24 233
Wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland

nr. 31
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 oktober 1996

Naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de heren Schutte en Verhagen over het amendement van de heer Schutte op stuk nummer 10 en artikel 8c Vreemdelingenwet in de nota van wijziging op stuk nummer 17, gesteld tijdens de eerste termijn van de algemene beraadslagingen d.d. 16 oktober 1996, inzake wetsvoorstel 24 233, bericht ik u als volgt.

Het voorstel voor differentiatie neergelegd in artikel 8c van de Vreemdelingenwet en in het amendement op stuk nummer 10 van de heer Schutte verschilt onder andere op punt van de groepen vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden en die onder het bereik van de differentiatienorm worden gebracht.

Het amendement op stuk nummer 10 heeft betrekking op de vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 1b, onder 2 tot en met 5. Artikel 8c heeft betrekking op alle vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden. Artikel 8c heeft dus ook betrekking op de vreemdelingen, die rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 1b, onder 1, van de Vreemdelingenwet (artikel I, onder B, van het wetsvoorstel).

Artikel 1b, onder 1, van de Vreemdelingenwet omvat de volgende vreemdelingen:

– De vreemdelingen die op grond van een besluit tot toelating in Nederland verblijven. Dit zijn vreemdelingen die een verblijfsrecht genieten op grond van besluit tot toelating bedoeld in artikel 9 (vreemdelingen met een verblijfsvergunning) of in artikel 10 van de Vreemdelingenwet. De laatste categorie bestaat uit de onbepaald toegelaten vreemdelingen die beschikken over een vestigingsvergunning, vreemdelingen die een vluchtelingenstatus hebben of vreemdelingen die op grond van een besluit krachtens algemene maatregel van bestuur voor onbepaalde tijd zijn toegelaten.

– De vreemdelingen die zijn toegelaten als gemeenschapsonderdaan, tenzij deze gemeenschapsonderdaan verblijf houdt in strijd met een beperking op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Het uitgangspunt bij de differentiatie is dat de vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden, bedoeld in artikel 1b, onder 1, alle aanspraken hebben. Dit staat ook met zo veel woorden in artikel 8c, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Dat de rechtspositie van deze vreemdelingen in beginsel zeer sterk is, is het uitgangspunt van artikel 8c. De differentiatie zal voor deze vreemdelingen slechts een beperking betekenen indien dat uitdrukkelijk geregeld is bij of krachtens de wet. Voor degenen die zijn toegelaten met een verblijfsvergunning (artikel 9), kan dat een beperking inhouden die krachtens artikel 11, tweede lid, van de Vreemdelingenwet is gemaakt. De rechtspositie van vreemdelingen die voor onbepaalde tijd zijn toegelaten, waartoe de EU-onderdaan behoort, is zeer sterk en in beginsel dezelfde als die van ingezetenen met een Nederlandse nationaliteit. Maar ook voor deze vreemdelingen kan er sprake zijn van een beperking. In die zin moet mijn opmerking in eerste termijn over de EU-onderdaan worden begrepen.

Ik hoop u hiermee vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven