24 163
Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie)

nr. 19
AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN ZUIJLEN EN H. G. J. KAMP

Ontvangen 15 februari 1996

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Aan artikel V worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

I

1. De radiofrequenties, bestemd voor het tot stand brengen van een of meer verbindingen tussen vaste punten (straalverbindingen), die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen zijn toegekend aan de houder van de concessie en waarvan door Onze Minister wordt vastgesteld dat deze op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet niet in gebruik zijn, worden door de houder van de concessie uiterlijk met ingang van de dertigste dag na het bedoelde besluit aan Onze Minister ter beschikking gesteld.

2. De houder van de concessie verstrekt ten behoeve van de toepassing van het in het eerste lid bepaalde binnen twee weken na de inwerkingtreding van deze wet aan Onze Minister een overzicht van de radiofrequenties die niet in gebruik zijn.

3. De radiofrequenties die op grond van het eerste lid aan Onze Minister ter beschikking zijn gesteld, worden door Onze Minister gedurende twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet uitsluitend gebruikt ten behoeve van de toekenning aan de houders van een infrastructuurvergunning als bedoeld in artikel 15 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur. Deze radiofrequenties worden bij de toepassing van artikel 20 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur op niet discriminerende wijze toegekend aan de bedoelde houders.

4. Met betrekking tot een besluit van Onze Minister op grond van dit onderdeel zijn de artikelen 43, 43a, 43b, 45, 46 en 47 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing.

J

1. Met betrekking tot radiofrequenties, bestemd voor het tot stand brengen van een of meer verbindingen tussen vaste punten (straalverbindingen) die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen zijn toegekend aan de houder van de concessie en die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet in gebruik zijn en die de houder van de concessie wenst te behouden, dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag in.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toekenning van radiofrequenties in het geval, bedoeld in het eerste lid. De in de vorige volzin bedoelde regels kunnen inhouden dat tot de bij een aanvraag te overleggen gegevens kunnen behoren gegevens met betrekking tot opstellocaties, straalzenderpaden, werkelijk beslag en aard van het gebruik per pad en per radiofrequentie en andere van belang zijnde planningsgegevens.

3. Indien de beslissing op de aanvraag door Onze Minister een gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag inhoudt, stelt Onze Minister vast op welke termijnen de door hem aan te geven radiofrequenties ter beschikking moeten worden gesteld aan Onze Minister ten behoeve van de toekenning daarvan aan anderen dan de houder van de concessie.

4. Radiofrequenties blijven bij de houder van de concessie in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist, met dien verstande dat in het geval, bedoeld in het derde lid, het tijdstip van gebruik eindigt bij het verstrijken van de betreffende termijnen. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend blijven de radiofrequenties bij de houder van de concessie in gebruik tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

5. Met betrekking tot een besluit van Onze Minister op grond van dit onderdeel zijn de artikelen 43, 43a, 43b, 45, 46 en 47 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing.

K

Met betrekking tot een besluit van Onze Minister op grond van Hoofdstuk V van deze wet is artikel 42 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing.

Toelichting

Met het amendement wordt bevorderd dat de radiofrequenties ook daadwerkelijk beschikbaar komen.

Van Zuijlen

H. G. J. Kamp

Naar boven