitend bij de eerste inschrijving de verblijfstitel te controleren, uitsluitend voorzover het studenten van 18 jaar en ouder betreft. Dat zal rond augustus, bij aanvang van het studiejaar, moeten gebeuren. Zij zullen dat doen aan de hand van de bescheiden, bedoeld in artikel 8a van de Vreemdelingenwet, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Zodra de ministeriële regeling waarin die documenten worden aangewezen, bekend is, zullen alle onderwijsinstellingen via een publicatie in het publicatieblad Uitleg worden geïnformeerd. Uitleg is het officiële publicatieblad van het ministerie van OCW, dat aan alle onderwijsinstellingen wordt toegezonden. Daarin worden alle ministeriële regelingen bekendgemaakt. Het is wat meer dan een informatiebrochure.
De heerVerhagen(CDA)
Ik krijg Uitleg ook toegezonden. Ik spreek u er niet op aan, maar het bevreemdt mij dat een brief van een hogeschool van juli vorig jaar over de inschrijving van nieuwe studenten, gericht aan het ministerie van OCW, in februari 1998 nog niet is beantwoord. Dat vind ik geen correcte voorlichting. Als uw informatie bij de onderwijsinstellingen vrij helder is, verwacht ik op dat punt geen problemen meer. Ik vind wel dat op concrete verzoeken om nadere informatie snel moet worden geantwoord, juist om de onrust weg te nemen.
De heerBrijder(OCW)
Ik ken deze brief niet waarop u doelt. Ik moet dus het antwoord schuldig blijven op de vraag naar de oorzaak van die vertraging. Ik zal dat intern navragen.
StaatssecretarisSchmitz
In zijn algemeenheid heeft de heer Verhagen gelijk. Juist bij een wet als deze moeten wij proberen heel snel te reageren, zeker de komende maanden. Dat geldt overigens niet alleen voor OCW, maar ook voor Justitie.
De heerTer Bals(SZW)
Voorzitter! Drie vragen waren specifiek aan Sociale Zaken en Werkgelegenheid gericht.
De eerste vraag betreft het overleg op 23 januari met Divosa. Het departement voert op dit ogenblik vrij regelmatig overleg met de uitvoeringsorganen voor de sociale zekerheid, zowel de uitvoeringsorganen van de Algemene bijstandswet als de uitvoeringsorganen voor de sociale verzekeringen. In dat kader is op 23 januari inderdaad overleg gevoerd met Divosa, waarbij ook een vertegenwoordiger van de IND aanwezig was. Dat had uiteraard betrekking op de uitvoering van de Algemene bijstandswet. Het overleg had een informatief karakter. Divosa heeft in december een eerste circulaire, hetgeen een handreiking schijnt te heten, naar de gemeenten gestuurd met uitleg over de komende wijzigingen. Een tweede circulaire, waarin men dieper ingaat op de communicatie tussen de sociale diensten en de vreemdelingendienst en ook op de GBA-codes, is in voorbereiding. Er is een vervolgoverleg tussen SZW en Divosa gepland.
De heer Apostolou ging ook nog in op een specifieke groep, namelijk buitenlandse vrouwen die hun man hebben verlaten. In de stukken die gewisseld zijn met de Staten-Generaal, is het kabinet volstrekt duidelijk geweest over de consequenties van de Koppelingswet voor die groep. De Koppelingswet houdt niet in dat de bijstandsrechten van de betrokken vrouwen in het geding komen zolang hun aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning niet definitief is afgehandeld. Indien daarover bij de sociale diensten onduidelijkheid mocht bestaan, wat mij overigens niet bekend is, zal SZW daarover duidelijke informatie verschaffen. Voorzover nodig zal daaraan in de circulaire die te zijner tijd uitgaat, aandacht worden besteed.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Is het volstrekt duidelijk dat die vrouwen in ieder geval het recht op bijstand behouden?
De heerTer Bals(SZW)
Zolang nog bekeken wordt of deze vrouwen voor een zelfstandige verblijfsvergunning in aanmerking komen, verandert er niets aan hun rechten op bijstand. Dat is ook geschreven in antwoord op vragen van de Eerste Kamer. Daarbij wordt uitgelegd waar de wetsbepalingen toe leiden.
Er is voorts gevraagd waarom de uitvoeringstoets sociale verzekeringen zo laat van start is gegaan. Er is lang met de uitvoeringsorganen over de opzet gesproken. Het was eerst te grootschalig aangepakt. Het is later beperkt tot een steekproef. Toen die eenmaal in omvang beperkt was, was er volledige medewerking van de uitvoeringsorganen. De uitvoeringstoets vindt thans plaats. Door middel van steekproeven van cliëntendossiers wordt onderzocht of de SV-uitvoerders invulling kunnen geven aan de bepalingen van de Koppelingswet. De eindrapportage wordt voor maart of misschien nog eerder verwacht. De onderzoekers hebben op basis van de inmiddels beschikbare gegevens voorzichtig geconstateerd, dat de uitvoerders in staat zullen zijn de Koppelingswet uit te voeren. Wel moet bij de uitvoer ders nog een aantal onduidelijkheden worden weggenomen over de werking van de GBA en het VAS. Maar goed, dat zal wel gebeuren.
De derde vraag betrof de discrepantie tussen de antwoorden op de vragen 18 en 20. Ogenschijnlijk lijkt dat een discrepantie, maar die zaken zijn wel te verenigen. Vraag 18 gaat over mensen die tijdig bezwaar en beroep hebben ingesteld tegen het verlies van een verblijfstitel. Er is gezegd dat deze mensen hun socialezekerheidsaanspraken behouden als zij tijdig bezwaar en beroep hebben ingesteld en in afwachting van dit bezwaar of beroep niet worden uitgezet. Vraag 20 was meer algemeen: kunnen verstrekkingen ook worden toegekend indien de vreemdeling gehoord moet worden door de Adviescommissie vreemdelingenzaken? Deze vraag is als volgt opgevat: leidt het enkele feit dat men gehoord moet worden door de Adviescommissie vreemdelingenzaken ertoe, dat socialezekerheidsrechten behouden blijven? Daarop is als antwoord gegeven: nee. Maar als daarbij gezegd zou zijn dat het gaat om iemand die tijdig bezwaar heeft gemaakt en in afwachting van de beslissing op het bezwaar niet wordt uitgezet, dan zou het antwoord "ja" zijn geweest.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
In het ene geval is de aanvraag niet tijdig ingediend maar is bezwaar gemaakt. In het andere geval is de aanvraag ook niet tijdig ingediend en moet men worden gehoord door de ACV. Dan loopt er dus ook een procedure conform de hoorplicht. Het is dan toch logisch dat men dan ook het recht op voorzieningen behoudt.
De heerTer Bals(SZW)
De tweede vraag is opgevat als volgt: leidt het enkele feit dat men gehoord moet worden door de Adviescommissie vreemdelingenzaken, ertoe dat men zijn uitkeringsrechten behoudt? Daarop is als antwoord "nee" gegeven. Het maakt daarbij wel uit of betrokkene tijdig bezwaar heeft ingesteld en hangende dat bezwaar niet wordt uitgezet. Dan zou namelijk het antwoord op die vraag "ja" zijn geweest. Het komt echter ook voor dat mensen door de Adviescommissie vreemdelingenzaken worden gehoord, die wel uitgezet zijn.
De voorzitter:
Het is mij helder. Leest u het nog eens na.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Ik krijg ook nog antwoord op hoe dit zich verhoudt met datgene wat er later is gebeurd bij de schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer. Ik zou dat graag nog eens op een rijtje krijgen.
De voorzitter:
De staatssecretaris knikt heftig, dus dat gaat gebeuren. Ik kom nu bij het departement van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
MevrouwVan Uchelen(VWS)
Voorzitter! Ik kom te spreken over de vragen van de heer Apostolou en mevrouw Sipkes. De heer Apostolou vroeg naar het illegalenfonds, welk bedrag daarvoor is gereserveerd, of er voorlichting is gepleegd en of er een evaluatie komt. Mevrouw Sipkes vroeg ook naar de voorlichting over het illegalenfonds.
Er is een Stichting koppeling. Het budget is 11 mln. per jaar. Voor 1997 is er een subsidie voor aanloopkosten verstrekt. De stichting heeft aangegeven dat er in maart een subsidieaanvraag voor 1998 wordt ingediend. Over de hoogte van het beschikbare budget kan de stichting nu reeds meedelen dat 11 mln. vooralsnog voldoende is. De minister van VWS zal de werking van het Koppelingsfonds evalueren. Dat is eerder toegezegd. Daarbij wordt gedacht aan een periode van twee jaar. Zoals de staatssecretaris al heeft gezegd, is het voorts mogelijk om tussentijds een verslag, na één jaar, te maken. Er heeft al voorlichting plaatsgevonden. Een actievere voorlichting is voorzien kort vóór de invoering van de Koppelingswet, dit vanwege het rendement ervan.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Is die 11 mln. bedoeld voor het lopende jaar of is dat een vast bedrag?
MevrouwVan Uchelen(VWS)
Dat is een bedrag per jaar.
MevrouwSipkes(GroenLinks)
Anders was het wat 1998 betreft vrij logisch dat men ermee uitkwam.
De voorzitter:
Ik vraag u om af te zien van de tweede termijn. Ik constateer dat er wordt afgezien van de tweede termijn. Ik dank de staatssecretaris en de haar vergezellende ambtenaren voor de verstrekte inlichtingen.
Sluiting 17.10 uur.
Samenstelling:
Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), Van Boxtel (D66), O. P. G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).
Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Apostolou (PvdA), Meyer (groep-Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Wessels (D66), Van der Heijden (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Roethof (D66), Weisglas (VVD), De Koning (D66).
Samenstelling:
Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremmer (CDA).
Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).
Samenstelling:
Leden: Wolters (CDA), voorzitter, Van Nieuwenhoven (PvdA), Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Meyer (groep-Nijpels).
Plv. leden: Terpstra (CDA), Oudkerk (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Mulder-van Dam (CDA), A. de Jong (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), G. de Jong (CDA), Dijksma (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Apostolou (PvdA), Heeringa (CDA), Van Boxtel (D66), J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels).
Samenstelling:
Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Wessels (D66).
Plv. leden: Heeringa (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksma (PvdA), Beinema (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), Meyer (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), G. de Jong (CDA), Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD), Van den Bos (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24233-52.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.