nr. 11
AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN VAN HOOF EN BAKKER
Ontvangen 26 oktober 1995
De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:
I
Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
1. In afwijking van de artikelen 4, tweede en derde lid, en 5, eerste
lid, zijn de overheidswerkgever die ten behoeve van het bij hem in dienst
zijnde personeel een vrijstelling heeft verkregen als bedoeld in artikel 23a,
eerste lid of, indien die vrijstelling is verleend aan een groep van overheidswerkgevers,
die overheidswerkgevers gezamenlijk en de meerderheid van de representatieve
verenigingen van de bij die overheidswerkgever of overheidswerkgevers in dienst
zijnde overheidswerknemers of centrales van overheidspersoneel bevoegd tot
het aangaan van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2. Artikel 5, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
II
In artikel 21, derde lid, wordt de zinsnede «met inachtneming van
de in artikel 22, derde lid, geregelde voorwaarden of van artikel 23, tweede
lid» vervangen door: met inachtneming van de in artikel 22, derde lid,
geregelde voorwaarden of van de artikelen 23, vierde lid, en 23a, derde lid.
III
Artikel 23 komt te luiden:
Artikel 23
1. Op het gezamenlijke verzoek van de sectorwerkgever en de meerderheid
van de binnen de desbetreffende sector representatieve verenigingen van overheidspersoneel
of centrales van overheidspersoneel kan de verplichte deelneming
van de desbetreffende sector in de Stichting Pensioenfonds door Onze Minister
worden ingetrokken met ingang van een datum die niet na 31 december 2000 is
gelegen.
2. De in het eerste lid bedoelde intrekking vindt niet eerder plaats dan
nadat Onze Minister daarover heeft overlegd met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en het advies heeft ingewonnen van de ROP.
3. De in het eerste lid bedoelde intrekking wordt na 31 december 2000
verricht door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4. Het derde lid van artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.
IV
Na artikel 23 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23a
1. Tot 1 januari 2001 kan, op het gezamenlijk verzoek van de overheidswerkgever
of van een groep overheidswerkgevers en de meerderheid van de representatieve
verenigingen van de bij die overheidswerkgever of overheidswerkgevers in dienst
zijnde overheidswerknemers of centrales van overheidspersoneel, door Onze
Minister aan die overheidswerkgever of overheidswerkgevers ten behoeve van
het bij hen in dienst zijnde personeel vrijstelling worden verleend van de
in artikel 21, eerste lid, bedoelde verplichte deelneming.
2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt niet eerder verleend
dan nadat Onze Minister daarover het advies heeft ingewonnen van de betrokken
sectorwerkgever en van de ROP.
3. Het derde lid van artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.
4. Onze Minister kan, na overleg hierover met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en na het advies daaromtrent te hebben ingewonnen
van de ROP, nadere regels stellen met betrekking tot de verlening van vrijstelling,
bedoeld in het eerste lid.
Toelichting
De voorgestelde wijziging van het wetsvoorstel beoogt een eerdere uittreding
uit de Stichting Pensioenfonds ABP dan het jaar 2001 mogelijk te maken. Voor
zover deze uittreding betrekking heeft op een sector, geschiedt dit door de
intrekking van de verplichte deelneming, zoals in het oorspronkelijke artikel
23 is voorzien. Voor zover het gaat om afzonderlijke overheidswerkgevers of
een groep van overheidswerkgevers vindt de uittreding plaats nadat vrijstelling
als bedoeld in het nieuwe artikel 23a is verleend.
Omdat de Grondwet vereist dat de wet regels stelt inzake de rechtspositie
van ambtenaren, dient een voorziening te worden getroffen dat uittredende
afzonderlijke overheidswerkgevers of groepen overheidswerkgevers bevoegd zijn
tot het aangaan van een pensioenovereenkomst. Het nieuwe artikel 5a strekt
daartoe.
De nieuwe tekst van artikel 23 maakt het mogelijk dat reeds eerder dan
2001 een sector uittreedt uit de Stichting Pensioenfonds ABP. Tot dat jaar
beslist de Minister van Binnenlandse Zaken over de intrekking van de verplichte
deelneming, met ingang van dat jaar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het nieuwe artikel 23a strekt er toe dat ontheffing kan worden verleend
van de verplichte deelneming aan afzonderlijke overheidswerkgevers of een groep van overheidswerkgevers. Daarover kunnen door de Minister
van Binnenlandse Zaken nadere regels worden gesteld.
Van Hoof
Bakker