24 169
Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 september 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «genoemd in artikel 21» vervangen door: bedoeld in hoofdstuk III .

2. In onderdeel d wordt «genoemd in artikel 2» vervangen door: bedoeld in hoofdstuk II.

B

In artikel 19 vervalt «sociale».

C

In artikel 21, tweede lid, wordt onderdeel a vervangen door:

a. een kind van 16 jaar of ouder doch jonger dan 21 jaar, dat per kwartaal overdag, in verband met onderwijs of een beroepsopleiding, niet als extraneus ingeschreven, lessen of stages volgt, gedurende gemiddeld tenminste 213 klokuren;

D

Artikel 30 komt te luiden:

De nabestaande, het ouderloos kind en zijn wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge de artikelen 44 of 52 de uitkering wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de Bank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt uitbetaald.

E

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dan wel» vervangen door: of.

2. In het eerste lid wordt na «nagekomen,» ingevoegd: dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 30, niet binnen de door de Bank daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen,.

3. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een boete als bedoeld in artikel 34 wordt opgelegd.

F

In artikel 35, derde lid, wordt « de verzekerde» vervangen door: de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger en vervalt «persoon of».

G

In artikel 53, eerste lid, wordt «instelling» vervangen door: «inrichting of gemeente».

H

Aan artikel 62 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Tot op het moment dat toepassing kan worden gegeven aan het eerste lid, onderdeel b, blijft voor de vaststelling van de uitkering van degene, die op grond van het eerste lid recht op nabestaandenuitkering heeft, het besluit op grond van artikel 30a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.

I

In artikel 74, onderdeel D, wordt aan het voorgestelde artikel 30a van de Organisatiewet sociale verzekeringen een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in dit artikel.

J

In Artikel 75, onderdeel F, wordt in het voorgestelde artikel 30,eerste lid, van de Wet financiering volksverzekeringen wordt, onder toevoeging van een dubbele punt na «komen» en de letter a voor de zinsnede beginnend met «de premies» en vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. de boeten, bedoeld in artikel 34 van de Algemene nabestaandenwet.

K

Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «op de datum van inwerkingtreding van deze wet reeds tot wet is verheven» vervangen door: op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet tot wet is of wordt verheven.

2. Onderdeel F vervalt.

3. Na onderdeel H worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

I

In artikel 20f, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt «Algemene Weduwen- en Wezenwet» vervangen door: Algemene nabestaandenwet.

J

In artikel 20f, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt «Algemene Weduwen- en Wezenwet» vervangen door: Algemene nabestaandenwet.

L

Na artikel 90 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 90a

Indien het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties als ook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) niet tot wet is verheven en in werking is getreden op de datum van inwerkingtreding van deze wet:

a. treden tot het tijdstip van inwerkingtreding van het in de aanhef genoemde voorstel van wet de artikelen 33, vierde lid, 34 tot en met 40 en 73 van deze wet, en artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet financiering volksverzekeringen niet in werking;

b. wordt tot het in onderdeel a genoemde tijdstip in artikel 33, eerste lid, na «artikel 91, vierde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen» ingevoegd: of in artikel 30;

c. wordt tot dat tijdstip artikel 49, tweede lid, vervangen door zes leden, luidende:

2. Indien de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling aan welke ingevolge de artikelen 44 of 52 de uitkering wordt uitbetaald, uitkering op grond van deze wet, kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomswet ontvangt, kan het besluit tot terugvordering ten uitvoer worden gelegd door verrekening met die uitkering op grond van deze wet, die kinderbijslag of dat ouderdomspensioen.

3. Indien de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling aan welke ingevolge de artikelen 44 of 52 de uitkering wordt uitbetaald, een uitkering ontvangt op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet, betaalt de betrokken gemeente, onderscheidenlijk de betrokken bedrijfsvereniging het bedrag, dat wordt teruggevorderd, zonder dat daarvoor diens machtiging nodig is, op haar verzoek aan de Bank.

4. Indien degene van wie wordt teruggevorderd, geen kinderbijslag, pensioen of uitkering als bedoeld in het tweede of derde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde lid niet mogelijk is, wordt het besluit tot terugvordering bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoergelegd.

5. De tenuitvoerlegging van een besluit tot terugvordering vindt plaats met toepassing van het tweede en derde lid, dan wel van het vierde lid, dan wel van het tweede of derde in combinatie met het vierde lid.

6. Op het executoriaal beslag ingevolge dit artikel door de Bank op loon, sociale uitkeringen of andere periodieke betalingen, welke derden verschuldigd zijn of worden aan degene van wie wordt teruggevorderd, zijn de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing. De in artikel 479g aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan de Bank.

7. De tenuitvoerlegging van een besluit met toepassing van dit artikel geschiedt zodanig, dat de nabestaande of het ouderloos kind blijven beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

M

In artikel 93, onderdeel B, wordt «werkloze» vervangen door: gewezen.

N

Na artikel 94 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 94a

Tot het tijdstip waarop artikel I, onderdelen C, van het bij koninklijke boodschap van 18 juli 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten (24 258) in werking treedt, wordt in artikel 46, tweede lid, «over twee maanden, berekend naar de hoogte van die uitkering in de maand van overlijden van degene aan wie nabestaandenuitkering is toegekend» vervangen door: tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden van degene aan wie nabestaande uitkering is toegekend, plaatsvond.

O

Na artikel 97 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

Artikel 97a

1. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de algemene maatregelen van bestuur, mede op grond van de artikelen 7 en 47 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet getroffen, mede op de artikelen 12 en 58 van deze wet.

2. Artikel 13 van het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringen1 geldt voor beschikkingen ingevolge deze wet.

3. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de ministeriële regelingen op grond van de artikelen 4, 28 en 34f van de Algemene Weduwen- en Wezenwet op de artikelen 7, 43 en 45 van deze wet.

Toelichting

De meeste voorstellen tot wijziging in deze nota van wijziging zijn van technische aard en hebben te maken met de afstemming tot andere bij de Tweede Kamer in behandeling zijnde of reeds aanvaarde voorstellen van wet.

Onderdeel A

Met deze wijziging wordt, evenals in andere wetten, ruimer verwezen naar de Organisatiewet sociale verzekeringen. De genoemde hoofdstukken hebben betrekking op de Sociale Verzekeringsbank en het College van toezicht sociale verzekeringen.

Onderdeel B

Bij de voorbereiding van de op dit artikel gebaseerde algemene maatregel van bestuur (opgegaan in het Inkomensbesluit Anw) bleek, dat er niet alleen sprake is van samenloop met uitkeringen uit andere Mogendheden of van volkenrechtelijke organisaties, die gebaseerd zijn op sociale wetgeving. De toevoeging «sociale» zou de reikwijdte van dit artikel onnodig beperken.

Onderdeel C

In artikel 26 van de Algemene Kinderbijslagwet is het vereiste dat de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het volgen van onderwijs inmiddels vervangen door de aanduiding van het aantal klokuren per kwartaal. Daarbij is aangesloten.

Onderdelen D en E

De formuleringen van de inlichtingenverplichting (artikel 30) en het artikel over de maatregelen zijn aangepast aan de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid (hierna te noemen: wetsvoorstel boeten (Kamerstukken II, 1994/95, 23 909).

Onderdeel F

Deze wijziging heeft tot doel onjuistheden weg te nemen in de verwijzingen, die overigens gelijk zijn aan die in de andere artikelleden.

Onderdeel G

De formulering in artikel 53 is afgestemd op die van artikel 52, waarnaar in artikel 53 wordt verwezen.

Onderdeel H

De toevoeging aan de overgangsbepaling heeft tot doel tot op het moment, dat via de inkomenstoets uitkeringen afkomstig uit het buitenland worden beschouwd als inkomen, de met toepassing van de ministeriële regelen op grond van artikel 30a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) vastgestelde uitkeringen (de pro-rata-berekening) niet aan te passen. Anders zou voor de korte periode tot de toepassing van de inkomenstoets nog een aparte regeling voor de pro-rata berekende uitkeringen moeten worden getroffen.

Onderdeel I

In het kader van het arbeidsvoorzieningsbeleid is de samenwerking tussen de uitvoeringsorganen sociale zekerheid en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in alle relevante wetten geregeld. Daarbij is of wordt bepaald, dat voor die samenwerking bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld. Dit wordt nu ook voor de samenwerking tussen de Bank en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregeld.

Onderdeel J

In het voorstel van wet was verzuimd te regelen, dat de opbrengsten van de boeten bedoeld in artikel 34, ten gunste komen van het Nabestaandenfonds.

Onderdeel K

Het is op dit moment onduidelijk of en zo ja wanneer het wetsvoorstel boeten in werking treedt. In artikel 90 werd er nog vanuit gegaan, dat deze wet reeds in werking zou zijn getreden op het moment van inwerkingtreding van deze wet. De aanhef van artikel 90 is aangepast op de mogelijkheid, dat dit nog niet het geval zou kunnen zijn. Voorts kan wegens de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel boeten onderdeel F vervallen. De twee nieuwe onderdelen betreffen de verwijzingen in de boete-bepalingen in de daar genoemde wetten, de IOAW en IOAZ, die ten onrechte niet waren meegenomen in dit artikel.

Onderdeel L

Het nieuwe artikel 90a regelt hoe de bepalingen van dit wetsvoorstel luiden voor de tijd, dat het wetsvoorstel boeten op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet in werking is getreden. Geregeld is, dat dan de boetebepalingen niet gelden. Op overtreding van de inlichtingenplicht volgt dan een maatregel. Voorts moet dan voorzien worden in een aparte bepaling over de verrekening bij terugvordering op de wijze als in artikel 40 is geregeld over verrekening van de boete met andere uitkeringen. Er is hierbij vanuit gegaan, dat de bepalingen over de terugvordering in dit wetsvoorstel, die ook zijn opgenomen in het wetsvoorstel boeten duidelijke verbeteringen zijn ten opzichte van de vergelijkbare bepalingen in de AWW en niet omstreden zijn.

Onderdeel M

Dit betreft een verbetering in de aanduiding van de IOAZ.

Onderdeel N

In het genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de AOW en enkele andere wetten wordt voorgesteld dat de overlijdensuitkering de uitkering over twee maanden na de dag van overlijden bedraagt. Dit is een wijziging ten op zichte van de huidige regeling dat de uitkering na de maand waarin het overlijden plaatsvond nog twee maanden worden uitbetaald. In dit wetsvoorstel is al uitgegaan van de voorgestelde wijziging. Het ziet er naar uit, dat deze wijziging op een later tijdstip in werking treedt dan deze wet. Met dit artikel 94a wordt er in voorzien, dat tot dat deze wijziging in werking treedt de overlijdensuitkering op grond van deze wet de omvang heeft van de overlijdensuitkering in de nu nog bestaande bepalingen in de andere sociale verzekeringswetten.

Onderdeel O

Met dit artikel wordt er in voorzien, dat zodra deze wet in werking treedt een aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, die met de inwerkingtreding van deze wet uitsluitend wegens het intrekken van de AWW en de tot standkoming van deze wet zouden moeten worden gewijzigd, al op grond van deze wet de juiste grondslag krijgen en niet direct hoeven te worden aangepast.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten


XNoot
1

Stb. 1993, 779, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 april 1995 (Stb. 262).

Naar boven