24 172
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken

B
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

De wijzigingen in het voorstel van wet en in de memorie van toelichting, die het gevolg zijn van vernummering van leden van artikelen of van correcties in de redactionele sfeer – daaronder begrepen de wijzigingen die zijn voortgevloeid uit de redactionele kanttekeningen van de Raad – zijn in het onderstaande overzicht niet afzonderlijk opgenomen.

I. VOORSTEL VAN WET

1. Artikel I, onderdeel B.2

Dit onderdeel luidde oorspronkelijk:

B.2. In het derde lid wordt, onder verlettering van onderdeel e in onderdeel f, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

e. met betrekking tot de overdrachtsbelasting: over het tijdvak dat aanvangt op de dag nadat de aangifte is gedaan dan wel had moeten worden gedaan;.

2. Artikel III, onderdeel E.2

In artikel 9, vierde lid, ontbraken oorspronkelijk de woorden «of door zijn rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht of erfrecht».

3. Artikel III, onderdeel F

Dit onderdeel luidde oorspronkelijk:

F. In artikel 13, eerste lid, wordt «vorige verkrijging van dezelfde goederen» vervangen door: vorige verkrijging van dezelfde goederen door een ander.

4. Artikel IV, onderdeel C

Dit onderdeel ontbrak oorspronkelijk.

5. Artikel V

Het eerste lid luidde oorspronkelijk:

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt met uitzondering van het in Artikel III, onderdeel H, opgenomen artikel 55 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer terug tot en met 31 maart 1995 18.00 uur.

Het vijfde lid ontbrak oorspronkelijk.

In het zesde lid (oorspronkelijk vijfde lid), eerste volzin, luidde de zinsnede na «telkens voor een tiende gedeelte verschuldigd» oorspronkelijk: in elk van de negen boekjaren, volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan bezigen.

In het zevende lid (oorspronkelijk zesde lid) luidde de zinsnede «het tijdstip van ingebruikneming van de onroerende zaak door de huurder is gelegen vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet, tenzij deze wet in werking treedt na 31 december 1995, in welk geval de ingebruikneming door de huurder moet hebben plaatsgehad vóór 1 januari 1996» oorspronkelijk: de ondernemer de onroerende zaak is gaan bezigen tussen 1 januari 1995 en 1 januari 1996.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

Paragraaf «2.9. Inwerkingtreding» ontbrak oorspronkelijk.

1. ALGEMENE INLEIDING

De tiende tot en met negentiende volzin van de eerste alinea ontbraken oorspronkelijk, met dien verstande dat enkele volzinnen oorspronkelijk waren opgenomen in de toelichting op artikel V; verwezen zij daarvoor naar artikel V hierna.

In de tweede alinea, eerste volzin, stond in de plaats van «f 520 mln» oorspronkelijk: f 450 mln.

In de tweede alinea, derde volzin, stond in de plaats van «f 150 mln» oorspronkelijk: f 80 mln.

De laatste volzin van de tweede alinea ontbrak oorspronkelijk.

2. REPARATIEWETGEVING

1. Paragraaf 2.1

In de tweede alinea, de voorlaatste volzin, ontbraken oorspronkelijk de woorden: alsook met die van de communautaire regelgeving inzake omzetbelasting,.

2. Paragraaf 2.2

In de eerste alinea ontbrak oorspronkelijk de laatste gedachtenstreep.

De tweede volzin van de derde alinea luidde oorspronkelijk: «Deze maatregel past nog niet binnen het raamwerk van de richtlijn, die de herzieningsperiode voor onroerende zaken bepaalt op maximaal 10 jaar. Omdat Nederland op de mogelijkheid van verlenging van die periode heeft aangedrongen zal de richtlijn echter op korte termijn zodanig worden gewijzigd dat dit maximaal 20 jaar wordt. Politiek is hierover al overeenstemming bereikt. Ik kom hierop terug.»

De zevende tot en met de tiende alinea ontbraken oorspronkelijk.

3. Paragraaf 2.3

De laatste volzin van de tweeëntwintigste alinea (aanvangende met de woorden «De Commissie is zich evenwel») ontbrak oorspronkelijk.

In de vierentwintigste alinea, tweede volzin, stond in de plaats van de woorden «door met name» oorspronkelijk: door het ontbreken van een herzieningsregeling voor diensten en door.

De tweede volzin van de vijfentwintigste alinea ontbrak oorspronkelijk.

De zevenentwintigste tot en met negenentwintigste alinea, alsmede de eenendertigste alinea ontbraken oorspronkelijk.

4. Paragraaf 2.4

In de vijfde alinea, derde volzin, ontbraken oorspronkelijk de woorden: «vestiging, maar ook overdracht e.d.,».

De laatste alinea ontbrak oorspronkelijk.

5. Paragraaf 2.6

De laatste volzin van de eerste alinea ontbrak oorspronkelijk.

In de vierde alinea stond in de plaats van de zesde en de zevende volzin oorspronkelijk: «Daarom stel ik tevens voor de verkrijging krachtens natrekking in de heffing van overdrachtsbelasting te betrekken indien het daarbij gaat om een levering ter zake waarvan omzetbelasting verschuldigd is en de vergoeding lager is dan de grondslag voor de heffing van de overdrachtsbelasting, indien deze verschuldigd zou zijn.» De vijfde en de zesde alinea ontbraken oorspronkelijk.

In de zevende alinea stond in de plaats van de derde en de vierde volzin oorspronkelijk: «Van deze vrijstelling wordt veelvuldig een oneigenlijk gebruik gemaakt.

Het laten vervallen van de vrijstelling leidt (ook in bona fide gevallen) niet tot ongewenste resultaten, aangezien de WBR voor verkrijgingen krachtens verdeling reeds een regeling kent die tot een redelijk resultaat leidt. Deze regeling, die is opgenomen in artikel 12 WBR, houdt in dat bij verkrijging krachtens verdeling rekening wordt gehouden met het aandeel dat de verkrijger tot aan de verdeling reeds had in de verdeelde goederen. Slechts het meerdere dat men verkrijgt wordt in de heffing betrokken. Dit resultaat acht ik redelijk; ook in gevallen waarin de gemeenschap is ontstaan door een gezamenlijke verkrijging.»

De achtste tot en met de laatste alinea ontbraken oorspronkelijk.

6. Paragraaf 2.7

In de plaats van de eerste en de derde alinea, eerste volzin, stond oorspronkelijk:

«De in de vorige paragrafen opgenomen reparatiemaatregelen hebben niet het gewenste effect indien de verkrijging van de economische eigendom niet in de heffing van overdrachtsbelasting wordt betrokken. De hiervoor beschreven maatregelen in de overdrachtsbelasting sorteren thans immers alleen effect indien een goed in civielrechtelijke zin wordt verkregen. De te lage heffing van omzetbelasting wordt dan ten dele teniet gedaan door de heffing van overdrachtsbelasting. In verband hiermee – maar ook omdat vanuit de invalshoek van de overdrachtsbelasting reeds jarenlang wordt gestreefd naar mogelijkheden om de overdracht van economische eigendom onder de werkingssfeer van de overdrachtsbelasting te brengen – bevat dit wetsvoorstel bepalingen die het mogelijk maken de economische eigendomsoverdracht op efficiënte wijze te onderwerpen aan de overdrachtsbelasting.»

De tweede alinea was oorspronkelijk elders in deze paragraaf opgenomen (zie hierna).

De laatste en de voorlaatste volzin van de vijfde alinea waren oorspronkelijk opgenomen aan het slot van de vierde alinea.

De vijfde en zesde volzin van de zesde alinea ontbraken oorspronkelijk.

In de zesde alinea, de voorlaatste volzin, ontbrak oorspronkelijk de zinsnede na de puntkomma.

In de plaats van de achtste alinea, vierde en vijfde volzin, en van de negende tot en met de veertiende alinea, stond oorspronkelijk:

«Zoals hiervoor is aangegeven, is het in het kader van reparatiemaatregelen in de sfeer van de omzetbelasting noodzakelijk de overdracht van economische eigendom onder de werkingssfeer van de overdrachtsbelasting te brengen. Daarnaast is het belasten van de verkrijging van de economische eigendom ook vanuit die belasting zelf te motiveren. Het aantal aan de fiscus bekende overdrachten van economische eigendom neem jaarlijks toe. Het is van algemene bekendheid dat in een aantal gevallen overdrachtsbelasting wordt ontgaan door de juridische levering achterwege te laten.»

Voorts was daarna de huidige tweede alinea opgenomen en vervolgens:

«Gezien de ongewenste consequenties in deze sfeer is het noodzakelijk de wetgeving aan te passen mede in het verlengde van de voorgestelde btw-aanpassingen. Gezien het verband dat bestaat met de reparatiemaatregelen in de sfeer van de omzetbelasting met betrekking tot de constructies met onroerende zaken, treden de desbetreffende maatregelen daarmee gelijktijdig is werking. Voor het ontbreken van een goed aanknopingspunt voor heffing en controle (de notariële akte) is – zolang niet in het civiele recht aanpassingen worden aangebracht – het nodig te berusten in een oplossing in de sanctiesfeer. Op degene die de economische eigendom overdraagt, wordt een meldingsplicht gelegd. Voldoen hij daaraan niet, dan verbeurt hij een boete. Degene die de economische eigendom verkrijgt, is gehouden aangifte te doen. De Algemene wet inzake rijksbelastingen is hierop van toepassing. Indien de verkrijger geen aangifte doet, loopt hij het risico van een 100 percent boete. Ik stel voorts voor de naheffingstermijn te verlengen tot twaalf jaar, dezelfde termijn als geldt voor de navordering ter zake van opbrengsten verkregen uit in het buitenland gelegen goederen. Zo'n sanctiestelsel in combinatie met de naheffingsmogelijkheid zal het doorgaans mogelijk maken op enig moment heffingsmanco's te corrigeren. Dit zal in het bijzonder het geval zijn als er in de administratieve vastlegging ten behoeve van andere belastingen melding wordt gemaakt van het overgaan van economisch belang of de gevolgen daarvan.

Tot slot stel ik in de invorderingssfeer voor om de vervreemder hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de verschuldigde belasting. Het voorgestelde is noodzakelijk om de nakoming van de verplichtingen met betrekking tot de heffing van overdrachtsbelasting bij de overdracht van economische eigendom af te dwingen.»

In de plaats van de laatste en de voorlaatste alinea stond oorspronkelijk: «Wel stel ik mij voor in dit licht bij de besluitvorming over de aanwending van opbrengsten ook in het bijzonder te bezien in hoeverre de tegemoetkomingen en uitzonderingen in de overdrachtsbelasting kunnen worden verbeterd met het oog op het verbeteren van de fiscale infrastructuur.»

7. Paragraaf 2.9

Deze paragraaf ontbrak oorspronkelijk, met dien verstande dat enkele volzinnen en alinea's oorspronkelijk waren opgenomen in de toelichting op artikel V; verwezen zij daarvoor naar artikel V hierna.

8. Paragraaf 2.10

In de eerste alinea, tweede volzin, stond in de plaats van «zo'n f 520 mln» en «f 150 mln» oorspronkelijk: «ongeveer f 450 mln» onderscheidenlijk «f 80 mln».

De vijfde, zesde en zevende alinea ontbraken oorspronkelijk.

3. TOELICHTING OP DE ARTIKELEN

Artikel II (Wet op de omzetbelasting 1968)

Onderdelen A, C.1 en C.4

De tweede, vierde, vijfde en zesde alinea ontbraken oorspronkelijk.

Artikel III (Wet op belastingen van rechtsverkeer)

1. Onderdeel A

De vierde volzin van de eerste alinea ontbrak oorspronkelijk.

In de eerste alinea, zevende volzin – oorspronkelijk opgenomen als negende volzin – ontbraken oorspronkelijk de woorden «van tenietgaan en».

De achtste tot en met elfde volzin van de eerste alinea ontbraken oorspronkelijk.

De twaalfde, dertiende en veertiende tot en met zestiende volzin van de eerste alinea waren oorspronkelijk opgenomen als elfde, tiende, onderscheidenlijk zesde tot en met achtste volzin.

2. Onderdeel D

De toelichting op dit onderdeel luidde oorspronkelijk: «De wijziging van artikel 5 strekt ertoe het recht van bezit niet langer deel te laten uitmaken van de rechten waaraan onroerende zaken kunnen zijn onderworpen, die voor de heffing van overdrachtsbelasting buiten aanmerking blijven. Het recht van bezit kan dermate grote overeenkomsten vertonen met de economische eigendom, dat heffing van overdrachtsbelasting gerechtvaardigd is.»

3. Onderdeel E

In de tweede alinea, eerste volzin, ontbraken oorspronkelijk de woorden «, of bij zijn rechtsopvolger krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht,-».

In de tweede alinea, tweede volzin, ontbraken oorspronkelijk de woorden «– of zijn rechtsopvolger krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht –».

In de tweede alinea, derde volzin, luidden de woorden «binnen een bepaalde termijn» oorspronkelijk: binnen drie maanden.

4. Onderdeel F

In de eerste volzin luidden de woorden «binnen korte tijd» oorspronkelijk: binnen drie maanden.

De derde en vierde volzin ontbraken oorspronkelijk.

In de vijfde volzin luidden de woorden «periode van zes maanden» oorspronkelijk: periode van drie maanden.

5. Onderdeel H

In de tweede alinea luidden de woorden «een strafrechtelijke boete» oorspronkelijk: een vergrijpboete.

Artikel IV (Invorderingswet)

1. Onderdeel A

In deze volzin ontbrak oorspronkelijk de zinsnede: als de risico-aansprakelijkheid van de notaris ontbreekt.

2. Onderdeel C

De toelichting op dit oorspronkelijk niet opgenomen onderdeel ontbrak oorspronkelijk.

Artikel V

In de eerste alinea, eerste volzin, ontbraken oorspronkelijk de woorden: met betrekking tot een aantal artikelen terugwerkt.

Na de eerste alinea, tweede volzin, was oorspronkelijk opgenomen de derde volzin van de eerste alinea van paragraaf 2.9.

Na de eerste alinea, derde volzin, was oorspronkelijk opgenomen de vijfde volzin van de eerste alinea van paragraaf 2.9.

De zesde en zevende volzin van de eerste alinea ontbraken oorspronkelijk.

De tweede volzin van de tweede alinea ontbrak oorspronkelijk.

In de plaats van de tweede alinea, laatste volzin, stonden oorspronkelijk de volzinnen «Ik heb echter besloten dat niet te doen. Ik heb daarvoor de volgende overwegingen.» Voorts stonden na deze volzinnen oorspronkelijk de derde alinea, zesde tot en met laatste volzin, alsmede de vierde en vijfde alinea van de huidige paragraaf 2.9.

In de derde alinea, eerste volzin, luidden de woorden «met betrekking tot de overdrachtsbelasting» oorspronkelijk: met betrekking tot de economische-eigendomsoverdracht.

De tweede en derde volzin van de derde alinea ontbraken oorspronkelijk.

De laatste volzin van de vijfde alinea ontbrak oorspronkelijk.

De zesde alinea ontbrak oorspronkelijk.

In de plaats van de zevende alinea stond oorspronkelijk: «De voorgestelde reparatiemaatregelen in de sfeer van de omzetbelasting hebben ook effecten voor die situaties waarin een voorgenomen verhuurconstructie in alle opzichten, door een schriftelijk contract, geheel «rond» was vóór 31 maart 1995 18.00 uur, maar de feitelijke ingebruikneming van de onroerende zaak plaats heeft na 31 maart 1995. Onverkorte toepassing van de regels zoals opgenomen in dit wetsvoorstel leidt er in voorkomend geval toe dat op het moment van ingebruikneming van de onroerende zaken alle tot op het moment afgetrokken voorbelasting ineens en voor de volle 100% moet worden terugbetaald aan de fiscus. Op deze terugbetaling was niet altijd gerekend als contractueel geen rekening is gehouden met het risico van terugbetaling. Daarbij merk ik op dat, gezien de aangekondigde reparatiewetgeving, in een aantal gevallen contractureel ook wèl met een eventuele terugbetaling rekening is gehouden. Deze terugbetaling kan in een aantal gevallen problematisch zijn. Zij bedraagt overigens niet de volle 100% van de investeringsbelasting, want tegenover het terugbetalen van de afgetrokken voorbelasting staat dat in de toekomst ook geen btw over de huursommen behoeft te worden betaald (de verhuur is immers vrijgesteld).

Om deze mogelijke problematiek te voorkomen stel ik in het vijfde en zesde lid de volgende regeling voor. De btw behoeft niet in één keer op het moment van ingebruikneming van de onroerende zaak te worden terugbetaald, maar in het aantal termijnen van de herzieningsperiode, in deze gevallen is dat dus 10 jaar. Om redenen van gelijkheid dient deze regeling ook te gelden voor situaties waarin de feitelijke ingebruikneming plaatsvindt tussen 1 januari 1995 en 31 maart 1995 18.00 uur omdat ook in die gevallen anders de herziening van de vooraftrek in één keer zou plaatsvinden. Op deze wijze wordt gelijkheid gecreëerd met de gevallen waarin de huuroptieregeling betrekking heeft op onroerende zaken die al vóór 1 januari 1995 in gebruik waren genomen en die onder de nieuwe regeling aan een tijdsevenredige herziening worden onderworpen. In beide omstandigheden geldt als voorwaarde dat de onroerende zaak voor 1 januari 1996 in gebruik moet zijn genomen.

Ook in deze gevallen moeten belanghebbenden aantonen dat de schriftelijke contracten bestonden en compleet waren op 31 maart 1995, 18.00 uur, en dienen de contracten binnen vier weken na de inwerkingtreding van deze wet bij de inspecteur te zijn aangemeld.« Daarna waren vervolgens oorspronkelijk opgenomen:

– de elfde tot en met dertiende volzin van de eerste alinea van het huidige hoofdstuk 1. ALGEMENE INLEIDING;

– de volzin «De terugwerkende kracht die aan deze maatregelen wordt gegeven voorkomt dit naar mijn mening terecht.»; alsmede

– de laatste en de voorlaatste volzin van de eerste alinea van genoemd hoofdstuk 1.

Na de achtste alinea, tweede volzin, was oorspronkelijk opgenomen de laatste alinea, derde en vierde volzin, van de huidige paragraaf 2.9, met dien verstande:

– dat in de derde volzin de woorden «de aangifte en voldoening van belasting» oorspronkelijk luidden «de aangifte en voldoening van belasting, de berekening van heffingsrente, de ingangsdatum van de fiscale eenheid»; en

– dat in de vierde volzin de woorden «de aangifte en voldoening van belasting en voorts» oorspronkelijk luidden «de aangifte en voldoening van belasting, de toepassing van de heffingsrente en».

Naar boven