De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten naar aanleiding van de decentralisaties een grote rol
spelen bij de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een
handicap;
constaterende dat iedere gemeente verplicht is een lokale inclusie-agenda op te stellen
en een integraal plan te ontwikkelen voor het hele sociale domein om de deelname van
inwoners met een beperking aan de samenleving te bevorderen;
overwegende dat onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies
in overleg met het College voor de Rechten van de Mens laat zien dat een aanzienlijk
deel van de 355 gemeenten geen inclusie-agenda heeft opgesteld en de gemeenten die
wel een inclusie-agenda ontwikkelen daar een eigen invulling aan geven waarbij zij
zich beperkt richten op één of enkele terreinen – bijvoorbeeld alleen op toegankelijkheid
van de fysieke omgeving of alleen op het sociaal domein – of zich überhaupt niet richten
op mensen met een beperking;
overwegende dat de rijksoverheid tot op heden geen kaders stelt voor de lokale inclusie-agenda,
geen deadlines geeft voor invoering, de invoering door gemeenten niet monitort en
geen sancties oplegt voor het uitblijven van een lokale inclusie-agenda;
spreekt uit dat de gemeenten een belangrijke rol hebben in het realiseren van een
inclusieve samenleving;
verzoekt de regering, samen met mensen met een beperking en hun organisaties en de
VNG minimumeisen en kaders voor de lokale inclusie-agenda te ontwikkelen en de Kamer
hier uiterlijk voor de zomer over te informeren, de invoering van lokale inclusie-agenda’s
te monitoren en de voortgangsrapportage hierover te koppelen aan het coördinatiepunt
binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Kooten-Arissen