nr. 46
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 november 1996
Tijdens de behandeling van het zogeheten koppelingswetsvoorstel (kamerstukken
II, 24 233) op 31 oktober 1996 is door het lid Verhagen gevraagd of de
uitvoering van de koppelingswet zich niet zou kunnen lenen voor plaatsing
op de bijlage met uitzonderingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State van 15 juli 1996, betreffende het besluit van de gemeente Apeldoorn
om de zogenoemde ROA-voorziening te beëindigen van een asielzoeker, van
wie was komen vast te staan dat hem geen recht op toelating tot ons land toekwam
en hij dientengevolge ons land – in eerste instantie vrijwillig –
moest verlaten. In die zaak heeft de bestuursrechter geoordeeld dat de gemeente
gehouden is de vaststelling door de vreemdelingendienst dat de betrokken asielzoeker
daadwerkelijk niet bereid was vrijwillig Nederland te verlaten, marginaal
te toetsen.
Tijdens de bovenbedoelde mondelinge behandeling heb ik toegezegd op de
vraag van de heer Verhagen schriftelijk te beantwoorden voor de beoogde datum
waarop over het wetsvoorstel zal worden gestemd, te weten 5 november a.s.
Namens de overige betrokken bewindspersonen kan ik u hierbij het volgende
meedelen.
Indien eenmaal is vastgesteld dat een vreemdeling hier illegaal verblijft
(of dat zijn verblijf vanaf een bepaald tijdstip illegaal wordt), zal na de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel het (rechts)gevolg van deze vaststelling
zijn dat de betrokkene geen aanspraak (meer) kan maken op de voorzieningen
van de materiewetten, bedoeld in de koppelingswet. Zie ik het goed, dan moet
de vraag van de heer Verhagen aldus worden verstaan, dat hij meent dat een
beslissing om een vreemdeling een voorziening te ontzeggen omdat hij hier
illegaal is een dermate automatische of zo men wil: gebonden beslissing is
die immers rechtstreeks uit de wet voortvloeit dat daartegen geen bezwaar
of beroep zou behoeven open te staan. Om die reden vroeg hij zich
af of de koppelingswet niet op de bijlage met uitzonderingen van de Algemene
wet bestuursrecht zou moeten worden geplaatst. Onder verwijzing naar de bovenbedoelde
rechterlijke uitspraak in de zgn. Apeldoorn-casus stelt hij in wezen dat de
gemeente in voorkomende gevallen niet marginaal zou moeten toetsen of een
vreemdeling inderdaad illegaal hier verblijft.
Vooropgesteld zij dat in ons recht beslissingen van bestuursorganen gebaseerd
dienen te zijn op relevante feiten en van een deugdelijke motivering voorzien
moeten zijn (zie de artt. 3:2 en 4:16 Awb). Bij de beslissing of een vreemdeling
een voorziening moet worden ontzegd, zal hoe dan ook eerst moeten vaststaan
dat de betrokkene hier illegaal verblijft. Dit houdt in dat in voorkomende
gevallen aan de hand van feiten en gegevens geverifieerd dient te worden of
dit laatste inderdaad vaststaat. Het plaatsen van de koppelingswet op de bijlage
bij de Awb zou betekenen dat belanghebbenden geen beroepsmogelijkheden zouden
hebben indien het besluit tot niet-toekenning van een voorziening in een kort
geding kan wenden tot de burgerlijke rechter. Een beroep op de rechter kan
ook aan een illegaal niet worden onthouden gelet op 6 EVRM.
Bij het bovenstaande teken ik nog aan dat het zo zal zijn dat de gegevens
in het GBA/VAS-register volledig uitsluitsel zullen kunnen geven over de vraag
of terecht wordt aangenomen dat de betrokken vreemdeling hier illegaal is.
Er zal in de regel dan ook geen aanleiding zijn om van de instantie die het
besluit tot niet-toekenning van een voorziening neemt, te verlangen marginaal
te toetsen of de betrokken vreemdeling hier illegaal is. Maar ook als de bestuursrechter
in de toekomst zulks wel zou verlangen, behoeft daartegen geen bezwaar te
bestaan, gelet op de goede inrichting van het GBA/VAS-register en de waarborgen
rond de gehele procedure waarlangs de benodigde correcte gegevens omtrent
de status verkrijgt. In het geval er bij het bestuursorgaan twijfel ontstaat
over de verblijfsstatus, bijvoorbeeld omdat uit document van vreemdeling andere
verblijfsrechtelijke gegevens blijken dan uit het GBA-register, kan navraag
worden gedaan bij de vreemdelingendienst.
Gelet op het bovenstaande meen ik dat er geen aanleiding bestaat het voorstel
van de heer Verhagen in overweging te nemen.
De Staatssecretaris van Justitie,
E. M. A. Schmitz