24 219
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de verlengingsprocedure voorlopige hechtenis en de termijn van de uitspraak van het schriftelijk vonnis van de alleenrechtsprekende rechter

nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID DITTRICH

Ontvangen 26 november 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel E, wordt aan het tweede lid van artikel 75 een volzin toegevoegd, luidende: Onder ernstige bezwaren kan tevens een veroordelend vonnis in de vorige feitelijke aanleg worden begrepen.

Toelichting

Het amendement maakt duidelijk dat de rechter ook een veroordelend vonnis in de vorige feitelijke aanleg als nieuw bezwaar tegen de veroordeelde kan zien.

In de rechtspraak wordt verschillend geoordeeld over de vraag hoe de woorden «alsnog ernstige bezwaren» dienen te worden gelezen. Zo blijkt uit de behandeling van de zaak van de moord op het Sneker echtpaar Schuiten dat het Gerechtshof Leeuwarden zich op het standpunt stelt dat in hoger beroep een door de rechtbank tot een lange gevangenisstraf veroordeelde man niet opnieuw in voorlopige hechtenis kan worden genomen, omdat er geen «nieuwe bezwaren» tegen hem gerezen waren. Blijkbaar oordeelde de rechter dat een veroordelend vonnis in de vorige feitelijke aanleg geen op zichzelfstaand nieuw ernstig bezwaar is. Het gevolg van deze uitleg van artikel 75, tweede lid is dat de veroordeelde, wiens voorlopige hechtenis door de Raadkamer van de rechtbank was opgeheven, door die rechtbank werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf, maar vrij bleef rondlopen. Door het Gerechtshof werd de man tot 18 jaar veroordeeld, maar gelet op de gegeven interpretatie van artikel 75, tweede lid, werd de man niet in voorlopige hechtenis genomen. Met de behandeling in cassatie is veel tijd gemoeid. Gedurende al die tijd kan de veroordeelde vrij rondlopen. Een dergelijke situatie is voor nabestaanden onbegrijpelijk.

Dittrich

Naar boven