24 202 Jaarverslag Europese Rekenkamer

Nr. 26 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 januari 2011

De vaste commissies voor de Rijksuitgaven1, voor Europese Zaken2 en voor Financiën3 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Financiën over de het jaarverslag 2009 van de Europese Rekenkamer.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 januari 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De griffier van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Wat is, gezien de stijging van de foutmarges in de categorie Landbouw en natuurlijke hulpbronnen, de rol van de herziening van het Financieel Reglement van de EU? Is er een mogelijkheid dat foutenmarges voor deze categorie verder worden opgerekt?

In de huidige situatie hanteert de Europese Rekenkamer voor haar betrouwbaarheidsverklaring een foutenmarge van 2%. Deze norm wordt in Europa gehanteerd bij de décharge beoordeling voor alle beleidsvelden in de EU-begroting. De Europese Commissie heeft in het kader van de herziening van het Financieel Reglement van de Europese Unie voorstellen gedaan om te komen tot toepassing van haar concept «Tolerable Risk of Error» en deze te kunnen variëren per beleidsveld. De Commissie hanteert hiervoor een systematiek waarin zij een evenwicht zoekt tussen de kosten en baten van controles per beleidsveld waardoor de foutenmarge kan wijzigen.

De door de Commissie voorgestelde wijzigingen in het Financieel Reglement zouden betekenen dat periodiek door de wetgevende autoriteit een beslissing wordt genomen over de foutenmarge per beleidsveld. Hiervoor zou door de lidstaten op verzoek van de Commissie worden gerapporteerd over de door hun gemaakte controlekosten en ontvangen subsidies. In het geval van belangrijke wijzigingen in de controleomgeving zou de Commissie volgens haar voorstellen overgaan tot een herziening van de vastgestelde foutenmarge.

De voorstellen van de Commissie moeten nog inhoudelijk met de lidstaten worden besproken waarna de Raad een standpunt zal innemen, ook met betrekking tot dit onderwerp. Omdat hier sprake is van co-decisie wetgeving zal ook het Europees Parlement hiermee moeten instemmen. De Europese Rekenkamer heeft echter in reactie op de voorstellen van de Commissie benadrukt dat de voorgestelde wijzigingen geen invloed mogen hebben op hoe de Europese Rekenkamer, als onafhankelijk orgaan, haar foutenmarge vaststelt op basis van internationale standaarden. Daarnaast stelt de Europese Rekenkamer voor dat het Europees Parlement en de Raad overwegen of het Financieel Reglement de Commissie moet verplichten dat uitgavenvoorstellen beter worden doorgelicht bij de indiening ervan en dat Commissie haar diagnose van de oorzaken van fouten zal verbeteren. Zoals in het Algemeen Overleg van 5 oktober 2010 is aangegeven is de Nederlandse positie dat er voorrang wordt gegeven aan het doorvoeren van verbeteringen aan de voorkant van het proces. Concreet betekent dit dat Nederland inzet op de verbetering van de uitvoering, de toepassing van intelligente controlemethodes op basis van prestaties en risico’s en het vereenvoudigen van regelgeving.

2

Wat kan er, mede in het licht van de nationale begrotingscontrole door de EU en de nieuwe crisismechanismen, gedaan worden om de overzichten van het Bruto Nationaal Inkomen van de lidstaten te verbeteren?

De kwaliteit van het Bruto Nationaal Inkomen is onderwerp van een permanent en complex Europees proces gericht op betrouwbare en vergelijkbare bni’s van de lidstaten. Daarbij is de Commissie (Eurostat, het statistische bureau van de EU) de hoeder van een correcte toepassing van de EU-regelgeving in de lidstaten om het bni te berekenen. Het huidige kwaliteitssysteem dat door de Commissie gehanteerd wordt (administratieve controles van bni-vragenlijsten en verificatie van bni-vragenlijsten) is geschikt om een sluitende beoordeling van het bni van de lidstaten te kunnen maken en geeft geen aanleiding tot wijziging. De Europese Rekenkamer concludeert dat de toezicht- en controlesystemen van de Commissie op doeltreffende wijze de regelmatigheid van de ontvangsten waarborgen. Desondanks geeft de Commissie aan in haar reactie op de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer dat het complexe kwaliteitssysteem, dat aan de basis staat van betrouwbare en vergelijkbare bni-verzichten, een voortdurend punt van aandacht is (en daarmee ook het identificeren en ontwikkelen van goede werkmethoden voor de lidstaten en beoordelingsprocedures).

3

Aangezien driekwart van de foutenmarge van maar liefst 36 procent onder de categorie Cohesie komt door foutieve aanbesteding, wat kan volgens u gedaan worden aan betere naleving van, nota bene EU-regels met betrekking tot aanbestedingen?

Duidelijke en heldere regelgeving is erg belangrijk voor de correcte uitvoering van, bijvoorbeeld, aanbestedingen. De Commissie, maar ook het kabinet, spant zich in voor éénduidige geharmoniseerde regelgeving voor alle lidstaten, om op deze manier onnodige nationale interpretaties te voorkomen en het risico op fouten te laten afnemen. Het kabinet heeft onlangs in een door de Commissie opgestelde vragenlijst over het rapport van de Europese Rekenkamer aangegeven dat een belangrijke te nemen maatregel is duidelijkheid verschaffen over en het vereenvoudigen van de invulling van aanbestedingen onder de door de Europese Unie gestelde drempels en deze drempels op te hogen.

4

Er wordt op verschillende vlakken melding gemaakt van het feit dat door de lidstaten niet altijd betrouwbare informatie aan de Commissie wordt verstrekt, vooral op het gebied van correcties. Welke lidstaten betreft het hier en wat zijn de precieze gevolgen hiervan? Zijn er mechanismen om dit gedrag in de toekomst te voorkomen?

De Europese Rekenkamer presenteert haar resultaten per beleidsveld, en niet per lidstaat. Als bij de bevindingen in het rapport de naam van de lidstaat niet vermeld wordt in de hoofdtekst en de bijlagen, dan is deze informatie ook niet bekend bij het kabinet. Een gevolg van het ontbreken van betrouwbare informatie kan zijn dat de Commissie niet op de hoogte is van de door de lidstaat verrichtte invorderingen en intrekkingen. De Commissie heeft – in het kader van haar actieplan van 2008 – in negentien lidstaten audits uitgevoerd van de systemen van intrekkingen en vorderingen. In 2010 controleerde de Commissie de overige lidstaten. De Commissie geeft aan dat de gerapporteerde bedragen nu een meer bevredigende weergave geven en dat de gegevens van betere kwaliteit zijn. Ook verwacht de Commissie dat door de invoering van een gestandaardiseerde rapportageprocedure de kwaliteit van de door lidstaten aangeleverde informatie zal verbeteren. Tot slot heeft de Commissie in 2010 een aangepast richtsnoer gepubliceerd over intrekkingen en vorderingen.

5

Wat is de Nederlandse positie ten opzichte van voorstellen om te voorkomen dat de vervanging van niet-subsidiabele uitgaven door nieuwe uitgaven niet leidt tot de declaratie van nieuwe niet-subsidiabele uitgaven door de lidstaten?

Deze bevinding van de Europese Rekenkamer heeft betrekking op de afhandeling van de programmaperiode 2000–2006. Het kabinet steunt de Commissie in haar follow-up van het door de Europese Rekenkamer gesignaleerde risico ten aanzien van het opnieuw declareren van niet-subsidiabele uitgaven. In sommige gevallen heeft de Commissie financiële correcties aangebracht, terwijl in andere gevallen kon worden volstaan met een herinnering aan de geldende voorschriften (waaronder de selectiecriteria voor programma’s). Het Nederlandse systeem voor de huidige programmaperiode (2007–2013) is erop gericht te voorkomen niet-subsidiabele kosten bij de Europese Commissie worden gedeclareerd en zonodig, als blijkt dat toch een niet-subsidiabele declaratie is gedaan, deze te corrigeren. Dat geldt vervolgens ook voor de nieuwe subsidiabele kosten.

6

Heeft Nederland zich gehouden aan de richtlijnen voor het plaatsen van overheidsopdrachten? Zo nee, waarom niet? Welke drie lidstaten hebben deze regels in de meeste gevallen niet correct toegepast? Hoe kan in de toekomst voorkomen worden dat deze richtlijnen niet correct toegepast worden?

Uit de bevindingen van de Europese Rekenkamer valt niet af te leiden of Nederland zich heeft gehouden aan de richtlijnen voor het plaatsen van overheidsopdrachten. De Europese Rekenkamer controleert niet alle lidstaten, maar neemt een steekproef en presenteert op basis daarvan haar bevindingen. De bevindingen van de Europese Rekenkamer geven dus geen compleet beeld van welke lidstaten de richtlijnen voor het plaatsen van overheidsopdrachten correct toepassen. In het Financieel Jaarverslag Rijk is aangegeven dat bij diverse departementen onregelmatigheden in de rechtmatigheid naar voren komen met de betrekking tot de naleving van Europese aanbestedingsregels. Naleving van Europese voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten is dan ook een blijvend punt van aandacht bij handhaving van de regels. Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 3 geldt ook hier dat éénduidige en heldere regelgeving erg belangrijk is voor de correcte uitvoering ervan. De Commissie, maar ook het kabinet, spant zich in voor éénduidige geharmoniseerde regelgeving voor alle lidstaten, om op deze manier onnodige nationale interpretaties te voorkomen en het risico op fouten te laten afnemen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Slob, A. (CU), Omtzigt, P.H. (CDA), Veen, E. van der (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), voorzitter, Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Mulder, A. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Besselaar, I.H.C. van den (PVV) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Rouvoet, A. (CU), Knops, R.W. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ziengs, E. (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Gerbrands, K. (PVV), Beek, W.I.I. van (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Monasch, J.S. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Grashoff, H.J. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Hamer, M.I. (PvdA), Kuiken, A.H. (PvdA), Gent, W. van (GL), Beertema, H.J. (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Pechtold, A. (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Graus, D.J.G. (PVV) en Hijum, Y.J. van (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Verburg, G. (CDA), voorzitter, Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Vacature (PVV).

Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Azmani, M. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Voordewind, J.S. (CU), Driessen, J.H.A. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Berge, C.N. van den (GL), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Kortenoeven, W.R.F. (PVV).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Slob, A. (CU), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), voorzitter, Omtzigt, P.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66) en Huizing, M.E. (VVD).

Plv. leden: Rouvoet, A. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Werf, M.C.I. van der (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Hijum, Y.J. van (CDA), Leegte, R.W. (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Veen, E. van der (PvdA), Vacature (SP), Grashoff, H.J. (GL), Schaart, A.H.M. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66) en Ziengs, E. (VVD).

Naar boven