24 219
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de verlengingsprocedure voorlopige hechtenis en de termijn van de uitspraak van het schriftelijk vonnis van de alleenrechtsprekende rechter

nr. 18
MOTIE VAN DE LEDEN DITTRICH EN KALSBEEK-JASPERSE

Voorgesteld 27 november 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat op strafbare feiten strafmaxima zijn gesteld, die deels historisch bepaald zijn, maar thans op zichzelf en in hun onderlinge verhouding niet meer tot uitdrukking behoeven te brengen in welke mate het strafbare feit maatschappelijk onaanvaardbaar wordt geacht;

overwegende, dat er veel strafrechtelijke en strafvorderlijke consequenties aan het in de wet opgenomen strafmaximum zijn verbonden;

verzoekt de regering aan de Kamer een inventarisatie toe te sturen, waarin de strafmaxima – te beginnen bij het Wetboek van Strafrecht – zijn opgenomen en daarbij voorstellen te doen m.b.t. een eventuele herijking van deze strafmaxima,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dittrich

Kalsbeek-Jasperse

Naar boven